ECLI:NL:RBAMS:2024:2408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
C/13/746869 / KG ZA 24-140
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbegroting van beslag en opheffing na bankgarantie in kort geding tussen Boarnstream Yachts B.V. en gedaagden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft eiseres Boarnstream Yachts B.V. een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die een motorjacht van Boarnstream hebben gekocht. De vordering van Boarnstream betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagden is gelegd op de bankrekeningen van Boarnstream. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024 heeft Boarnstream haar vorderingen toegelicht, terwijl gedaagden verweer hebben gevoerd. De voorzieningenrechter heeft op 14 maart 2024 een beslissing genomen, waarbij het beslag werd herbegroot en gedaagden werd opgedragen het beslag op te heffen na het stellen van een bankgarantie. De rechter heeft vastgesteld dat de belangenafweging in het voordeel van Boarnstream uitvalt, omdat het beslag ernstige gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van Boarnstream. De rechter heeft ook opgemerkt dat de vordering van gedaagden niet summierlijk ondeugdelijk is, maar dat er voldoende redenen zijn om het beslag te herbegroten. De vordering van Boarnstream is toegewezen, met de bepaling dat gedaagden het beslag moeten opheffen tegen verstrekking van een bankgarantie van € 175.000,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/746869 / KG ZA 24-140 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 14 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOARNSTREAM YACHTS B.V.,
gevestigd te Jirnsum,
eiseres bij dagvaarding van 28 februari 2024,
advocaat mr. J.C. Klompé te Loosdrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] (Portugal),
gedaagden,
advocaat mr. G. Hoek te Hengelo.
Eiseres zal hierna Boarnstream worden genoemd en gedaagden [gedaagde] (mannelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 7 maart 2024 heeft Boarnstream de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Na verder debat is de mondelinge behandeling gesloten en is de procedure pro forma aangehouden om partijen de gelegenheid te bieden de zaak te schikken. Bij e-mail van 11 maart 2024 heeft mr. Klompé geschreven dat partijen niet tot een schikking zijn gekomen. Bij e-mail van eveneens 11 maart 2024 heeft mr. Hoek gereageerd en als bijlage bij die e-mail een brief van [gedaagde] meegestuurd. Bij e-mail van 12 maart 2024 is aan mr. Hoek meegedeeld dat de brief van [gedaagde] niet tot de procedure wordt toegelaten. Bij e-mail van 12 maart 2024 heeft mr. Klompé aan de voorzieningenrechter verzocht de mogelijkheid van een voortzetting van de mondelinge behandeling te overwegen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is vervolgens op 14 maart 2024 de beslissing gegeven, in de vorm van een ‘kopstaartvonnis’. Het hierna volgende is de uitwerking daarvan en is afgegeven op 4 april 2024.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van Boarnstream: [naam] , directeur-grootaandeelhouder, met mr. Klompé;
- aan de zijde van [gedaagde] : de heer [gedaagde 2] met mr. Hoek.

