ECLI:NL:RBAMS:2024:22

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
13/120303-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel, veroordeling voor mensensmokkel en illegaal tewerkstellen van vrouwen in de prostitutie

Op 3 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en mensensmokkel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van mensenhandel, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de vrouwen niet op een onaanvaardbare wijze in hun keuzevrijheid had beperkt. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan mensensmokkel en het illegaal tewerkstellen van zeven vrouwen uit Zuid-Amerika in de prostitutie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte deze vrouwen had geholpen bij het verkrijgen van toegang tot Nederland en hen had laten werken, terwijl zij wist dat hun verblijf en werk wederrechtelijk waren. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de feiten en de gestelde schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/120303-21
Datum uitspraak: 3 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 1 februari en 22 november 2023. Het onderzoek is op de zitting van 3 januari 2024 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. C.G. Matze naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van benadeelde partij [benadeelde partij 1] en benadeelde partij [benadeelde partij 2] , beiden bijgestaan door mr. A. Koopsen.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat zij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan het:
1.
medeplegen van mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie ten aanzien van [benadeelde partij 1] in de periode van 1 februari 2020 tot en met 11 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Colombia en/of Spanje;
2.
medeplegen van het behulpzaam zijn van [benadeelde partij 1] , negen andere bij naam genoemde vrouwen en/of andere vrouwen bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland in de periode van 1 februari 2020 tot en met 4 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Colombia en/of Brazilië en/of Venezuela en/of Spanje
en/of
medeplegen van het uit winstbejag behulpzaam zijn van deze personen bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland,
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
3.
medeplegen van het arbeid doen verrichten door de onder feit 2 genoemde personen in de periode van 1 februari 2020 tot en met 4 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Colombia en/of Brazilië en/of Venezuela en/of Spanje, terwijl verdachte wist of ernstige reden te vermoeden had dat deze personen zich de toegang of verblijf in Nederland wederrechtelijk hadden verschaft,
terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat, bezien tegen de achtergrond van het dossier, onvoldoende duidelijk is wat bedoeld wordt met de zinsnede “één of meer andere vrouw(en)” onder feit 2 en 3 in de tenlastelegging. Er kan niet van verdachte worden verwacht dat zij zich ten aanzien van de betreffende zinssnede op adequate wijze verdedigt. Dit brengt mee dat de dagvaarding ten aanzien van dit onderdeel niet voldoet aan de eisen die gesteld zijn door artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), en partieel nietig zal worden verklaard.
3.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Op 11 maart 2020 werd er door [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) naar de politie gebeld, waarbij zij beweerde gekidnapt en in gevaar te zijn. [benadeelde partij 1] werd kort daarna door de politie huilend en in paniek aangetroffen op een hotelkamer in het Mercure Hotel in Amsterdam. [benadeelde partij 1] verklaarde dat zij sinds een maand werkzaam was als prostituee in Amsterdam en hiertoe op het idee was gekomen door een vrouw uit Colombia. Zij werd bij haar werkzaamheden geholpen door een tussenpersoon met de naam ‘ [voornaam verdachte] ’. Deze persoon zou voor haar de seksadvertenties plaatsen en de afspraken met klanten regelen. Ze was bang omdat [voornaam verdachte] deel zou uitmaken van een grote criminele organisatie.
In het hotel sprak de politie ook met twee andere vrouwen die daar werkzaam waren als prostituee, [naam vrouw 1] (hierna: [naam vrouw 1] ) en [naam vrouw 2] (hierna: [naam vrouw 2] ). Zij gaven allebei aan dat zij bij hun werkzaamheden werden geholpen door een tussenpersoon, waarbij [naam vrouw 1] ook de naam ‘ [voornaam verdachte] ’ noemde.
Op 2 april 2020 deed [benadeelde partij 1] aangifte tegen ‘ [voornaam verdachte] ’. [benadeelde partij 1] verklaarde ook over een man genaamd ‘ [naam 1 man] ’ of ‘ [naam 2 man] ’, die [voornaam verdachte] zou helpen. Met deze personen bleek [benadeelde partij 1] verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) te bedoelen.
Het onderzoek dat daarop volgde (onderzoek ‘Duvalco’) heeft tot de verdenking van mensenhandel tegen verdachte en [medeverdachte] geleid.
In de loop van het onderzoek kwamen steeds meer vrouwen naar voren die werkzaam waren als prostituee en waarvan werd vermoed dat zij een link hadden met verdachte en [medeverdachte] . Deze vrouwen hadden allemaal geen verblijfsrecht in Nederland. Daarmee rees ook de verdenking dat verdachte en [medeverdachte] zich, naast de seksuele uitbuiting van [benadeelde partij 1] , schuldig hadden gemaakt aan mensensmokkel van meerdere vrouwen en de illegale tewerkstelling van deze vrouwen.

5.Standpunten van procespartijen

5.1.
Officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [benadeelde partij 1] (feit 1). Ook acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 en 3 ten aanzien van zeven vrouwen. Verdachte en [medeverdachte] zijn de vrouwen behulpzaam geweest bij het zich toegang tot en verblijf verschaffen in Nederland. Daarnaast hebben zij deze vrouwen werk laten verrichten terwijl dit niet was toegestaan. Verdachte en [medeverdachte] hebben van hun handelen een gewoonte gemaakt. Van de vrouwen [naam vrouw 3] (hierna: [naam vrouw 3] ) , [naam vrouw 4] (hierna: [naam vrouw 4] ) en [naam vrouw 5] (hierna: [naam vrouw 5] ) is onduidelijk gebleven hoe ze in Nederland zijn gekomen en of verdachte en/of [medeverdachte] daarbij behulpzaam zijn geweest. Verdachte dient ten aanzien van deze vrouwen te worden vrijgesproken.
5.2.
Verdediging
Volgens de raadsvrouw dient verdachte te worden vrijgesproken van de mensenhandel ten aanzien van [benadeelde partij 1] (feit 1). De vrouwen zijn allemaal vrijwillig en zelfstandig naar Nederland gekomen. Verdachte hielp de vrouwen alleen bij hun prostitutiewerkzaamheden in Nederland. Van het geld dat de vrouwen aan haar afdroegen betaalde zij de kosten voor onder andere de advertenties en de hotelkamers. De vrouwen stonden altijd stand-by, wat niet betekent dat zij ook altijd aan het werk waren. Welke seksuele handelingen de vrouwen uitvoerden werd door hen zelf bepaald en de extra verdiensten hoefden ook niet aan verdachte te worden afgedragen. Nergens blijkt uit dat de vrouwen ergens toestemming voor moesten vragen of dat zij niet over hun eigen paspoort konden beschikken.
Bovendien zijn de verklaringen van [benadeelde partij 1] onbetrouwbaar. Zij kampte met psychische problematiek. Ook blijkt uit de WhatsApp-berichten dat zij werd gemanipuleerd door een jongen die zij in Amsterdam had ontmoet genaamd ‘ [naam jongen] ’, zodat zij voor hem aan het werk zou gaan. Ook in het feit dat [benadeelde partij 1] in aanmerking kwam voor de verblijfsregeling mensenhandel (de rechtbank begrijpt: de B8/3 regeling) indien zij aangifte zou doen, lag er voor haar een belang om belastend te verklaren.
Volgens de raadsvrouw dient verdachte ook te worden vrijgesproken van de mensensmokkel en het illegaal tewerkstellen van de in de tenlastelegging genoemde vrouwen (feiten 2 en 3). Mensen afkomstig uit Zuid-Amerika mogen Spanje inreizen en hebben dan een toeristenvisum voor 90 dagen. De toegang tot het Schengengebied was daarom niet illegaal en de vrouwen waren vrij om naar Nederland te reizen. Prostitutie is in Nederland een legaal beroep onder bepaalde voorwaarden. Niet gezegd kan worden dat de vrouwen hadden kunnen weten dat zij niet aan die voorwaarden voldeden en dat het werk dat zij gingen doen illegaal was. Ook voor verdachte was dit niet duidelijk.
Verdachte was bovendien een instrument in de handen van [medeverdachte] . Zij werd door hem volledig geïsoleerd, overladen met liefde en was nooit buiten zijn nabijheid. Verdachte was voor [medeverdachte] de toegang tot de latinomeisjes die in Nederland in de prostitutie wilden werken. Dat verdachte als hoofdverdachte is aangemerkt, komt omdat de politie er vanuit is gegaan dat alle bij de aanhouding inbeslaggenomen telefoons aan haar toebehoorden en dat zij de enige was die deze telefoons gebruikte. Er was echter sprake van een machtsverhouding, waarbij [medeverdachte] verdachte manipuleerde en beheerste. Verdachte kan hoogstens als medeplichtige worden aangemerkt, maar deze vorm van deelneming is niet aan haar ten laste gelegd.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of het handelen van verdachte ten aanzien van [benadeelde partij 1] onder de specifieke omstandigheden van het geval kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 3, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (feit 1). Vervolgens zullen de verdenking van mensensmokkel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen (feiten 2 en 3) worden besproken.
Daarbij zal de rechtbank eerst de feiten en omstandigheden uiteenzetten, waarvan de rechtbank uitgaat.
Ten aanzien van ieder feit zal worden gemotiveerd tot welke conclusies de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen is gekomen, waarbij ook hetgeen de officier van justitie en de raadsvrouw hebben aangevoerd zal worden besproken, voor zover sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dan wel verweer.
