Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Częstochowa, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot in behandeling nemen van het EAB, dat is uitgevaardigd op 26 juli 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1994, heeft een vrijheidsstraf van één jaar en twee maanden opgelegd gekregen voor zware mishandeling en een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Tijdens de zitting op 9 april 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, maar dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft aangegeven dat hij na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op verzet of hoger beroep.
De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks dat de verzetgarantie uit Polen niet onvoorwaardelijk is. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon, die sinds 2019 in Nederland verblijft, niet voldoende heeft aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering en dat de feiten voldoen aan de eisen van de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.