ECLI:NL:RBAMS:2024:2303

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
10019403 EL 22-72
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van effectenleaseovereenkomsten en terugbetaling door Dexia

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Dexia Nederland B.V. over de vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en dat Dexia verplicht is om de door [echtgenoot eiser] betaalde bedragen terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat [echtgenoot eiser] de overeenkomsten is aangegaan zonder schriftelijke toestemming van [eiser], wat volgens de wet leidt tot vernietigbaarheid van de overeenkomsten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vernietigingsbrief van 4 september 2004 tijdig was en dat de vordering uit onverschuldigde betaling niet was verjaard. Dexia heeft betwist dat Leaseproces gemachtigd was om namens [eiser] op te treden, maar de rechtbank heeft deze betwisting verworpen op basis van de overgelegde volmacht. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot terugbetaling van de door [echtgenoot eiser] betaalde bedragen, verminderd met ontvangen dividenden, en heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf het moment dat Dexia in verzuim was. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van Dexia gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 10019403 EL 22-72
vonnis van: 11 april 2024
Vonnis van de kantonrechter:
i n z a k e
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
t e g e n
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juli 2022;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte van [eiser] (aangeduid als conclusie van dupliek);
  • de rolbeslissing van 14 december 2023;
  • de akte uitlaten bewijs van [eiser] ;
  • de antwoordakte van Dexia.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[echtgenoot eiser] (verder: [echtgenoot eiser] ) heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
Ia.
[nummer 1]
7-6-2000
WinstVerDriedubbelaar (o)
36 mnd
€ 9.636,00
Ib.
[nummer 1]
10-6-2003
WinstVerDriedubbelaar (v)
36 mnd
€ 9.637,44
IIa.
[nummer 2]
29-11-2000
WinstVerDriedubbelaar (o)
36 mnd
€ 13.965,30
IIb.
[nummer 2]
2-12-2003
WinstVerDriedubbelaar (v)
36 mnd
€ 14.303,34
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
6-6-2006
- € 2.390,54
Ja
II
25-5-2006
- € 7.054,84
Ja, deels verrekend
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [echtgenoot eiser] op grond van de overeenkomsten en de verlengingen van die overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 7.104,95 aan maandtermijnen en een bedrag van € 9.445,38 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [echtgenoot eiser] € 485,18 aan dividenden ontvangen. Dexia heeft € 493,38 aan dividenden verrekend. Op 12 januari 2011 heeft [echtgenoot eiser] een bedrag van € 828,75 aan Dexia betaald in verband met het tussen hem en Dexia gewezen vonnis van 10 november 2010.
2.4.
[echtgenoot eiser] was ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten gehuwd met [eiser] . [eiser] heeft [echtgenoot eiser] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten.
2.5.
Bij brief van 4 september 2004 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [eiser] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 1:89 BW.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover rechtens toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en Dexia te veroordelen om al hetgeen [echtgenoot eiser] krachtens die overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, aan [eiser] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag der door [echtgenoot eiser] gedane betalingen, althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan die der voldoening, met veroordeling van Dexia in de kosten van het geding.
3.2.
Dexia betwist de vorderingen van [eiser] .
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Toereikende volmacht
4.1.
Dexia betwist dat Leaseproces gevolmachtigd is om namens [eiser] deze procedure op te starten. Bij rolbeslissing van 14 december 2023 heeft de kantonrechter [eiser] in de gelegenheid gesteld een volmacht te overleggen. Bij akte van 18 januari 2024 heeft [eiser] een volmacht overgelegd van 15 januari 2017, waarin onder andere is opgenomen dat Leaseproces gemachtigd wordt om een gerechtelijke procedure tegen Dexia aan te spannen. Gelet op deze volmacht gaat de kantonrechter voorbij aan dit verweer van Dexia.
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW
4.2.
Er is sprake van huurkoop. Dit betekent dat [echtgenoot eiser] voor het aangaan van elke overeenkomst de schriftelijke toestemming van [eiser] behoefde (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3868). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiser] de bevoegdheid een beroep te doen op de vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:88 en 1:89 BW.
4.3.