6.1.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Algemeen
Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte te koppelen is aan de website ‘ [naam website] ’, waarop 13 vrouwen werden aangeboden om een dag mee door te brengen. [2] [3] Ook is verdachte te koppelen aan een advertentie op de Spaanse website ‘ [naam website] ’. In de advertentie staat vermeld dat er gezocht wordt naar prostituees voor werkzaamheden in Amsterdam. In de advertentie worden er werkplekken aangeboden en hoge geldbedragen in het vooruitzicht gesteld. Er worden foto’s getoond van schaars geklede vrouwen en stapels bankbiljetten. [4] Verdachte heeft deze advertentie opgewaardeerd. [5] Het telefoonnummer van verdachte blijkt daarnaast te zijn gekoppeld aan de Spaanse escort website ‘escortmeetings.com’. [6]
De naam van verdachte komt ook naar voren in een politiemutatie uit 2017. Bij een prostitutiecontrole was in een telefoon een contact ‘ [voornaam verdachte] ’ aangetroffen, dat door de politie is geïdentificeerd als verdachte. In de telefoon was een WhatsApp-gesprek aangetroffen waarin verdachte verschillende malen vrouwen aanbood voor werk, in ruil voor geld. De screenshots die door verdachte waren verstuurd kwamen overeen met de foto’s op de website escortmeetings.com. [7]
Uit onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons van verdachte is onder andere naar voren gekomen dat verdachte contact had met een vrouw genaamd ‘ [naam 1] ’, die aan verdachte meisjes aanbood om voor haar te werken en waarvoor zij betaald kreeg. [8] [9]
Verdachte heeft verklaard dat de vrouwen die voor haar werkten uit eigen wil naar Nederland kwamen. Ze hebben allemaal zelf contact met haar opgenomen omdat zij in Nederland in de prostitutie wilden werken. Verdachte was bekend met het prostitutiewerk in Nederland, omdat zij hier zelf ook als prostituee had gewerkt. Vrouwen waarmee zij toen had gewerkt gaven haar telefoonnummer door aan andere vrouwen. Verdachte zorgde voor een advertentie, onderdak en vervoer. Zij stond telefonisch de klanten te woord en maakte dan de afspraken voor de vrouwen. Voor haar diensten ontving verdachte 50% van de verdiensten van de vrouwen, zoals dat vooraf met hen was afgesproken. Hiervan betaalde zij ook [medeverdachte] voor zijn werkzaamheden. Volgens verdachte was [medeverdachte] degene die de vrouwen vervoerde naar en van klanten en het geld bij de vrouwen ophaalde. [10] [11]
Verdachte dacht dat prostitutiewerk in Nederland legaal was en heeft zich daardoor laten leiden. Haar kennis was echter beperkt en ze had meer informatie moeten vergaren over wat er wel en niet mocht. [12]
Bij de aanhouding van verdachte en [medeverdachte] zijn er in totaal 10 mobiele telefoons in beslag genomen. [13] Van in ieder geval één van de telefoons is gebleken dat deze in gebruik was als telefoon om afspraken met klanten mee te maken. Uit de in de telefoon aangetroffen berichten bleek dat klanten betaalden via een tikkie. [14] Het Imei-nummer van de onder verdachte in beslag genomen Iphone 11 was gekoppeld aan het telefoonnummer eindigend op * [nummer] (hierna: * [nummer] ). Dit telefoonnummer is door verschillende vrouwen genoemd als het telefoonnummer van ‘ [voornaam verdachte] ’. De gebruiker van het Imei-nummer is geïdentificeerd als verdachte. [15] [16] [17]
In de Iphone 12 van verdachte is een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] aangetroffen, waarin zij veelal met elkaar spraken over gemaakte prostitutieafspraken. Ook komt naar voren dat [medeverdachte] ingezet werd als chauffeur voor het brengen en halen van de prostituees en dat hij daar een vergoeding voor kreeg. Ook blijkt dat [medeverdachte] meerdere malen seksadvertenties heeft aangemaakt en hielp bij het versturen van tikkies aan klanten. Uit de gesprekken komt ook naar voren dat [medeverdachte] meerdere malen naar hotels en appartementen werd gestuurd om geldbedragen op te halen. [18] Tevens bevat het dossier tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] waaruit blijkt dat [medeverdachte] regelmatig ‘kinky.nl’ bezocht en de advertenties opwaardeerde. [19]
Uit de door Booking.com verstrekte gegevens is gebleken dat verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot en met 16 december 2020 160 boekingen heeft gedaan op haar naam voor hotelkamers in Amsterdam. [20]
Uit onderzoek naar de financiële gegevens van verdachte en [medeverdachte] is onder andere gebleken dat er op de bankrekeningen die op hun naam stonden veel betalingen middels ‘tikkies’ werden overgemaakt en dat er geld werd afgeschreven naar bedrijven die achter de websites voor seksadvertenties zitten. Vanaf de ING-rekening van [medeverdachte] werden de inkomsten, die voornamelijk bestonden uit tikkies met omschrijvingen als ‘taxirit’ en ‘voor vriendin’, veelal contant opgenomen. Daarnaast zijn vanaf deze rekening veel betalingen gedaan naar taxibedrijven en naar de rekening van verdachte. [21] [22] [23] [24]
Verdachte is getrouwd met [naam partner verdachte] , een vrouw met de Spaanse nationaliteit. Verdachte heeft aan haar in 2018 en 2019 in totaal een bedrag van € 2.980,- overgemaakt. Foto’s op de Facebook-accounts van verdachte en haar moeder doen echter vermoeden dat zij in die periode affectieve relaties met mannen onderhield. [25]
[benadeelde partij 1]
werd op 11 maart 2020 aangetroffen in het Mercure Hotel in Amsterdam. [26] Zij had de Colombiaanse nationaliteit. [27]
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat zij in contact wilde komen met verdachte omdat zij in Europa als prostituee aan het werk wilde. Vooraf was haar verteld dat zij 50% van haar verdiensten aan verdachte af zou moeten staan. Via ‘ [naam 1] ’ was ze in contact gekomen met verdachte en ze had [naam 1] voor dit contact betaald. [28]
Uit de WhatsApp-berichten die [benadeelde partij 1] met verdachte (* [nummer] ) heeft gevoerd, kan worden afgeleid dat zowel [benadeelde partij 1] als verdachte ene ‘ [naam 1] ’ een commissie hebben betaald om in contact met elkaar te komen. [29] Op 12 februari 2020 is [benadeelde partij 1] via Madrid naar Amsterdam gereisd. Eenmaal aangekomen in Amsterdam werd zij samen met een andere vrouw ( [naam andere vrouw] , hierna: [naam andere vrouw] ) met een door verdachte geregelde taxi naar een hotel gebracht. Verdachte vroeg naar het verloop van de controle bij de immigratiedienst, omdat zij zich daar zorgen over had gemaakt. Dezelfde avond regelde verdachte dat [benadeelde partij 1] een klant ontving op de hotelkamer. [30]
Uit de WhatsApp-berichten tussen [benadeelde partij 1] en verdachte blijkt verder dat verdachte hotelkamers regelde en bepaalde wanneer er van hotel gewisseld moest worden. Ook blijkt dat verdachte de advertentie voor [benadeelde partij 1] aanmaakte, waartoe [benadeelde partij 1] erotisch getinte foto’s en video’s van zichzelf aan haar toestuurde. Ook is te zien dat verdachte klanten regelde en bepaalde welke tarieven er gehanteerd moesten worden voor seksuele handelingen. Zo meldde zij aan [benadeelde partij 1] hoe laat er een klant kwam en voor hoe lang hij betaalde. Verdachte zei tegen [benadeelde partij 1] dat zij moest laten weten als de klant er was, als hij weg ging en hoeveel hij had betaald. Ook blijkt dat [benadeelde partij 1] 50% van haar verdiensten aan verdachte afstond en dat dit geld bij haar door verdachte of een jongen werd opgehaald of dat [benadeelde partij 1] dit naar een andere persoon moest overmaken. [benadeelde partij 1] stuurde meerdere malen op verzoek van verdachte een overzicht van haar verdiensten in de vorm van een Excel sheet, waarop te zien is dat zij verdachte 50% van haar verdiensten en een bijdrage van € 25,- per hotelkamer betaalde. Verdachte betaalde de overige kosten voor de hotelkamer. [31]
In het WhatsApp-gesprek werd ook verschillende keren gesproken over de legaliteit van het prostitutiewerk en de angst voor de politie. Zo zei verdachte dat [benadeelde partij 1] tegen elke klant moest zeggen dat ze 21 jaar was, omdat je onder de 21 jaar niet mocht werken. [32] [benadeelde partij 1] liet weten dat ze geen Europees document had en daarom niet kon werken in Europa. [33] Verdachte zei op de opmerking van [benadeelde partij 1] dat ze bang was om aangifte te doen tegen een klant omdat ze hier illegaal aan het werk was, dat ze tegen de politie moest zeggen dat ze hier als toerist was. [34] Verdachte merkte op dat ze wist dat ze in Zwitserland om een Europees paspoort vroegen. [35] [benadeelde partij 1] zei dat verdachte geen enkel probleem had, omdat zij een Spaanse verblijfsvergunning heeft. Verdachte bevestigde dat ze haar Spaanse nationaliteit had verkregen door haar huwelijk. [36] Verdachte liet [benadeelde partij 1] weten dat het de bureaus waren die de meisjes aangaven bij de politie en niet de internetsites. [37] Verdachte dreigde [benadeelde partij 1] aan te geven bij de politie als ze voor zichzelf wilde gaan werken in de hotels waarin zij tot dan toe klanten via verdachte had ontvangen. [38]
Van [benadeelde partij 1] zijn bij de politie en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) geen aantekeningen bekend dat het voor haar was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland. [39]
[naam vrouw 1]
Op 11 maart 2020 werd [naam vrouw 1] aangetroffen in het Mercure Hotel in Amsterdam. Zij was in het bezit van een Colombiaans paspoort. Tegen de politie vertelde zij dat zij op 9 maart 2020 in Nederland was aangekomen en sindsdien in de prostitutie werkte. Ze had contact met haar klanten via ‘ [voornaam verdachte] ’ met het telefoonnummer * [nummer] . [40] werd op 13 mei 2020 aangetroffen bij een prostitutiecontrole. Ze vertelde toen dat ‘ [voornaam verdachte] ’ naast de seksafspraken ook de woningen regelde en dat ze de helft van haar verdiensten aan haar af moest staan. Via een vriendin was ze in contact met [voornaam verdachte] gekomen. [voornaam verdachte] stuurde elke keer een man om het geld op te halen. [41]
Uit WhatsApp-gesprekken tussen [naam vrouw 1] en verdachte (* [nummer] ) kan worden afgeleid dat [naam vrouw 1] in de periode van 9 maart tot 12 mei 2020 in contact heeft gestaan met verdachte en in deze periode met onderbrekingen werkzaam is geweest in de prostitutie. Verdachte vertelde wat de werkzaamheden zouden inhouden en onder welke voorwaarden deze zouden worden verricht, wat de prijzen waren die werden gehanteerd voor de seksuele handelingen en hoe de winstverdeling tussen haar en [naam vrouw 1] zou zijn (afdracht van 50% van de verdiensten en € 30,- voor de hotelkosten). Verdachte heeft een vliegticket naar Amsterdam voor [naam vrouw 1] geboekt.
