ECLI:NL:RBAMS:2024:2108

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/261496-23 (Promis)

Datum uitspraak: 28 maart 2024

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Bont, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat

Feit 1:

hij, in of omstreeks de periode van 14 mei 2022 tot en met 23 mei 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,

- ongeveer 40 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of

- ongeveer 137,68 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of

- ongeveer 1,92 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde heroïne, cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Feit 2:

hij, in of omstreeks de periode van 14 mei 2022 tot en met 23 mei 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te

weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,

verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van

heroïne, cocaïne en/of MDMA, zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de

Opiumwet behorende lijst I,

voor te bereiden en/of te bevorderen de navolgende voorwerpen:

- heroïne, cocaïne en/of MDMA, en/of

- een woning (gelegen aan de Jan Voermanstraat 44-H te Amsterdam), en/of

- een weegschaal, en/of

- een koffiemolen, en/of

- een bus Axe deodorant, en/of

- éen of meerdere versnijdingsappara(a)t(en), en/of

- 100 stuks vacuümzakken, en/of

- een vacuüm packaging machine

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachten mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1

Inleiding

De politie heeft op 23 mei 2022 in de woning op het adres [adres 2] (hierna: ‘de woning’) de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen en goederen aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat deze woning op naam staat van [naam 1] , die heeft verklaard dat hij de woning alleen als postadres gebruikt en onderverhuurt aan verschillende personen. Na politieonderzoek kwam verdachte in beeld, maar hij ontkent enige betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten.

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of bewezen kan worden dat verdachte zich (al dan niet in vereniging) schuldig heeft gemaakt aan de handel in, dan wel het aanwezig hebben van verdovende middelen (feit 1) en of hij zich (al dan niet in vereniging) schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen ten aanzien van de handel in verdovende middelen (feit 2).

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft primair gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor wat betreft het bereiden, bewerken en verwerken van de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen, en gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor wat betreft het aanwezig hebben van de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen, en een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.

De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar primaire en subsidiaire standpunt aangevoerd dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte de drugs en de goederen aanwezig heeft gehad. Verdachte had namelijk zowel wetenschap van deze verdovende middelen en goederen in de woning als beschikkingsmacht daarover. Dit volgt volgens de officier van justitie uit het feit dat verdachte blijkens een afgeluisterd telefoongesprek de woning huurde, dat hij op het adres van de woning tweemaal eten heeft laten bezorgen, dat in de woning een deodorant Axe busje is aangetroffen met daarop het DNA van verdachte en dat zijn telefoonnummer in de ten laste gelegde periode meerdere malen gebruik heeft gemaakt van de Cell-ID’s in de directe omgeving van de woning en blijkens de netwerkmeting ook in de woning aanwezig is geweest.

4.2

Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman wijst erop dat uit de inhoud van het dossier niet volgt dat verdachte op 23 mei 2022 in de woning is geweest waar de verdovende middelen en andere goederen zijn aangetroffen. Ook kan op geen enkele wijze worden vastgesteld dat [naam 1] de woning aan verdachte heeft onderverhuurd. Derhalve blijkt uit de inhoud van het dossier niet dat verdachte de wetenschap of de beschikkingsmacht heeft gehad ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen en goederen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, waarbij de rechtbank verdachte wel van enkele onderdelen van deze beschuldigingen zal vrijspreken. De rechtbank licht dit als volgt toe.

Feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat bij haar beoordeling op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

De politie heeft op 23 mei 2022 om 19.15 uur de woning betreden. In de woonkamer werd ongeveer 40 kilogram heroïne en het grootste deel van de in de tenlastelegging genoemde goederen aangetroffen, waarmee strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot hard- en softdrugs kunnen worden verricht. In een afgesloten kast van de slaapkamer werd, nadat deze was geforceerd, 137,68 gram cocaïne, 1,92 gram MDMA en de in de tenlastelegging genoemde koffiemolen gevonden. De politie heeft vervolgens een mondkapje, een plastic zak, vermoedelijk om heroïne te verpakken, een bus Axe deodorant en plastic handschoenen in beslag genomen ten behoeve van DNA- en dactyloscopisch onderzoek. Uit DNA-onderzoek blijkt dat op deze bus Axe deodorant DNA is aangetroffen, dat afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal twee onbekende personen. De forensisch expert concludeert dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.