Tussen [echtgenoot eiser] en Dexia is reeds een procedure gevoerd met betrekking tot de vraag of de in geding zijnde overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd op grond van artikel 1:89 BW. Bij vonnis van 10 november 2010 is beslist dat de vernietiging niet tijdig was ingeroepen en de vernietiging aldus geen doel treft. De subsidiaire vordering volgend uit het beroep van [echtgenoot eiser] op de zorgplicht van Dexia slaagde wel. Het voorgaande resulteerde erin dat beide partijen nog een bedrag aan elkaar verschuldigd waren. [echtgenoot eiser] heeft tegen dit vonnis geen beroep ingesteld.
4.4.
Voor de volledigheid overweegt de kantonrechter dat de Hoge Raad in zijn arrest van 24 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:810) heeft beslist dat indien er een eerdere procedure is gevoerd tussen de handelende echtgenoot en de wederpartij, de daarin gedane uitspraak de andere echtgenoot niet bindt. Ook indien in de eerdere procedure onherroepelijk is beslist dat aan de buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging van de rechtshandeling door de niet handelende echtgenoot geen rechtsgevolg toekomt, kan de niet handelende echtgenoot de vraag of aan die verklaring rechtsgevolg toekomt in een nieuwe procedure aan de orde stellen zonder dat het gezag van gewijsde van de eerdere uitspraak tegen deze echtgenoot kan worden ingeroepen. Een andere uitkomst zou niet stroken met de strekking van artikel 1:88 BW en de onafhankelijke rechtspositie die in artikel 1:89 BW aan de niet handelende echtgenoot is toegekend, aldus de Hoge Raad. Het voorgaande leidt ertoe dat [eiser] – zoals alhier aan de orde - in een nieuwe procedure de buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging van de rechtshandeling door de niet handelende echtgenoot (het aangaan van de overeenkomsten) aan de orde kan stellen.
Beroep Dexia op verjaring vordering uit onverschuldigde betaling
4.5.
Dexia stelt dat de door [eiser] ingestelde vordering uit onverschuldigde betaling is verjaard, dat de gemachtigde van [eiser] (hierna Leaseproces) niet gevolmachtigd was om namens [eiser] enige verjaring te stuiten en dat niet (voldoende tijdig) een door [eiser] aan Leaseproces verleende volmacht voor het verrichten van een stuitingshandeling is overgelegd nadat Dexia de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Leaseproces uitdrukkelijk had bestreden.
4.6.
[eiser] heeft bovengenoemde stellingen van Dexia gemotiveerd betwist. [eiser] verwijst daarbij naar de brieven van Leaseproces van 24 januari 2012 en 27 oktober 2016 (zie productie 11 bij conclusie van repliek) voor al haar cliënten (onder wie [echtgenoot eiser] ) en de eega’s van de betreffende cliënten, waarmee de verjaring van al hun rechten ten aanzien van al hun vorderingen jegens Dexia zijn gestuit. Daarnaast wijst zij op de opt-out in februari 2007 die ook namens [eiser] is verzonden.
4.7.
Niet is door Dexia betwist dat de opt-out ook namens [eiser] is verzonden. Dexia was er vanaf dat moment van op de hoogte dat de gemachtigde van [echtgenoot eiser] en [eiser] zich presenteerde als gevolmachtigde van [echtgenoot eiser] en [eiser] . Uit de inhoud van de brief van 24 januari 2012 volgt dat deze eveneens namens [eiser] is verzonden. Op grond van artikel 3:71 lid 1 BW kunnen verklaringen, door een gevolmachtigde afgelegd, door de wederpartij als ongeldig van de hand worden gewezen, indien zij de gevolmachtigde terstond om bewijs van de volmacht heeft gevraagd en dit bewijs niet op de in deze bepaling omschreven wijze wordt geleverd. Gesteld noch gebleken is dat Dexia destijds ten aanzien van de opt-out of de brief van 24 januari 2012 heeft betwist dat [echtgenoot eiser] als cliënt van Leaseproces haar heeft gevolmachtigd om namens hem de verjaring te stuiten en dat Leaseproces tevens gevolmachtigd was om dit ook namens zijn eega, ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, te doen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat deze brief mede namens [eiser] is verzonden. De stuitingsbrief van 27 oktober 2016 bouwt hierop voort. De betwisting van de volmacht van [eiser] aan Leaseproces, zoals volgens Dexia vervat in haar brief van 31 oktober 2016, hetgeen Leaseproces betwist, doet derhalve niet meer ter zake, want hiermee is door Dexia sowieso niet terstond, namelijk onmiddellijk na ontvangst van de opt-out en de brief van 24 januari 2012, om bewijs van haar volmacht gevraagd. Daarna kan op artikel 3:71 lid 1 BW geen beroep meer worden gedaan, nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] op enig moment na 24 januari 2012 de volmacht heeft herroepen dan wel dat Leaseproces de volmacht heeft opgezegd.