2.De feiten

2.1.
Boarnstream is bouwer en verkoper van motorjachten.
2.2.
Bij overeenkomst van 9 maart 2022 heeft Boarnstream aan [gedaagde] verkocht een gebruikt motorjacht, type Boarncruiser 46 Traveller (hierna: het motorjacht) uit 2020 voor een prijs (inclusief btw) van € 898.049,00.
2.3.
Het motorjacht is op 8 april 2022 aan [gedaagde] geleverd.
2.4.
Het motorjacht is daarna nog terug geweest bij de werf van Boarnstream om garantiegebreken op te lossen.
2.5.
In de periode van 18 juni tot en met 12 oktober 2023 is er tussen partijen contact geweest over door [gedaagde] ondervonden problemen met het motorjacht.
2.6.
[gedaagde] heeft deskundigen Brunsmann Jacht- & ScheepsExperts en De Haas Van Oosterhout Marine Expert opdracht gegeven het motorjacht te onderzoeken. Beide deskundigen komen in hun rapporten van 8 september 2023 respectievelijk 22 september 2023 tot de conclusie dat het motorjacht non-conform is en niet voldoet aan hetgeen [gedaagde] mocht verwachten.
2.7.
Bij brief van 13 oktober 2023, met als bijlagen die hiervoor genoemde deskundigenrapporten, heeft [gedaagde] aan Boarnstream voorgesteld dat Boarnstream het motorjacht terugneemt in de huidige staat en zij een bedrag van € 968.726,49 betaalt aan [gedaagde] , bestaande uit onder meer terugbetaling van de koopprijs van het motorjacht, stallingskosten, herstelwerkzaamheden en expertisekosten. Bij e-mail van 20 oktober 2023 heeft Boarnstream aan [gedaagde] bericht niet bereid te zijn het motorjacht terug te nemen maar coulance halve bereid is een aantal gebreken te verhelpen.
2.8.
Bij brief van 15 november 2023 van zijn voormalig advocaat heeft [gedaagde] aan Boarnstream opnieuw voorgesteld dat Boarnstream het motorjacht terugneemt in de huidige staat en zij aan [gedaagde] € 979.831,65 betaalt, bestaande uit terugbetaling van de koopprijs van het motorjacht en de door [gedaagde] geleden schade. Bij brief van 23 november 2023 van haar advocaat heeft Boarnstream het voorstel van [gedaagde] afgewezen en haar eerdere voorstel, het coulance halve verhelpen van een aantal gebreken, herhaald.
2.9.
Bij brief van 5 februari 2024 van zijn advocaat heeft [gedaagde] weer voorgesteld dat Boarnstream het motorjacht terugneemt in de huidige staat, maar nu tegen betaling van een bedrag van € 985.558,00, bestaande uit terugbetaling van de koopprijs van het motorjacht en de door [gedaagde] geleden schade, bij gebreke waarvan [gedaagde] zal overgaan tot (buiten)gerechtelijke vernietiging of ontbinding van de koopovereenkomst. Bij brief van 6 februari 2024 van haar advocaat heeft Boarnstream haar eerdere voorstel herhaald, aan [gedaagde] meegedeeld dat zij een door haar ingeschakelde deskundige het motorjacht wil laten onderzoeken, en gevraagd wanneer deze deskundige het schip kan bezoeken.
2.10.
Bij verzoekschrift van 12 februari 2024 heeft [gedaagde] de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om ten laste van Boarnstream conservatoir derdenbeslag te mogen leggen onder ABN AMRO Bank, ING Bank en Rabobank. Bij beschikking van 15 februari 2024 is het verlof verleend, met begroting van de vordering inclusief rente en kosten op € 1.212.660,00.
2.11.
[gedaagde] heeft vervolgens derdenbeslag gelegd ten laste van Boarnstream onder ABN AMRO Bank. Het beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 621.095,00.
2.12.
Op 26 februari 2024 heeft de door Boarnstream ingeschakelde deskundige Beekmann Expertise in bijzijn van een van de door [gedaagde] ingeschakelde deskundigen het motorjacht onderzocht. In een door Beekmann Expertise opgesteld rapport staat dat het motorjacht ten tijde van de levering was voorzien van een geldige CE-certificering en dat van de 50 punten, genoemd in het rapport van Brunsmann Jacht- & ScheepsExperts, slechts 6 punten worden aangemerkt die voor reparatie in aanmerking komen en dat het repareren 5 uren in beslag zal nemen.
2.13.
Bij dagvaarding van 27 februari 2024 is [gedaagde] een bodemprocedure gestart tegen Boarnstream.