Uit het proces-verbaal van bevindingen met de gegevens van Thuisbezorgd blijkt dat op 14 en 15 mei 2022 een maaltijd is besteld door ‘ [naam 2] , [telefoonnummer] , e-mail: [emailadres] ’ en bezorgd op het adres van de woning.

Uit de historische gegevens van KPN is gebleken dat het bovengenoemde telefoonnummer op 22, 23 en 24 mei 2022 twaalf keer aanstraalde op de gsm-mast geplaatst aan de [adres] . Daarnaast blijkt uit de netwerkmeting dat de telefoon, gekoppeld aan bovengenoemd telefoonnummer, op de momenten dat het gebruik maakte van de Cell-ID’s met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] in de woning geweest kan zijn. Gelet hierop volgt uit het historische overzicht dat de telefoon, gekoppeld aan bovengenoemd telefoonnummer, in de geweest kan zijn op 22 mei 2022 om 13.55 en om 23.49 uur, en op 23 mei 2022 om 5.05, 5.20, 5.34, 12.32 en 13.34 uur. Uit het historische overzicht blijkt daarnaast dat de telefoon, gekoppeld aan bovengenoemd telefoonnummer, op 23 mei 2022 om 18.33 uur en om 19.52 uur gebruik maakte van Cell-ID’s in de directe omgeving van de woning, te weten een Cell-ID met het adres ‘ [adres] ’ en een Cell-ID met het adres ‘ [adres 3] ’.

Bewijsoverwegingen

Bij de beoordeling van de feiten rijst allereerst de vraag of het nummer [telefoonnummer] toebehoort aan de telefoon van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de gegevens van Thuisbezorgd.nl kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] , omdat de door hem opgegeven naam ‘ [naam 2] ’ en het e-mailadres ‘ [emailadres] ’ overeenkomen met de naam en het geboortejaar van verdachte. De rechtbank stelt dan ook vast dat de gegevens uit de netwerkmeting en het historische overzicht zien op de telefoon van verdachte.

De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of verdachte de verdovende middelen en de voorwerpen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Voor het bewijs hiervan moet verdachte wetenschap hebben gehad van de verdovende middelen. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie die drugs toebehoren. Er hoeft ook geen sprake te zijn van enige formele beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien daarvan. Daarnaast moeten de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden. Hiermee wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren.

Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de woning bewoonde of daar verbleef. Wel bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten dat verdachte op meerdere momenten in de woning aanwezig is geweest. Zo blijkt uit de gegevens van Thuisbezorgd.nl dat verdachte zich op 14 mei 2022 en 15 mei 2022 in de woning heeft bevonden en uit de netwerkgegevens dat verdachte op 23 mei 2022, de datum waarop de politie de verdovende middelen heeft aangetroffen, op vijf verschillende momenten in de woning geweest heeft kunnen zijn. Daarnaast is sprake van sterke aanwijzingen dat de telefoon van verdachte vlak voor en na het moment dat de politie de woning betrad in de buurt van de woning was. Zo maakte verdachte om 18.33 uur, 42 minuten voordat de politie de woning heeft betreden gebruik van een Cell-ID met het adres ‘ [adres] ’ en om 19.52 uur, 37 minuten nadat de politie de woning heeft betreden, van een Cell-ID met het adres ‘ [adres 3] ’, dat zich in de directe omgeving van de woning bevindt. Tot slot is sprake van een volledige match tussen het DNA van verdachte en DNA van een monster dat is aangetroffen op een Axe deodorant bus dat naast de weegschaal op de tafel in de woonkamer van de woning is aangetroffen.

De omvang van de op 23 mei 2022 in de woning aangetroffen verdovende middelen was aanzienlijk en het grootste deel - 40 kilogram heroïne - lag in de woonkamer direct in het zicht. Dit geldt ook voor de weegschaal, de versnijdingsapparaten, de vacuümzakken, en de

vacuüm packaging machine. Deze bevonden zich immers op en rond de tafel, eveneens in die woonkamer.