4.8.
Voorts is als gevolg van de op het moment van vernietiging van de leaseovereenkomst door [eiser] (4 september 2004) reeds aanhangige collectieve procedure de verjaring van de restitutievordering gestuit en wel tot zes maanden nadat dit hof in zijn beschikking van 25 januari 2007 de WCAM-overeenkomst verbindend heeft verklaard (zie Hoge Raad 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018 en Hoge Raad 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:936). Uit het vorenstaande volgt dat de vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling tijdig is gestuit en dat het verjaringsverweer van Dexia moet worden verworpen.
De vernietiging ex artikel 1:88/89 BW
4.9.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 oktober 2015 (JOR 2015/337 m.nt. mr. T.M.C. Arons, ECLI:NL:HR:2015:3018) beslist dat de stuitende werking op de voet van artikel 3:316 lid 1 BW van een collectieve vordering in de zin van artikel 3:305a BW zich uitstrekt tot de verjaring van een op die collectieve actie, ingesteld op 13 maart 2003, aansluitende, individuele vordering tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens artikel 1:89 BW en dat dit ingevolge het bepaalde in artikel 3:52 lid 2 BW ertoe leidt dat ook de verjaring van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging wordt gestuit. Voorts heeft de Hoge Raad daarin bepaald dat een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring als hiervoor bedoeld, die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in artikel 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken, tijdig is uitgebracht.
4.10.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:936) volgt dat tot uitgangspunt moet worden genomen dat de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten is gestuit indien uiterlijk zes maanden na 25 januari 2007, dat wil zeggen uiterlijk op 25 juli 2007, een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring is afgegeven.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep op vernietiging van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 1:89 BW zoals opgenomen in de vernietigingsbrief tijdig is gedaan. Dit omdat deze overeenkomsten zijn aangegaan binnen drie jaar voorafgaand aan het aanhangig maken van de collectieve vordering bij dagvaarding van 13 maart 2003.
4.12.
Het voorgaande betekent dat sprake is van een rechtsgeldige vernietiging.
Dexia dient aan [eiser] ter zake van de overeenkomsten te betalen al hetgeen [echtgenoot eiser] ter zake van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen [echtgenoot eiser] ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomsten.
4.13.
[eiser] heeft de door Dexia verstrekte financiële gegevens onvoldoende weersproken, zodat van de juistheid van de hiervoor bedoelde door Dexia overgelegde gegevens wordt uitgegaan.
Wettelijke rente, overig en proceskosten
4.14.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het einde van de termijn als genoemd in de vernietigingsbrief (19 september 2004).
4.15.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van de overeenkomsten is toewijsbaar als volgt.
4.15.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
4.15.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomsten, is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
4.15.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 4.12. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
4.15.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
4.16.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
4.17.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) die in verband met bovenstaande vorderingen zijn gemaakt aan de zijde van [eiser] . Voor de akte van 2 november 2023 wordt geen salaris toegekend, nu deze geen bijzondere inhoud heeft. Voor de akte van 18 januari 2024 wordt ook geen salaris toegekend, nu het op de weg van [eiser] had gelegen de procesvolmacht eerder in de procedure over te leggen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2,00 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 888,03.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomsten zijn vernietigd,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] ter zake de overeenkomsten te betalen hetgeen Dexia op grond van de hiervoor in rov. 4.12. bedoelde berekening verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente die Dexia verschuldigd is ter zake de hiervoor genoemde overeenkomsten op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 4.14. en 4.15.,
5.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 883,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: BF