Uit de WhatsApp-berichten blijkt verder dat verdachte hotelkamers en appartementen regelde en bepaalde wanneer er van locatie gewisseld moest worden. Ook blijkt dat verdachte de advertentie voor [naam vrouw 1] aanmaakte, waartoe [naam vrouw 1] erotisch getinte foto’s van zichzelf aan haar toestuurde. Verdachte heeft ook een keer een fotograaf geregeld voor het maken van foto’s.
Ook blijkt dat verdachte de klanten regelde en bepaalde welke tarieven er gehanteerd moesten worden voor seksuele handelingen. Door [naam vrouw 1] werd meerdere keren een financieel overzicht gestuurd. Het geld werd bij haar door verdachte of een jongen, die volgens verdachte al heel lang voor haar werkte, opgehaald. De jongen vervoerde [naam vrouw 1] ook naar en van afspraken. Soms werd er door klanten geld overgeschreven op de rekening van [medeverdachte] .
In het WhatsApp-gesprek vertelde verdachte aan [naam vrouw 1] dat zij geld had betaald voor een (niet gehuwde) partner. Zij kon voor [naam vrouw 1] ook een betrouwbaar iemand vragen om haar verblijfsvergunning te regelen. Ze had dit zelf twee jaar geleden ook gedaan en wachtte nu op haar nationaliteit. [42]
Verdachte heeft verklaard dat [naam vrouw 1] voor haar werkte als escort en dat zij voor haar het ticket naar Amsterdam had voorgeschoten. [43]
Van [naam vrouw 1] zijn bij de politie en de IND geen aantekeningen bekend dat het voor haar was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland. [44]
[naam vrouw 6]
(hierna: [naam vrouw 6] ) is op 13 mei 2020 aangetroffen bij een prostitutiecontrole. Zij beschikte over een Braziliaans paspoort. Zij verklaarde dat zij sinds 30 april 2020 in Nederland was, werkzaam was als prostituee en dat ‘ [voornaam verdachte] ’ (met telefoonnummer * [nummer] ) haar advertentie, de klanten en de woning had geregeld. [45]
Uit WhatsApp-gesprekken tussen [naam vrouw 6] en verdachte (* [nummer] ) kan worden afgeleid dat [naam vrouw 6] in de periode van 28 maart tot en met 13 mei 2020 in contact heeft gestaan met verdachte en in deze periode werkzaam is geweest in de prostitutie. Verdachte heeft een ticket voor [naam vrouw 6] naar Amsterdam geboekt en betaald.
Uit de WhatsApp-berichten blijkt verder dat verdachte hotelkamers en appartementen regelde en bepaalde wanneer er van locatie gewisseld moest worden. Ook blijkt dat verdachte de advertentie voor [naam vrouw 6] aanmaakte, waartoe [naam vrouw 6] erotisch getinte foto’s van zichzelf aan haar toestuurde. Verdachte heeft ook een keer een fotograaf geregeld voor het maken van foto’s.
Ook blijkt dat verdachte klanten regelde en bepaalde welke tarieven er gehanteerd moesten worden voor seksuele handelingen. [naam vrouw 6] stond 50% van haar verdiensten aan verdachte af en dit geld werd bij haar door een jongen, die volgens verdachte voor haar werkte, opgehaald. Door [naam vrouw 6] werd meerdere keren een financieel overzicht gestuurd. De jongen bracht en haalde [naam vrouw 6] ook op van afspraken. Door een klant werd geld overgeschreven naar de bankrekening van [medeverdachte] . [46]
Verdachte heeft verklaard dat zij het ticket voor [naam vrouw 6] had betaald omdat zij een goede vriendin van haar was. [47]
Van [naam vrouw 6] zijn bij de politie en de IND geen aantekeningen bekend dat het voor haar was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland. [48]
[naam andere vrouw]
is op 6 augustus 2020 aangetroffen bij een prostitutiecontrole op [adres] . Zij beschikte over een Venezolaans paspoort. [49] Zij heeft verklaard dat zij in februari 2020 vanuit Madrid naar Amsterdam is gekomen. [50]
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat zij op 12 februari 2020 samen met ‘ [voornaam andere vrouw] ’ vanuit Madrid naar Amsterdam was gereisd. Uit de vluchtgegevens blijkt dat [naam andere vrouw] die dag in hetzelfde vliegtuig naar Amsterdam heeft gezeten. Eén van de voornamen van [naam andere vrouw] is ‘ [voornaam andere vrouw] ’. Volgens [benadeelde partij 1] werkte [voornaam andere vrouw] ook voor verdachte en had zij na aankomst op Schiphol berichten van verdachte gekregen met instructies over hoe en naar welk hotel ze moesten gaan. De dag daarna had verdachte voor hen een hotelkamer in het Holiday Inn hotel geregeld. [51] [52]
Uit gegevens van het Holiday Inn Express hotel in Amsterdam is gebleken dat onder andere op 13 en 14 februari 2020 onder de naam van [naam andere vrouw] en [benadeelde partij 1] hotelkamers zijn geboekt, waarbij hetzelfde (niet geldige) factuuradres is opgegeven. [53]
Verdachte heeft verklaard dat [benadeelde partij 1] samen met [naam andere vrouw] in Nederland was aangekomen. Ze had hen gezegd dat ze samen een taxi naar een hotel konden nemen en zij hebben die nacht ook samen op een hotelkamer verbleven. [54]
Van [naam andere vrouw] zijn bij de politie en de IND geen aantekeningen bekend dat het voor haar was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland. [55]
[naam vrouw 7]
(hierna: [naam vrouw 7] ) werd op 2 maart 2021 aangetroffen bij een prostitutiecontrole in het Prestige Hotel in Amsterdam. [56] Zij had de Colombiaanse nationaliteit. Zij verklaarde via een vriendin in contact te zijn gekomen met ‘ [voornaam verdachte] ’, die zij op een foto van verdachte herkende. Ze was vanaf december 2020 voor verdachte gaan werken in de prostitutie. Ze was van het vliegveld gehaald door ‘ [naam 2] ’. Tijdens haar verhoor heeft [naam vrouw 7] de WhatsApp berichten van ‘ [naam 2] ’ aan de verbalisanten getoond, waaruit bleek dat dit [medeverdachte] betreft. Daarnaast heeft ze [medeverdachte] op een foto herkend als [naam 2] . Verdachte had voor haar de advertentie geregeld en een fotograaf die de foto’s voor de advertentie maakte. [medeverdachte] bracht haar weleens naar klanten. Ze had de helft van haar verdiensten aan verdachte af moeten staan. [57]
Volgens [naam vrouw 7] wisten verdachte en [medeverdachte] dat zij illegaal in Nederland verbleef. Als de politie zou komen moest ze van verdachte zeggen dat ze een toerist was. [58]
Uit WhatsApp-gesprekken tussen [naam vrouw 7] en verdachte (* [nummer] ) kan worden afgeleid dat [naam vrouw 7] in de periode van 15 november 2020 tot en met 2 maart 2021 in contact heeft gestaan met verdachte. Verdachte vertelde wat de prostitutiewerkzaamheden zouden inhouden en onder welke voorwaarden zij zouden worden verricht, welke tarieven er werden gehanteerd voor de seksuele handelingen, waar [naam vrouw 7] zou worden ondergebracht en wanneer [naam vrouw 7] kon afreizen naar Nederland. Ook zei verdachte dat [naam vrouw 7] 50% van haar verdiensten aan haar zou moeten afdragen. Op 9 december 2020 is [naam vrouw 7] naar Amsterdam afgereisd, waar ze door verdachte werd ondergebracht in een appartement. Vanaf die dag heeft [naam vrouw 7] met een korte tussenpauze in de prostitutie gewerkt.
Uit de WhatsApp-berichten blijkt verder dat verdachte hotelkamers en appartementen regelde en bepaalde wanneer er van locatie gewisseld moest worden. Ook blijkt dat verdachte de advertentie voor [naam vrouw 7] aanmaakte, waartoe [naam vrouw 7] erotisch getinte foto’s van zichzelf aan haar toestuurde.