3.Het geschil

3.1.
Boarnstream vordert, samengevat:
primair:[gedaagde] te gebieden het op de bankrekeningen van Boarnstream bij ABN AMRO Bank gelegde beslag op te heffen en opgeheven te houden;
subsidiair:te bepalen dat het bedrag waarvoor [gedaagde] beslag mag leggen wordt beperkt tot € 175.411,60, althans tot een in goede justitie te bepalen bedrag, en [gedaagde] te gebieden het bij ABN AMRO Bank gelegde beslag op te heffen tegen verstrekking door Boarnstream van een bankgarantie voor dat bedrag;
primair en subsidiair:[gedaagde] te verbieden om opnieuw voor dezelfde vorderingen conservatoir beslag te leggen op de bankrekeningen van Boarnstream bij ABN AMRO Bank of op enige andere bankrekening of zaken van Boarnstream en [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2.
Wat betreft de grond dat summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht, geldt dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die opheffing vordert, in dit geval dus Boarnstream, met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is.
4.3.
Niet kan worden geoordeeld dat summierlijk is gebleken dat de vordering van [gedaagde] ondeugdelijk is. Volgens de door [gedaagde] ingeschakelde deskundigen is er van alles mis met het motorjacht, klopt de CE-certificering niet en beantwoordt het motorjacht niet aan de overeenkomst. Volgens de door Boarnstream ingeschakelde deskundige klopt de CE-certificering wel en valt het allemaal wel mee met de problemen aan het motorjacht en kunnen deze problemen met ongeveer 5 uren werk worden opgelost. Om te kunnen bepalen of het motorjacht beantwoordt aan de overeenkomst is nader (deskundigen)onderzoek en bewijslevering nodig. Dat gaat het kader van dit kort geding te buiten en moet gebeuren in de inmiddels aanhangig gemaakt bodemprocedure.
4.4.
Als niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering, kan ook een belangenafweging leiden tot opheffing van het gelegde beslag, dan wel herbegroting van de vordering waarvoor beslag is gelegd. Een belangenafweging – met herbegroting – moet in dit geval leiden tot opheffing van het beslag. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.5.
Aannemelijk is dat het beslag op de zakelijke bankrekening ernstige gevolgen heeft voor Boarnstream. Boarnstream heeft een onderneming draaiende te houden en door het beslag is het niet mogelijk de salarissen van haar werknemers en belastingen te betalen. Verder heeft Boarnstream ter zitting toegelicht dat Boarnstream door het beslag reputatie- en relatieschade lijdt. De motorjachten die Boarnstream verkoopt hebben de prijs van een villa. Boarnstream heeft klanten moeten verzoeken om de koopprijs op een andere bankrekening dan afgesproken te betalen (en daarom met deze klanten nieuwe overeenkomsten moeten sluiten). Boarnstream heeft daarbij open kaart gespeeld en uitgelegd dat dit noodzakelijk is vanwege het conservatoire beslag op haar bankrekening. Volgens Boarnstream is de schade die zij daardoor lijdt niet in cijfers uit te drukken. Deze toelichting komt de voorzieningenrechter aannemelijk voor. Het is begrijpelijk dat klanten zich afvragen wat er aan de hand is. Boarnstream heeft al met al voldoende aannemelijk gemaakt dat haar belang bij opheffing van het beslag groot is.
4.6.
De belangen van [gedaagde] wegen hier niet tegenop. [gedaagde] heeft reeds voor een groot deel van de door hem gestelde vordering zekerheid in de vorm van het motorjacht. Naar het zich laat aanzien is Boarnstream een goedlopend bedrijf en zal [gedaagde] , mocht hij in de bodemprocedure in het gelijk worden gesteld, verhaal voor zijn toegewezen vordering kunnen vinden. Daar komt bij dat [gedaagde] in het beslagrekest schadeposten heeft opgevoerd waarvan het maar zeer de vraag is of deze, als hij gelijk krijgt in de bodemprocedure, voor vergoeding in aanmerking komen. Zo heeft [gedaagde] zijn advocaatkosten begroot op € 11.500,00, zijn eigen werkuren op € 25.000,00 (250 uren keer € 100) en heeft hij in zijn schadeopstelling hotelkosten voor ruim € 1.100,00 opgenomen. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] onder deze omstandigheden belang heeft bij (extra) zekerheid voor deze schadeposten, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure.
4.7.
Bovenstaande belangenafweging leidt niet tot opheffing van het beslag maar tot herbegroting van de vordering waarvoor beslag is gelegd. Dit betekent dat de subsidiaire vordering van Boarnstream zal worden toegewezen, in die zin dat de vordering waarvoor de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 15 februari 2024 beslagverlof heeft verleend (ruim € 1 miljoen) – rekening houdend met de waarde die het motorjacht nog zal hebben en het feit dat Boarnstream ook overigens ‘gewoon’ verhaal zal bieden – wordt herbegroot op (afgerond) € 175.000,00 (inclusief rente en kosten) en [gedaagde] het beslag moet opheffen tegen verstrekking door Boarnstream van een bankgarantie conform het standaard NVB-model voor dat bedrag. Als uitgangspunt geldt dat een bankgarantie conform het standaard NVB-model, waarbij gegarandeerd is dat uitbetaling volgt bij een toewijzend vonnis (of arrest) dat in kracht van gewijsde is gegaan, voldoende zekerheid biedt in de zin van artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [1]
4.8.
Een verbod op voorhand om op grond van hetzelfde feitencomplex opnieuw beslag te leggen gaat te ver. De feiten kunnen lopende de bodemprocedure of door nieuw deskundigenonderzoek anders komen te liggen. Wel zal [gedaagde] bij een eventueel nieuw beslagverzoek dit vonnis over moeten leggen.
4.9.
Aangezien elk van de partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
herbegroot de vordering waarvoor de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 15 februari 2024 beslagverlof heeft verleend op € 175.000,00 en gebiedt [gedaagde] het bij ABN AMRO Bank gelegde beslag op te heffen tegen verstrekking door Boarnstream van een bankgarantie conform het standaard NVB-model voor dat bedrag,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024. [2]

Voetnoten

1.zie bijv. Hof ’s-Hertogenbosch 24 maart 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1061
2.type: MvG