Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
Hierbij wordt verstaan onder:
1.
werknemer:a. degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;
(…)
2.
werkgever: ieder, die één of meer winkels exploiteert en werknemers in dienst heeft, met uitzondering van (…)
3.
winkel:iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, koek- en banketartikelen, maaltijden, maaltijdcomponenten, ijs, chocolade en chocoladeproducten, snoep- en zoetwaren, zoutjes, onderleggers en notenbarproducten, delicatessen, dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigdheden en wenskaarten, lectuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen, waaronder iedere fysieke en virtuele inrichting waarin een kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin des woords, gespecialiseerde zuiveldetailhandel dan wel een supermarkt of levensmiddelenwinkel op een recreatiepark wordt geëxploiteerd;
In geval van samenloop is bepalend de hoofdactiviteit in loonbedrag en aantal arbeidsdagen. Is de hoofdactiviteit niet een fysieke of virtuele winkel, kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin van het woord of gespecialiseerde zuiveldetailhandel, dan geldt de verplichtstelling alleen voor de werknemers die zich met het levensmiddelenbedrijf bezighouden.
4. Levensmiddelenbedrijf:het bedrijf waarin in winkels overwegend een verscheidenheid van verbruiksartikelen als genoemd wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen."
3.De vordering en het verweer in conventie
4.De vordering en het verweer in reconventie
5.De beoordeling
iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen (…) wordt verkocht”. Uit deze definitie, gelezen in combinatie met de verdere tekst van de werkingssfeerbepaling, volgt – anders dan Gorillas lijkt te betogen met haar standpunt dat in een fulfilment centrum niets wordt verkocht (zie 3.2 hiervoor) – niet dat slechts van een winkel sprake is als er een fysieke plek is waar de consument zelf boodschappen kan doen of boodschappen overhandigd krijgt. Ook een virtuele winkel wordt uitdrukkelijk onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit gebracht. Naar gangbaar taalgebruik moet daaronder worden verstaan een online winkel waar artikelen kunnen worden gekocht, precies zoals dat bij Gorillas (via een App) gebeurt. Dat deze winkel niet fysiek toegankelijk is voor klanten, doet daaraan niet af. Van onduidelijke bewoordingen van de werkingssfeerbepaling is geen sprake. De tekst van de cao voor het levensmiddelenbedrijf zoals in de spreekaantekeningen onder 3.17 is aangehaald geeft geen aanleiding tot een ander oordeel, net zo min als de algemene aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid (om werkingssfeerbepalingen voor verplicht gestelde pensioenfondsen te actualiseren vanwege technische ontwikkelingen/innovaties) waarop Gorillas in dit verband een beroep heeft gedaan.
€ 68,00(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)