Ook is te zien dat verdachte klanten regelde en bepaalde welke tarieven er gehanteerd moesten worden voor seksuele handelingen. Ook blijkt dat [naam vrouw 7] een deel van haar verdiensten aan verdachte afstond en dat dit geld bij haar door verdachte en een jongen werd opgehaald. De jongen bracht en haalde [naam vrouw 7] ook op van afspraken. [59]
Verdachte heeft verklaard dat [naam vrouw 7] naar Nederland is gekomen om met haar te werken. [60]
Van [naam vrouw 7] zijn bij de politie en de IND geen aantekeningen bekend dat het voor haar was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland. [61]
[naam vrouw 8]
(hierna: [naam vrouw 8] ) werd op 2 maart 2021 aangetroffen bij een prostitutiecontrole in het Prestige Hotel in Amsterdam. [62] Zij had de Colombiaanse nationaliteit. Zij verklaarde dat zij sinds twee weken in Nederland was om te werken in de prostitutie. Via een vriendin was zij in contact gekomen met ‘ [voornaam verdachte] ’, die haar had geholpen om in Nederland in de prostitutie aan het werk te gaan. [voornaam verdachte] regelde alles; de klanten, het hotel, het transport, de advertenties en een fotograaf. Ze moest 60% van haar verdiensten aan [voornaam verdachte] afstaan en het geld werd opgehaald door een jongen. [63]
Uit WhatsApp-gesprekken tussen [naam vrouw 8] en verdachte (aangetroffen op de telefoon van verdachte) kan worden afgeleid dat [naam vrouw 8] in de periode van 8 januari 2021 tot en met 2 maart 2021 in contact heeft gestaan met verdachte. Verdachte vertelde wat de prostitutiewerkzaamheden zouden inhouden en onder welke voorwaarden deze moesten worden verricht, welke tarieven er werden gehanteerd en waar [naam vrouw 8] zou worden ondergebracht. Ook zei verdachte dat [naam vrouw 8] 50% van haar verdiensten aan haar zou moeten afdragen. Verdachte bood aan het vliegticket van [naam vrouw 8] te kunnen voorschieten. Op de opmerking van [naam vrouw 8] dat zij geen Europese verblijfsvergunning had zei verdachte dat papieren niet nodig waren. Op 10 februari 2021 is [naam vrouw 8] afgereisd naar Amsterdam, waar ze door verdachte werd ondergebracht in een appartement. Vanaf die dag heeft zij in de prostitutie gewerkt.
Uit de WhatsApp-berichten blijkt verder dat verdachte hotelkamers en appartementen regelde. Ook blijkt dat verdachte de advertentie voor [naam vrouw 8] aanmaakte, waartoe [naam vrouw 8] erotisch getinte afbeeldingen van zichzelf aan haar toestuurde. Verdachte heeft ook een keer een fotograaf geregeld voor het maken van foto’s.
Ook is te zien dat verdachte klanten regelde en bepaalde welke tarieven er gehanteerd moesten worden voor seksuele handelingen. Ook blijkt dat [naam vrouw 8] 50% van haar verdiensten en een bijdrage voor de hotelkamer aan verdachte afstond en dat dit geld bij haar door een jongen werd opgehaald. Door [naam vrouw 8] werd meerdere keren een berekening gestuurd. De jongen bracht en haalde [naam vrouw 8] ook op van afspraken. [64]
Van [naam vrouw 8] zijn bij de politie en de IND geen aantekeningen bekend dat het voor haar was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland. [65]
[naam vrouw 4]
werd op 15 november 2020 aangetroffen in het Cityden hotel in Amsterdam. Waargenomen werd dat een man, later herkend als [medeverdachte] , haar beneden in de lobby op stond te wachten en met haar naar buiten liep terwijl zij een rol geld in haar handen had. [naam vrouw 4] liet kort daarna aan de politie een gesprek in haar telefoon zien waaruit bleek dat [medeverdachte] zojuist geld was komen ophalen. [66] [67]
Verdachte heeft op 14 november 2020 een klant naar kamer [nummer] in het Cityden hotel verwezen. [68] Uit de boekingsgegevens bleek dat de kamer van 13 tot en met 15 november was geboekt op naam van [naam vrouw 4] . [69]
Van [naam vrouw 4] zijn bij de politie en de IND geen aantekeningen bekend dat het voor haar was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland. Verder is in het dossier vermeld dat zij geen verblijfsrecht in Nederland heeft. [70]
6.2.
Vrijspraak van de verdenking van mensenhandel (feit 1)
6.2.1.
Juridisch kader
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan. In artikel 273f, eerste lid Sr zijn in de afzonderlijke subonderdelen 9 gedragingen strafbaar gesteld als mensenhandel. De subonderdelen die aan verdachte ten laste zijn gelegd worden hieronder kort besproken.
Sub 1 en 4
Sub 1 betreft de strafbaarstelling van de persoon die in het traject voorafgaand aan de uitbuiting actief is. De activiteiten van de persoon zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
Voornoemde subonderdelen bestaan uit de volgende drie elementen: a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting. Om te komen tot een veroordeling voor mensenhandel dient vast te staan dat er sprake is van zowel een handeling als de inzet van een dwangmiddel in relatie tot het oogmerk van uitbuiting. Tussen de handelingen en dwangmiddelen bestaat een causaal verband; de handelingen worden mogelijk gemaakt door het gebruik van/het aanwezig zijn van (één van de) dwangmiddelen.
Uitbuiting betreft in het algemeen oneerlijke profijttrekking van een ander. De uitbuiter heeft het oogmerk om op een oneerlijke manier voordeel te trekken van een ander. Het resultaat, of het streven naar het resultaat is echter niet het enige dat uitbuiting typeert. De manier van totstandkoming en het effect op de uitgebuite persoon is van belang.
Het bestanddeel ‘(oogmerk van) uitbuiting’ is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de (niet limitatieve) opsomming in artikel 273f, tweede lid Sr van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. De vraag of en, zo ja, wanneer sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van voornoemde vraag komt in elk geval betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
Uitbuiting veronderstelt een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij of zij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren. Het aanwenden van een dwangmiddel beïnvloedt de wil waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat het leidt tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat onder een uitbuitingssituatie in geval van seksuele uitbuiting wordt verstaan dat een prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de ‘omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren’.
Uit jurisprudentie blijkt dat uitbuiting niet gepaard hoeft te gaan met een vrijheidsbeperking.
Tegelijkertijd is in diverse zaken waar te nemen dat uitbuiting niet snel bewezen wordt geacht indien geen sprake is van dwang. Een bewezenverklaring lijkt slechts te volgen bij excessief misbruik waarbij slachtoffers redelijkerwijs geen andere keuze hebben dan het misbruik te ondergaan. In de rechtspraak wordt het excessieve misbruik eerder aangenomen bij (zeer) kwetsbare personen, zoals minderjarigen, illegalen, verslaafden en schuldenaren. Uit de rechtspraak lijkt te volgen dat uitbuiting eerder aan de orde is indien het gaat om het uitvoeren van strafbare activiteiten dan het verrichten van andere arbeid. De enkele oneerlijke profijttrekking waarbij een ander op ongunstige condities aan het werk wordt gezet om er zo veel mogelijk aan te verdienen is in beginsel onvoldoende voor strafrechtelijke uitbuiting.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 3, 4 en 9 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in deze subonderdelen, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Sub 3
In sub 3 gaat het om degene die iemand in het ene land werft, meeneemt of ontvoert met het oogmerk om diegene in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Sub 6
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. De Hoge Raad heeft bepaald dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. [71] Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.
Sub 9
Op grond van sub 9 is degene strafbaar die een ander met (één van) de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. Dit subonderdeel is erop gericht op te kunnen treden tegen de situatie dat een prostituee wordt gedwongen tot afgifte van (een deel van) haar opbrengsten van seksuele handelingen.
6.2.2.
Beoordeling van het bewijs
Uit de hiervoor in paragraaf 6.1. geschetste feiten en omstandigheden volgt dat [benadeelde partij 1] contact heeft opgenomen met verdachte omdat zij in Nederland als prostituee aan het werk wilde. Op 12 februari 2020 is zij naar Nederland gereisd en direct door verdachte ondergebracht in een hotel en aan het werk gezet. Gedurende ongeveer een maand zijn haar prostitutiewerkzaamheden volledig gefaciliteerd door verdachte, waarvoor [benadeelde partij 1] 50% van haar verdiensten, plus een kleine vergoeding voor de hotelkamer, aan verdachte af moest staan.
Alleen al uit het feit dat [benadeelde partij 1] bereid was om vanuit een ander land naar Nederland af te reizen om in de prostitutiesector aan het werk te gaan, kan haar slechte economische positie worden afgeleid. Dit blijkt verder ook uit haar verklaringen en de WhatsApp-berichten. Zo heeft [benadeelde partij 1] verklaard en met verdachte besproken dat zij naar Nederland kwam om geld te verdienen voor het bekostigen van haar studie en het financieel ondersteunen van haar moeder. Ook besprak zij met verdachte dat ze bijna geen geld meer had en onder andere daarom niet uit Nederland weg kon. [benadeelde partij 1] was niet rechtmatig in Nederland omdat zij geen verblijfsvergunning in Nederland had waarbij arbeid was toegestaan en geen EU-onderdaan was. Zij kwam hier om illegaal te werken in de prostitutiesector. Zij zou hiervoor van de Nederlandse autoriteiten geen tewerkstellingsvergunning hebben gekregen gelet op de geldende wetgeving. Naast het feit dat zij illegaal werk verrichte, droeg haar onrechtmatig verblijf in Nederland verder bij aan haar kwetsbare situatie, evenals het feit dat zij erg jong was (19 jaar), geen Nederlands (en bijna geen Engels) sprak en dus afhankelijk was van verdachte om klanten en een werkplek te regelen.
