In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting behandeld. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag, die op 18 oktober 2023 was opgelegd, ingetrokken op basis van coulancebeleid. Eiseres had geen belang meer bij haar beroep, omdat de heffingsambtenaar haar tegemoet was gekomen door de aanslag te vernietigen. De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de dochter van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft, aangezien de naheffingsaanslag is vernietigd en zij met de behandeling van haar beroep niet in een betere positie kan komen. De rechtbank kan geen uitspraak doen over andere naheffingsaanslagen die aan eiseres zijn opgelegd, omdat deze niet in deze zaak aan de orde zijn. Er is afgesproken dat partijen in overleg zullen treden over de betaling van de parkeervergunning om toekomstige naheffingsaanslagen te voorkomen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.