ECLI:NL:RBAMS:2024:2429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
1305727224
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtskamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, met name in het licht van eerdere uitspraken die wezen op een algemeen gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Belgische gevangenissen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De Belgische autoriteiten hebben garanties gegeven over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon, waaronder voldoende individuele leefruimte en toegang tot basisvoorzieningen. Ondanks zorgen over overbevolking en stakingen in Belgische gevangenissen, concludeerde de rechtbank dat de individuele detentiegarantie voldoende waarborgen biedt om te voorkomen dat de opgeëiste persoon wordt blootgesteld aan onmenselijke behandeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij zij zich baseerde op de geboden garanties van de Belgische autoriteiten en de afwezigheid van reëel gevaar voor de opgeëiste persoon. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.057272.24
Datum uitspraak: 18 april 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 20 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 februari 2024 door de eerste substituut-procureur des Konings Parket Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 april 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt dat het EAB ziet op:
een arrest van het Hof van Beroep Gent van 15 oktober 2019 en
een vonnis van de Rechtbank van eerste Aanleg Gent van 27 juni 2011 (referentie: 11/2752).
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij beide processen die tot voormelde beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van respectievelijk
vijf jaren en
twee jaren,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Van deze straffen resteren volgens het EAB in totaal nog 1219 dagen. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest respectievelijk vonnis.
Het arrest en het vonnis betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 5, 14, 18, 21, te weten:
-
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
-
Moord en doodslag, zware mishandeling;
-
Georganiseerde of gewapende diefstal;
-
Racketeering en afpersing.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van de Belgische lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond artikel 11 OLW: detentieomstandigheden België

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [3]
Tegen deze achtergrond is op 11 maart 2024 namens het Directoraat-generaal Wetgeving
,Fundamentele rechten en Vrijheden van de Dienst internationale samenwerking in strafzaken ten behoeve van de opgeëiste persoon de navolgende garantie gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Beveren

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m 2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m 2 inclusief vast meubilair.

De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm

Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de detentiegarantie onvoldoende waarborgt dat de rechten die zijn neergelegd in artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) worden nageleefd na overlevering aan België. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in Beveren, waar sprake is van overbevolking. Om die reden wordt sinds 1 april 2024 gestaakt door gevangenispersoneel. Omdat de situatie door de staking compleet is gewijzigd kan er niet worden vertrouwd op de naleving van de afgegeven detentiegarantie.
Gedetineerden in België zijn door de stakingen, overbevolking en personeelstekorten 24 uur per dag ingesloten, terwijl Europeesrechtelijk is vastgelegd dat zij een redelijk deel van de dag buiten hun cel mogen doorbrengen. In de detentiegarantie is verder niet opgenomen hoeveel uur de opgeëiste persoon per dag buiten zijn cel zal mogen doorbrengen. Ten slotte is in de detentiegarantie opgenomen dat de opgeëiste persoon drie vierkante meter individuele leefruimte heeft, maar blijken het meubilair in de cel en de sanitaire voorzieningen niet te zijn ingecalculeerd.
Daarom wordt verzocht om de zaak aan te houden teneinde meer specifieke detentiegaranties te verkrijgen teneinde het reële gevaar op een schending van artikel 4 Handvest weg te nemen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de afgegeven individuele detentiegarantie voldoet. Het openbaar ministerie is bekend met de incidenten en de stakingen en ziet dit dan ook als een bevestiging van het aangenomen algemeen reëel gevaar. Volgens het nieuwsbericht gaan de Belgische autoriteiten extra personeel inschakelen zodat er voldoende personeel is om de veiligheid van gedetineerden te garanderen. Ondanks de problemen in de Belgische detentie-instellingen voldoet de individuele detentiegarantie. Er is geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden, noch om de overlevering te weigeren.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [4] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie is weggenomen.
De rechtbank is ambtshalve bekend met de recente, afschuwelijke geweldsincidenten in de gevangenissen in Antwerpen en Sint-Gillis, en de (24-uurs) stakingen in Belgische detentie-instellingen. Deze omstandigheden - die de rechtbank als incidenten beschouwt - vormen naar het oordeel van de rechtbank een bevestiging van het algemene gevaar. De rechtbank is, gelet op de aard en de oorzaken van het vastgestelde algemene gevaar en gelet op de individuele garantie van de Belgische autoriteiten, onder meer voor wat betreft de minimum hoeveelheid individuele levensruimte, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar op een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen. Op dit moment is dus niet gebleken dat de afgegeven individuele detentiegarantie niet voldoet.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de eerste substituut-procureur des Konings Parket Antwerpen, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en E. Biҫer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden en A. Gabriëlse, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 april 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Rechtbank Amsterdam, 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.