Verdachte was degene die [benadeelde partij 1] de illegale prostitutiebranche in Nederland binnenbracht en haar werkzaamheden faciliteerde. Verdachte was al langere tijd in Nederland in de illegale prostitutiebranche werkzaam. Zij kon klanten werven en [benadeelde partij 1] onderdak en een werkplaats verschaffen. Voor haar verblijf en het verrichten van haar werkzaamheden was [benadeelde partij 1] dan ook in bepaalde mate afhankelijk van verdachte.
Nu [benadeelde partij 1] enerzijds in een economische moeilijke positie verkeerde en anderzijds door haar onrechtmatige verblijf en illegale werkzaamheden in aanzienlijke mate van verdachte afhankelijk was, kan volgens de rechtbank worden vastgesteld dat sprake was van een ‘kwetsbare positie’ en een uit ‘feiten en omstandigheden voortvloeiend overwicht’. Dat maakt dat in deze zaak sprake is van een maatschappelijk zeer ongewenste en kwalijke arbeidssituatie. Dat gegeven op zichzelf brengt echter nog niet met zich dat [benadeelde partij 1] reeds daarom op een zodanig onaanvaardbare wijze in haar handelings- en keuzevrijheid is beperkt dat sprake was van uitbuiting. Naar het oordeel van de rechtbank is pas sprake van uitbuiting als kan worden bewezen dat van dat overwicht op of de kwetsbare positie van [benadeelde partij 1] misbruik is gemaakt, door hier bijvoorbeeld op een oneerlijke of onethische wijze gebruik van te maken. Daarvoor dient te worden gekeken naar de feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank heeft allereerst in aanmerking genomen dat, zoals verdachte ook ter terechtzitting heeft verklaard, [benadeelde partij 1] 50% van haar verdiensten aan verdachte heeft afgestaan. Zoals hiervoor al aangegeven betaalde [benadeelde partij 1] daarnaast ook nog een klein bedrag voor de hotelkamers.
De rechtbank is van oordeel dat niet in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een 50/50-regeling (on)redelijk is, wanneer een tewerksteller van zijn/haar deel van de verdiensten de onkosten zoals huur en advertentiekosten betaalt. Nu de veelal variabele verdiensten en vaste kosten sterk kunnen verschillen per situatie, kan de (on)redelijkheid van de opbrengst voor een tewerksteller bij een (ogenschijnlijk eerlijke) 50/50-regeling per situatie ook sterk verschillen.
De door verdachte gemaakte kosten en verdiensten zijn op geen enkele wijze onderbouwd of nader gespecificeerd. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank dan ook in ieder geval af dat verdachte heeft gehandeld vanuit een commercieel oogmerk en met de wens voor haarzelf winst te behalen.
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat ze van verdachte seksuele handelingen moest verrichten die zij niet wilde, waaronder het hebben van orale seks zonder condoom. Dit onderdeel van de verklaring van [benadeelde partij 1] wordt echter tegengesproken door de WhatsApp-berichten. Zo meldde [benadeelde partij 1] op 17 februari 2020 aan verdachte dat er een klant weg was gegaan omdat zij geen anale seks met hem wilde hebben. Op een ander moment zei [benadeelde partij 1] tegen verdachte dat een klant wilde klaarkomen in haar mond maar dat ze dat niet wilde. Verdachte zei daarop dat ze al twijfels had bij de klant. Toen [benadeelde partij 1] bij verdachte aangaf dat een klant anale seks met haar wilde zei verdachte dat de klant daar niet om had gevraagd. Verdachte gaf aan dat [benadeelde partij 1] op tijd moest aangeven als ze geen trio wilde doen. Ook gaf [benadeelde partij 1] in de WhatsApp-berichten aan dat ze een klant een extra fooi had gevraagd omdat ze orale seks zonder condoom met hem had gehad. Zowel verdachte als [benadeelde partij 1] hebben verklaard dat [benadeelde partij 1] de extra verdiensten van bijvoorbeeld orale seks zonder condoom zelf mocht houden. Niet is in te zien waarom verdachte [benadeelde partij 1] zou dwingen tot deze handelingen, nu zij hier zelf financieel niets aan overhield.
Relevant in dit kader is ook het WhatsApp-gesprek tussen [benadeelde partij 1] en ‘ [naam 3] ’, waarin [benadeelde partij 1] positief sprak over haar werkzaamheden en zei nooit seks zonder condoom te hoeven hebben.
Uit het dossier kan ook niet worden afgeleid dat verdachte bepaalde wanneer en hoe lang [benadeelde partij 1] moest werken en dat [benadeelde partij 1] daar zelf niets over te zeggen had. Uit de WhatsApp-berichten blijkt dat verdachte [benadeelde partij 1] steeds vroeg om haar te zeggen of ze beschikbaar was om klanten te ontvangen. Ook blijkt dat [benadeelde partij 1] vaak meerdere klanten op een dag ontving, ook midden in de nacht, maar niet dat zij op een dag geen tijd had om te rusten. Tegen [naam 3] zei [benadeelde partij 1] in een WhatsApp-gesprek dat zij kon aangeven als zij geen afspraken wilde.
Uit de omstandigheid dat [benadeelde partij 1] steeds aan verdachte door moest geven wanneer een klant weg ging en hoeveel een klant had betaald en dat zij overzichten moest sturen van de gemaakte verdiensten, kan worden geconcludeerd dat er sprake was van een bepaalde controle op de werkzaamheden van [benadeelde partij 1] . In dit geval was er echter sprake van een mondelinge overeenkomst tussen verdachte en [benadeelde partij 1] over de te verrichten werkzaamheden, en het is dan voorstelbaar dat verdachte hiervan op de hoogte gehouden wilde worden. Uit de WhatsApp-berichten blijkt dat steeds ruim op tijd werd aangekondigd dat het geld bij [benadeelde partij 1] zou worden opgehaald. De rechtbank ziet daarom niet in dat dit een manier was om te controleren of [benadeelde partij 1] op haar hotelkamer was, zoals zij heeft gesteld.
Ook blijkt uit het dossier onvoldoende dat [benadeelde partij 1] restricties werden opgelegd in haar bewegingsvrijheid. In het dossier bevinden zich meerdere WhatsApp-berichten waarin [benadeelde partij 1] toestemming aan verdachte vroeg om de hotelkamer te verlaten. Het vragen van toestemming was echter steeds gekoppeld aan de omstandigheid of er al dan niet klanten voor [benadeelde partij 1] werden verwacht. Zo zei verdachte dat [benadeelde partij 1] vroeg naar de winkel moest gaan, omdat de zaken begonnen te lopen. Ook zei [benadeelde partij 1] dat ze naar het centrum was gegaan als ze eerder had geweten dat de advertentie offline was. Ook blijkt dat [benadeelde partij 1] zelf eten buiten de deur is gaan halen toen verdachte niet reageerde op haar vraag of ze even weg kon. Tekenend in dit kader is ook de opmerking van verdachte nadat [benadeelde partij 1] een klant is misgelopen:
“Toen je aankwam was je altijd op je kamer maar de laatste dagen ben je altijd wat aan het doen”.
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat verdachte haar agressief had toegesproken en had geblokkeerd toen ze geen klanten meer wilde ontvangen. Ze zou haar ook dreigende audioberichten hebben gestuurd. De audioberichten zitten niet in het dossier. In de WhatsApp-berichten is terug te lezen dat [benadeelde partij 1] één keer een klant weigerde, waarop verdachte erg boos werd en onder andere zei:
“Laten ze je in je kont nemen”. De ruzie escaleerde en [benadeelde partij 1] zei haar eigen geld te willen gaan verdienen door een eigen profiel aan te maken. Verdachte reageerde daarop door te zeggen dat [benadeelde partij 1] niet in hotels mocht gaan werken waarin zij werkt, omdat ze haar dan aan ging geven.
De rechtbank ziet in deze enkele berichtenwisseling, die bovendien plaatsvond op het einde van de ten laste gelegde periode toen [benadeelde partij 1] een enorm wantrouwen tegen verdachte had ontwikkeld, niet terug dat [benadeelde partij 1] geen andere keuze had dan om in de prostitutie te blijven werken tegen de door verdachte gestelde voorwaarden. Uit de berichtenwisseling blijkt niet dat [benadeelde partij 1] een onderdanige houding ten opzichte van verdachte aannam. Sterker nog, zij voorzag haar van een stevig weerwoord.
De rechtbank weegt ook mee dat uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat [benadeelde partij 1] het met verdachte meerdere keren heeft gehad over een werkplek in een ander land. Verdachte bood [benadeelde partij 1] contactpersonen in Zwitserland en Rome aan en vertelde haar over een werkplek in Barcelona. [benadeelde partij 1] gaf daarbij echter aan zo lang mogelijk bij verdachte te willen blijven.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Hoewel er sprake was van een zekere kwetsbare positie en afhankelijkheidspositie van [benadeelde partij 1] , die verdachte heeft gebruikt met het oogmerk van winstbejag, blijkt onvoldoende dat verdachte hiervan misbruik heeft gemaakt. Niet is gebleken dat verdachte de kwetsbare en afhankelijke positie van [benadeelde partij 1] ten opzichte van haar heeft ingezet op een manier dat daardoor de keuzevrijheid van [benadeelde partij 1] om al dan niet in de prostitutie te (blijven) werken tegen de door haar gestelde voorwaarden werd beïnvloed. Zo blijkt uit de feiten en omstandigheden niet dat sprake was van onaanvaardbare controle of druk op de werkzaamheden, de duur daarvan en de verdiensten of dat sprake was van restricties in de bewegingsvrijheid die [benadeelde partij 1] werden opgelegd. Er was daarom naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een situatie van uitbuiting en verdachte heeft niet gehandeld met het oogmerk daarop.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde mensenhandel.
