Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 16 producties van Picnic c.s.
- de conclusie van antwoord uitsluitend bevattende een exceptie van nietigheid en een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid, met 8 producties van Vakcentrum c.s.
- de conclusie in de incidenten, tevens akte houdende wijziging van eis, met productie 17 van Picnic c.s.
- de conclusie van antwoord, tevens akte uitlating wijziging van eis en eis in reconventie van Vakcentrum c.s.
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 18 tot en met 23 van Picnic c.s.
- de brief van 9 januari 2024 van mr. E.F.V. Boot betreffende het faillissement van PieterPot B.V.
- de akte overlegging producties 9 tot en met 17 van Vakcentrum c.s.
- de akte overlegging producties 24 en 25 van Picnic c.s..
2.De zaak in het kort
werkgevers die één of meer winkels exploiteren”. Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb moeten de cao daarom met terugwerkende kracht toepassen over de periode waarin deze algemeen verbindend was.
3.De feiten
werkgever een, in dit geval, virtuele inrichting exploiteert waar een verscheidenheid aan gebruiksartikelen worden verkocht”. Volgens de kantonrechter was dat bij Picnic Fulfilment en Picnic Hubs niet het geval, waardoor zij de betreffende cao niet hoefden toe te passen. Dat vonnis heeft kracht van gewijsde.
Deze overeenkomst geldt, tenzij in dit artikel of elders in deze cao anders is bepaald, alleen voor alle werknemers als bedoeld in artikel 2d die een arbeidsovereenkomst hebben met of een werkgever die is aangesloten bij het Vakcentrum en alle werkgevers die één of meer winkels exploiteren die voldoen aan de omschrijving van artikel 2 onder a, met uitzondering van:
winkel: iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, koek- en banketartikelen, maaltijden, maaltijdcomponenten, ijs, chocolade en chocoladeproducten, snoep- en zoetwaren, zoutjes, onderleggers en notenbarproducten, delicatessen, dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigdheden en wenskaarten, lectuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigdheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen. Tevens iedere fysieke en virtuele inrichting waarin een kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin des woords wordt geëxploiteerd, gespecialiseerde zuiveldetailhandel of supermarkten, levensmiddelenwinkels op recreatieparken.
4.Het geschil
5.De beoordeling
werkgevers die één of meer winkels exploiteren die voldoen aan de omschrijving van artikel 2 onder a”.
iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen (..) wordt verkocht.”Het begrip werkgever wordt in de cao LMB gedefinieerd als: “
iedere natuurlijke of rechtspersoon, die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert, dan wel een (rechts)persoon die deel uitmaakt van de groep waartoe de partij die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert behoort en die weliswaar niet zelf één of meer winkels exploiteert, maar wier activiteiten samenhangen met de exploitatie van de winkel(s), en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft (…).
zelfexploiteren van een winkel geen voorwaarde is om onder de werkingssfeer van de cao LMB te vallen.
allewerknemers van ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van de cao, dus ook op werknemers van functies die niet expliciet zijn genoemd in het functiehandboek.
6.De beslissing
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;