6.3.
Ten aanzien van de verdenking van mensensmokkel (feit 2) en de tewerkstelling van illegale vreemdelingen (feit 3)
6.3.1.
Betrokkenheid van verdachte
Onder feiten 2 en 3 is – kort gezegd – tenlastegelegd dat verdachte 10 met naam genoemde vrouwen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van wederrechtelijke toegang tot Nederland en dat verdachte diezelfde personen uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland. Ook zou verdachte de vrouwen, die wederrechtelijk in Nederland waren toegetreden en verbleven, arbeid hebben doen laten verrichten. Verdachte zou van die wederrechtelijkheid op de hoogte zijn geweest.
Ten aanzien van de vrouwen [benadeelde partij 1] , [naam vrouw 1] , [naam vrouw 6] , [naam vrouw 7] en [naam vrouw 8] blijkt de betrokkenheid van verdachte bij hun prostitutiewerkzaamheden uit de verklaringen van de vrouwen, de WhatsApp-berichten en de verklaringen van verdachte zelf zoals hiervoor vermeld.
Uit de verklaringen van [benadeelde partij 1] , de vluchtgegevens en de verklaring van verdachte zelf leidt de rechtbank af dat [naam andere vrouw] onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden als voornoemde vrouwen prostitutiewerkzaamheden voor verdachte heeft verricht.
Ten aanzien van [naam vrouw 4] kan dit worden afgeleid uit het feit dat zij een klant toegewezen heeft gekregen door verdachte en dat [medeverdachte] geld bij haar op is komen halen.
Ten aanzien van de vrouwen [naam vrouw 3] , [naam vrouw 2] en [naam vrouw 5] blijkt niet, hoewel daarvoor wel aanwijzingen in het dossier zijn, van een directe link met verdachte. Verdachte wordt ten aanzien van deze vrouwen vrijgesproken.
6.3.2.
Wederrechtelijkheid van de toegang tot en het verblijf in Nederland
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ in artikel 197a Sr een ruime betekenis heeft en inhoudt: ‘zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid’. [72] Met wederrechtelijk verblijf wordt bedoeld het verblijf dat niet berust op een aan enige rechtsregel te ontlenen titel. In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, wordt bepaald in de Vreemdelingenwet. [73]
Ten aanzien van zeven vrouwen kan dus worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij de prostitutiewerkzaamheden die zij in Nederland verrichtten. Deze vrouwen waren allen afkomstig uit Zuid-Amerika (Colombia, Venezuela en Brazilië). Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de vrouwen allen naar Nederland zijn gereisd met het voornemen om hier illegaal in de prostitutie te gaan werken. Ten aanzien van deze vrouwen is vastgesteld dat er in het politiesysteem en bij de IND geen aantekeningen bekend waren waaruit blijkt dat het voor hen was toegestaan om in Nederland arbeid te verrichten.
De rechtbank overweegt dat, zelfs indien de vrouwen beschikten over een geldige verblijfstitel (als toerist) in Spanje, op grond waarvan hun toegang tot Nederland en hun verblijf in Nederland in beginsel rechtmatig was, die rechtmatigheid komt te vervallen op het moment dat het verblijf ten doel heeft arbeid te verrichten (artikelen 8, 12, 14 en 16 van de Vreemdelingenwet). Nu alle vrouwen naar Nederland kwamen en in Nederland verbleven met als doel arbeid te verrichten en aan geen van de vrouwen een tewerkstellingsvergunning en/of machtiging tot voorlopig verblijf was afgegeven en zij bovendien niet op enige andere grond in Nederland legaal mochten werken, is de rechtbank van oordeel dat de toegang tot Nederland en het verblijf in Nederland van deze vrouwen wederrechtelijk was.
6.3.3.
Wetenschap van de wederrechtelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op de hoogte was van de wederrechtelijkheid van de toegang tot en het verblijf in Nederland en dat de vrouwen niet mochten werken in Nederland, en overweegt daarover als volgt.
In de eerste plaats wordt iedereen in Nederland geacht de wet te kennen en voor zover dat niet het geval is, heeft iedereen de verantwoordelijkheid zich er in te verdiepen. Illegaliteit en immigratie zijn bovendien nagenoeg voortdurend onderwerp van het publieke debat.
Niet is gebleken dat verdachte naar de verblijfsstatus van de vrouwen heeft geïnformeerd of bij de bevoegde autoriteiten navraag heeft gedaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij dacht dat voor het uitvoeren van werk in Nederland verder geen papieren benodigd waren en dat het prostitutiewerk legaal was. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Verdachte was zelf afkomstig uit Venezuela. Uit het dossier blijkt dat verdachte een persoon in Spanje heeft betaald om met haar in het huwelijk te treden, waardoor zij een verblijfsvergunning voor Spanje kon krijgen. Verdachte sprak hierover in een WhatsApp-gesprek tegen [naam vrouw 1] en bood haar aan voor haar ook een betrouwbaar iemand te vragen om voor haar een verblijfsvergunning te regelen. Daarnaast volgt uit WhatsApp-berichten dat verdachte [benadeelde partij 1] vroeg naar de controle bij de immigratiedienst, omdat zij zich daar zorgen over maakte. [benadeelde partij 1] moest tegen klanten zeggen dat ze 21 jaar was, omdat je volgens haar onder de 21 jaar niet mocht werken. Ook merkte verdachte op dat ze wist dat ze in Zwitserland om een Europees paspoort vroegen. [benadeelde partij 1] zei meerdere keren tegen verdachte dat ze hier illegaal aan het werk was. Ook spraken verdachte en [benadeelde partij 1] meerdere keren over de dreiging van het aangeven van de vrouwen bij de politie. Zowel [benadeelde partij 1] als [naam vrouw 7] hebben verklaard dat verdachte hen had gezegd dat ze tegen de politie moesten zeggen dat ze hier als toerist waren. Hieruit kan worden opgemaakt dat verdachte bekend was met de geldende regels en voorwaarden omtrent de toegang, het verblijf en het werken binnen het Schengengebied en dat de vrouwen hier niet aan voldeden.
Daar komt bij dat verdachte een escortservice in de niet vergunde sector exploiteerde. Verdachte moet zich hebben gerealiseerd dat een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning in Nederland voor dergelijke werkzaamheden onder deze omstandigheden nimmer een kans van slagen zou hebben.
6.3.4.
Handelen van verdachte
Uit het dossier komt een beeld naar voren van een verdachte die zich, waarschijnlijk al gedurende enkele jaren, beroepsmatig bezighield met werkzaamheden in de prostitutie in de illegale sector in Nederland. Uit de verschillende websites waaraan verdachte te linken is en uit de verklaringen van de vrouwen blijkt dat de vrouwen niet toevallig in contact kwamen met verdachte, maar dat verdachte de vrouwen actief wierf om in Nederland in de illegale prostitutie aan het werk te gaan. Voor een aantal vrouwen heeft zij een ticket geboekt en in één geval zelfs betaald. In ieder geval was zij de persoon waarmee contact werd opgenomen als men in Nederland als prostituee aan het werk wilde. Zij was degene die zorgde dat er een werkplek beschikbaar kwam. Uit het dossier blijkt verder ook dat verdachte de werkzaamheden van de vrouwen heeft gefaciliteerd door het plaatsen en opwaarderen van seksadvertenties. Ook heeft verdachte een werkplek, onderdak, vervoer en seksafspraken voor de vrouwen geregeld. Er was hierbij sprake van een mondelinge overeenkomst tussen de vrouwen en verdachte, waarbij onder andere afspraken waren gemaakt over de verdeling van de verdiensten.
Het bestanddeel ‘behulpzaam zijn bij’ in artikel 197a Sr moet worden uitgelegd als in artikel 48 Sr. Het gaat erom of betrokkene het (verdere) verblijf in Nederland van de vreemdeling in enigerlei opzicht heeft bevorderd of gemakkelijk heeft maakt. De handelingen van verdachte kunnen volgens de rechtbank gekwalificeerd worden als het ‘behulpzaam zijn bij’ het verschaffen van toegang tot en verblijf in Nederland, zoals bedoeld in artikel 197a Sr. Ook kan hieruit worden afgeleid dat verdachte de vrouwen krachtens een mondelinge overeenkomst arbeid heeft doen verrichten, zoals bedoeld in artikel 197b Sr.
Dat hierbij uit winstbejag is gehandeld, blijkt uit de omstandigheid dat de vrouwen 50% van hun verdiensten uit de prostitutie aan haar hebben af gestaan. Nadat zij de onkosten had betaald, hield verdachte een bedrag over dat ten goede van haarzelf kwam. Zij heeft zichzelf verrijkt middels de prostitutiewerkzaamheden van de vrouwen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat gelet op de frequentie van de mensensmokkelincidenten, de gestructureerde en professionele wijze waarop de mensensmokkel werd georganiseerd, bewezen kan worden verklaard dat verdachte een gewoonte van haar handelen heeft gemaakt. De inkomsten die verdachte genoot met het smokkelen en het doen verrichten van arbeid door deze vrouwen worden beschouwd als noodzakelijk voor haar levensonderhoud. Immers, een andere duurzame en substantiële bron van inkomsten is de rechtbank niet gebleken. Op grond van het voorgaande is er sprake geweest van broodwinning en acht de rechtbank ook het bestanddeel ‘een beroep maken’ bewezen.
6.3.5.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat in een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar in gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [medeverdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
[medeverdachte] is verdachte behulpzaam geweest door de vrouwen te vervoeren van en naar seksafspraken en door het verdiende geld bij hen op te halen. Ook is gebleken dat [medeverdachte] in sommige gevallen hulp bood bij het laten betalen van tikkies door klanten, door zijn rekening daarvoor ter beschikking te stellen. Vanaf zijn rekening werden ook betalingen gedaan ten behoeve van het (omhoog) plaatsen van advertenties.
Zoals eerder al beschreven komt uit het dossier een beeld naar voren van een verdachte die zich beroepsmatig bezighield met werkzaamheden in de prostitutie in de illegale sector in Nederland. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een leidende rol heeft gehad. Zij was degene die de vrouwen wierf, in veel gevallen behulpzaam was bij hun reis naar Nederland en in belangrijke mate hun werkzaamheden faciliteerde. [medeverdachte] heeft in dit kader de nodige hand- en spandiensten verricht, maar niet in die mate dat sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen. Er was in dit geval geen sprake van min of meer gelijkwaardige participanten, wier – intellectuele of materiële – aandeel in het delict van vergelijkbare betekenis was. De door [medeverdachte] verrichte handelingen waren niet essentieel voor het verschaffen van toegang tot en het verblijf in Nederland en de tewerkstelling van de vrouwen in de prostitutie in Nederland. De rol die [medeverdachte] heeft gespeeld is een ondersteunende geweest en ook is niet gebleken dat [medeverdachte] in belangrijke mate heeft gedeeld in de opbrengst. Door de helpende rol te vervullen die hierboven is omschreven, zou [medeverdachte] mogelijk als medeplichtige kunnen worden aangemerkt ten aanzien van de tewerkstelling van de vrouwen.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in paragraaf 6.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 1 februari 2020 tot en met 4 mei 2021 in Nederland en in Colombia en Brazilië en Venezuela en Spanje,
  • [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam andere vrouw] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 7] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 8] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 4] , geboren op [geboortedatum]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland,
en
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en voornoemde personen daartoe telkens gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft,
terwijl zij wist dat die toegang en dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft zij:
  • voor meerdere van voornoemde vrouwen vliegtickets geregeld zodat zij naar Nederland konden komen met de bedoeling om deze vrouwen aldaar in de prostitutie te laten werken en
  • meerdere van voornoemde vrouwen laten opvangen op het vliegveld Schiphol en
  • voor voornoemde vrouwen hotelkamers en/of verblijfplaatsen geregeld van waaruit zij hun prostitutiewerkzaamheden kon(den) verrichten,
terwijl verdachte daarvan een beroep en gewoonte heeft gemaakt;
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 1 februari 2020 tot en met 4 mei 2021 in Nederland,
  • [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam andere vrouw] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 7] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 8] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
  • [naam vrouw 4] , geboren op [geboortedatum]
die zich wederrechtelijk toegang tot en verblijf in Nederland hadden verschaft, krachtens overeenkomst, arbeid (prostitutie) heeft doen verrichten in Amsterdam en/of elders in Nederland, terwijl zij, verdachte, wist, dat de toegang of dat verblijf in Nederland wederrechtelijk was,
immers heeft zij, verdachte:
- voor meerdere van voornoemde vrouwen vliegtickets geregeld zodat zij naar Nederland konden komen met de bedoeling om deze vrouwen aldaar in de prostitutie te laten werken en
  • meerdere van voornoemde vrouwen laten opvangen op het vliegveld Schiphol en
  • voor voornoemde vrouwen hotelkamers en/of verblijfplaatsen geregeld van waaruit zij hun prostitutiewerkzaamheden konden verrichten en
  • van meerdere van voornoemde vrouwen erotische foto’s (bestemd voor seksadvertenties) gemaakt en/of zorggedragen voor voornoemde foto’s en
  • voor voornoemde vrouwen een advertentie aangemaakt op kinky.nl en
  • voor voornoemde vrouwen seksafspraken gemaakt en
  • met voornoemde vrouwen afgesproken dat zij, verdachte, de helft van het verdiende geld met prostitutiewerkzaamheden zou ontvangen en
  • het laten vervoeren van voornoemde vrouwen naar escortwerkzaamheden en
  • het met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld van voornoemde vrouw(en) laten ophalen;
terwijl verdachte daarvan een beroep en gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

8.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft de zorg over haar dochter. De raadsvrouw heeft verzocht om hoogstens een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is zeven vrouwen (uit winstbejag) behulpzaam geweest bij het verschaffen van toegang tot en verblijf in Nederland, terwijl zij wist dat de toegang en het verblijf wederrechtelijk waren. Daarnaast heeft zij de vrouwen arbeid doen verrichten, terwijl zij wist dat hun verblijf en de te verrichten arbeid in Nederland wederrechtelijk waren.
Uit het dossier komt een beeld naar voren van een verdachte die zich, waarschijnlijk al gedurende enkele jaren (en in ieder geval sinds 2017), beroepsmatig bezighield met het actief werven en faciliteren van vrouwen voor werkzaamheden in de prostitutie in de illegale sector in Nederland. Verdachte exploiteerde een escortservice in de illegale prostitutiebranche. In deze zaak kan worden vastgesteld dat verdachte zeven vrouwen heeft geworven voor het werk in de illegale prostitutie in Nederland, waarna zij de werkzaamheden en in sommige gevallen ook de reis naar Nederland mogelijk maakte. Verdachte maakte seksadvertenties aan, fungeerde als contactpersoon tussen de vrouwen en hun klanten voor seksafspraken en regelde werkruimte en vervoer voor de vrouwen. De vrouwen moesten 50% van hun verdiensten afstaan aan verdachte.
Aldus handelend heeft verdachte bijgedragen aan de frustratie van het overheidsbeleid bij de bestrijding van illegale toegang tot en verblijf in Nederland. Ook heeft zij bijgedragen aan de instandhouding van de illegale prostitutie in Nederland.
Weliswaar is verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mensenhandel (feit 1), maar zij heeft wel gebruik gemaakt van de kwetsbare positie en afhankelijkheid van de vrouwen. Er kan dus wel van een maatschappelijk zeer onwenselijke arbeidssituatie gesproken worden. Het geheel maakt de indruk van een bedrijf, waarbij verdachte uitsluitend eigen financieel gewin voor ogen heeft gestaan.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het haar betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het voorgaande, bij de bepaling van de omvang van de aan verdachte op te leggen straf alleen kan worden volstaan met een vrijheidsstraf van langere duur. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank heeft gekeken naar het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor mensensmokkel. Als oriëntatiepunt wordt een gevangenisstraf van drie maanden genoemd per gesmokkelde, waarbij in beginsel een lineaire verhoging volgt bij meerdere gesmokkelden. Voor het tewerkstellen van illegale vreemdelingen is geen oriëntatiepunt geformuleerd.
In deze zaak was sprake van mensensmokkel ten aanzien van zeven vrouwen. Verdachte heeft een leidende rol gehad en heeft een gewoonte en beroep gemaakt van haar handelen. Daar komt bij dat in deze zaak evident sprake was van kwetsbare vrouwen die aan het werk werden gezet in de illegale prostitutiebranche, waarbij zij in bepaalde mate afhankelijk waren van verdachte.
Daarnaast houdt de rechtbank ook rekening met de proceshouding van verdachte ter zitting. Verdachte heeft tot zekere hoogte openheid van zaken gegeven, maar heeft tevens verklaard dat zij haar handelingen heeft verricht onder dwang van [medeverdachte] . Nog daargelaten dat verdachte deze verklaring pas ter terechtzitting heeft afgelegd (waar zij eerder steeds heeft verklaard een liefdesrelatie te hebben onderhouden met [medeverdachte] ), volgt uit het dossier duidelijk dat het verdachte is geweest die de leiding had over het reilen en zeilen van de werkzaamheden, waarbij zij de hulp inriep van [medeverdachte] waar nodig. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte al actief was in de illegale escortservice voordat zij [medeverdachte] leerde kennen. Dat verdachte op ongeloofwaardige wijze de schuld op haar medeverdachte heeft proberen te schuiven, rekent de rechtbank haar aan.
Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
De termijn heeft een aanvang genomen met de inverzekeringstelling van verdachte op 4 mei 2021. Nu de rechtbank uitspraak doet op 3 januari 2024 bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn bijna acht maanden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding de overschrijding te compenseren, nu de vertraging in het strafproces aan verdachte zelf te wijten is. De inhoudelijke behandeling van de zaak stond gepland op 1 februari 2023. De zaak is toen aangehouden omdat het verzoek van de medeverdachte om verdachte als getuige te horen werd toegewezen. Dit kon echter niet op dat moment gebeuren omdat verdachte - in strijd met haar eerdere belofte om ter zitting te verschijnen - niet op de zitting was verschenen. Zij beschikte namelijk op dat moment niet over de benodigde documenten om vanuit Spanje naar Nederland af te reizen, terwijl dit binnen haar risico- en verantwoordelijkheidssfeer lag.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden opleggen, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

11.Beslag

Onder verdachte is een personenauto (Mercedes met Spaans kenteken [kenteken] ) in beslag genomen.
De rechtbank gelast de teruggave van voornoemde personenauto aan verdachte.

12.De benadeelde partijen

12.1.
[benadeelde partij 1]
12.1.1.
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 2.618,-, aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden die zij aan verdachte heeft afgestaan. Ter onderbouwing is verwezen naar de verklaringen die [benadeelde partij 1] heeft afgelegd over de tarieven die zij hanteerde, het aantal dagen dat zij heeft gewerkt en het percentage dat zij aan verdachte heeft moeten afdragen. Ook is verwezen naar de administratie op de MacBook van [benadeelde partij 1] en de WhatsApp-gesprekken tussen [benadeelde partij 1] en verdachte.
Daarnaast vordert [benadeelde partij 1] € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade, nu sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze. [benadeelde partij 1] zou psychische schade hebben opgelopen door het handelen van verdachte. Door het Schadefonds Geweldsmisdrijven is aan [benadeelde partij 1] een uitkering toegekend van € 10.000,-.
Voorts is gevorderd het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 1] heeft gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van de schadevergoeding met de medeverdachte.
12.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door [benadeelde partij 1] gevorderde bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding toe te wijzen. Zij heeft voorts gevorderd dat de totale schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
12.1.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering af te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schade kan niet worden vastgesteld welke schade het (rechtstreekse) gevolg is geweest van het ten laste gelegde. Het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade is volgens de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd.
12.1.4.
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover de vordering van [benadeelde partij 1] ziet op feit 1, zal de vordering niet ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel.
Voor zover de vordering van [benadeelde partij 1] ziet op de feiten 2 en 3, overweegt de rechtbank als volgt. De artikelen 197a en 197b Sr zien op de bescherming van het overheidsbeleid bij bestrijding van illegaal verblijf van personen in Nederland en de publieke kas. De artikelen beogen dus niet de bescherming van de individuele belangen van de personen die gesmokkeld dan wel tewerkgesteld zijn. In het licht daarvan en nu de rechtbank ook geen rechtstreeks verband ziet tussen de bewezen verklaarde feiten en de gestelde schade, wordt [benadeelde partij 1] ook om deze reden niet ontvankelijk in haar vordering verklaard.
12.2.
[naam vrouw 7]
12.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [naam vrouw 7] vordert € 6.000,-, aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden die zij aan verdachte heeft afgestaan. Ter onderbouwing is verwezen naar de verklaringen die [naam vrouw 7] heeft afgelegd over het bedrag dat zij aan verdachte heeft moeten afdragen.
Daarnaast vordert [naam vrouw 7] € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, nu sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze. [naam vrouw 7] zou psychische schade hebben opgelopen door het handelen van verdachte.
De schade is het rechtstreeks gevolg van de ten laste gelegde feiten. Niet is vereist dat de benadeelde partij is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling rechtstreeks wordt beschermd.
Voorts is gevorderd het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[naam vrouw 7] heeft gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van de schadevergoeding met de medeverdachte.
12.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door [naam vrouw 7] gevorderde bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding toe te wijzen. Zij heeft voorts gevorderd dat de totale schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
12.2.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering af te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schade weegt mee dat [naam vrouw 7] vrijwillig naar Nederland kwam en in de prostitutie aan het werk ging. Verdachte is hoogstens medeplichtig aan de mensensmokkel. Het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade is volgens de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd.
12.2.4.
Het oordeel van de rechtbank
De artikelen 197a en 197b Sr zien op de bescherming van het overheidsbeleid bij bestrijding van illegaal verblijf van personen in Nederland en de publieke kas. De artikelen beogen dus niet de bescherming van de individuele belangen van de personen die gesmokkeld dan wel tewerkgesteld zijn. In het licht daarvan en nu de rechtbank ook geen rechtstreeks verband ziet tussen de bewezen verklaarde feiten en de gestelde schade, wordt [naam vrouw 7] niet ontvankelijk in haar vordering verklaard.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 197a en 197b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

14.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding onder feit 2 en 3 ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen zinsnede ‘één of meer andere vrouw(en)’ nietig.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 2 en 3 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, terwijl zij weet dat die toegang wederrechtelijk is, meermalen gepleegd
en
het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl zij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd
terwijl zij daarvan een beroep en gewoonte heeft gemaakt;
Ten aanzien van feit 3:
het een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot en verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten, terwijl zij weet dat de toegang en dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd
terwijl zij daarvan een beroep en gewoonte heeft gemaakt.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
 Gelast de teruggave aan verdachte van: personenauto van het merk Mercedes met Spaans kenteken [kenteken] .
 Verklaart [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in haar vordering. Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
 Verklaart [naam vrouw 7] niet ontvankelijk in haar vordering. Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
 Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en L. Medema-Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek [naam website] ’, p. 863-867.
3.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp [naam vrouw 6] en [verdachte] ’, p. 236.
4.Proces-verbaal van bevindingen ‘Spaanse advertentie Nuevo Loquo’, p. 441-457.
5.Proces-verbaal belangrijke tapgesprekken TA005, Imeinummer [nummer] , p. 321.
6.Proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek telefoon [naam 4] met daarin contact [voornaam verdachte] ’, p. 206.
7.Proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek telefoon [naam 4] met daarin contact [voornaam verdachte] ’, p. 200-207.
8.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp conversatie [naam 1] IPhone 12’, p. 1209–1218.
9.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp conversatie [naam 1] IPhone 11 pro max’, p. 1219-1230.
10.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 22 november 2023.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 juni 2021, p. 1272, 1284.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 juni 2021, p. 1272, 1285.
13.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 945.
14.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek smartphone Samsung goednummer 6053014’, p. 1231-1232.
15.Proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte] ziet eindelijk wat geld van de hoeren’, p. 1114.
16.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 275.
17.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie gebruiker Imei-nummer [nummer] ’, p 287-289.
18.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon [verdachte] Iphone 12’, p. 1058-1071.
19.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken [medeverdachte] ’, p. 480-495.
20.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 795.
21.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 1044-1046.
22.Proces-verbaal verstrekking en bevindingen gevorderde gegevens, p. 658-659.
23.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 1026-1028.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1244-1245.
25.Proces-verbaal van bevindingen ‘betaling voor (niet-gehuwde-partner door [verdachte] ’, p. 599-601.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
27.Proces-verbaal van aangifte, p. 1.
28.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
29.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] , p. 134.
30.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] , p. 103-104.
31.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] , p. 102-155.
32.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] ’, p. 105.
33.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] ’, p. 126.
34.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] ’, p. 127.
35.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] ’, p. 135.
36.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] ’, p. 141.
37.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] ’, p. 102-149.
38.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [benadeelde partij 1] en [voornaam verdachte] ’, p. 154.
39.Proces-verbaal van bevindingen ‘wel of geen rechtmatig verblijf met aantekening arbeid toegestaan’, p. 1040.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34, 38.
41.Proces-verbaal van bevindingen ‘controle illegale prostitutie [adres] ’, p. 230-231.
42.Proces-verbaal van bevindingen ‘PV chatgesprekken [naam vrouw 1] met [voornaam verdachte] Amsterdam’, p. 516-531.
43.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] d.d. 30 juni 2021, p. 1271.
44.Proces-verbaal van bevindingen ‘wel of geen rechtmatig verblijf met aantekening arbeid toegestaan’, p. 1039.
45.Proces-verbaal van bevindingen ‘controle illegale prostitutie v [adres] ’, p. 229-230.
46.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp [naam vrouw 6] en [verdachte] ’, p. 232-274.
47.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 22 november 2023.
48.Proces-verbaal van bevindingen ‘wel of geen rechtmatig verblijf met aantekening arbeid toegestaan’, p. 1039.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 297.
50.Proces-verbaal van verhoor getuige [voornaam andere vrouw] , p. 308.
51.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [benadeelde partij 1] ’, p. 26-27.
52.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens Air Europe Lineas Aereas S.A., p. 156.
53.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 167-170.
54.Verklaring van verdachte S [verdachte] ter terechtzitting van 22 november 2023.
55.Proces-verbaal van bevindingen ‘wel of geen rechtmatig verblijf met aantekening arbeid toegestaan’, p. 1041.
56.Proces-verbaal van bevindingen ‘niet vergunde prostitutiecontrole [naam vrouw 7] ’, p. 496.
57.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met [naam vrouw 7] ’, p. 533.
58.Verklaring van [naam vrouw 7] bij de rechter-commissaris op 31 maart 2022, blad 3-4.
59.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-conversatie tussen [naam vrouw 7] en [verdachte] ’, p. 1118-1152.
60.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 1282.
61.Proces-verbaal van bevindingen ‘wel of geen rechtmatig verblijf met aantekening arbeid toegestaan’, p. 1042.
62.Proces-verbaal van bevindingen ‘niet vergunde prostitutiecontrole [naam vrouw 8] ’, p. 505.
63.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met [naam vrouw 8] ’, p. 513-514.
64.Proces-verbaal van bevindingen ‘chat tussen [verdachte] en [naam vrouw 8] ’, p. 1155-1158.
65.Proces-verbaal van bevindingen ‘wel of geen rechtmatig verblijf met aantekening arbeid toegestaan’, p. 1042.
66.Proces-verbaal van bevindingen, p. 369.
67.Proces-verbaal van bevindingen ‘herkenning [medeverdachte] Citydenhotel Amsterdam’, p. 381.
68.Proces-verbaal van bevindingen ‘sms berichten met het adres van het Cityden hotel’, p. 360.
69.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 352.
70.Proces-verbaal van bevindingen ‘wel of geen rechtmatig verblijf met aantekening arbeid toegestaan’, p. 1041.
71.HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2467.
72.Kamerstukken II 1991/92, 22 142, nr. 3 (herdruk), p. 11-12.
73.Hoge Raad 15 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA8499, NJ 2008/62 en Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3574, NJ 2010/279 m.nt. Schalken onder NJ 2010/281), in het bijzonder artikel 8 van die wet (rechtmatig verblijf).