Gelet op alle genoemde omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte zich op 23 mei 2022 in de woning heeft bevonden, had hij wetenschap van de heroïne die zich in de woonkamer bevond en heeft hij hierover kunnen beschikken. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte geen redelijke, andersluidende verklaring voor het belastende bewijsmateriaal heeft gegeven. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat de Axe deodorant met daarop het DNA van verdachte niet gerelateerd kan worden aan drugs. Nog ervan afgezien dat verdachte zelf alleen maar heeft verklaard dat hij er niets mee te maken heeft, heeft de politie immers op basis van ervaring het vermoeden geuit dat de Axe deodorant werd gebruikt om de lucht afkomstig bij verpakken en wegen van de heroïne te maskeren. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat de Axe deodorant is aangetroffen op de tafel naast de weegschaal en meerdere plastic zakjes met heroïne. De rechtbank volgt de politie hierin.

De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van heroïne en aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van het bereiden, bewerken en verwerken van heroïne op 23 mei 2022.

De genoemde hoeveelheden cocaïne en MDMA bevonden zich in een afgesloten kast in de slaapkamer van de woning. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat verdachte van de aanwezigheid van deze verdovende middelen op de hoogte was of hierover kon beschikken. Zo zijn er geen sporen gevonden die de verdachte in direct verband brengen met (één van) de in de kast aangetroffen verdovende middelen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA.

De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’, aangezien uit de inhoud van het dossier niet is gebleken dat bij het plegen van de feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

ten aanzien van feit 1:

op 23 mei 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 40 kilogram van een materiaal bevattende heroïne.

ten aanzien van feit 2:

op 23 mei 2022 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het bereiden, bewerken en verwerken van heroïne, voor te bereiden en/of te bevorderen de navolgende voorwerpen:

- heroïne, en

- een weegschaal, en

- een bus Axe deodorant, en

- versnijdingsapparaten, en

- 100 stuks vacuümzakken, en

- een vacuüm packaging machine

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop.

8.2

Het standpunt van de verdediging

Bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het strafblad van verdachte en de geringe rol van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daarom verzocht om een taakstraf op te leggen met eventueel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, met oplegging van algemene voorwaarden.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft ongeveer 40 kilo heroïne voorhanden gehad en voorwerpen voorhanden gehad die bestemd waren voor het verrichten van voorbereidingshandelingen met betrekking tot het bereiden, bewerken en verwerken van heroïne. Harddrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en de handel erin gaat niet zelden gepaard met ernstige vormen van criminaliteit, die voor grote overlast in de samenleving zorgen.

Ter terechtzitting heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan

De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten genoemd in het LOVS, waar voor een hoeveelheid als waar hier sprake van is een gevangenisstraf van meer dan 36 maanden wordt genoemd.

Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Nu naar het oordeel van de rechtbank sprake is van eendaadse samenloop tussen de beide feiten, zal zij, gelet op het bepaalde in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, de straf slechts baseren op feit 1. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank ten aanzien van dit feit enkel tot bewezenverklaring van het aanwezig hebben van de heroïne. Dit weegt de rechtbank mee in het voordeel van verdachte. Anderzijds ziet de rechtbank in het tijdsverloop geen aanleiding de op te leggen straf te matigen.

Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.

9.Beslag

Onder verdachte zijn verschillende goederen in beslag genomen, zoals vermeld op de beslaglijst die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd dient te worden beschouwd.

De officier van justitie heeft gevorderd dat alle bovengenoemde goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer.

De rechtbank zal gelasten dat de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 1, 2, 3, 4 en 8, te weten: een zak, handschoenen, een mondkapje, Axe deodorant, en een tas, dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Dit betreft immers geen voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 5, 6 en 7, te weten: de verdovende middelen, die aan verdachte toebehoren, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van feit 1 en feit 2:

eendaadse samenloop van:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

1 STK Verdovende Middelen (nr. 5);
2 STK Verdovende middelen (nr. 6);
136 GR Verdovende Middelen (nr. 7);

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

1 STK Zak (nr. 1);
1 STK Handschoen (nr. 2);
1 STK Mondkap (nr. 3);
1 STK Parfum (nr. 4);
1 STK Tas (nr. 8).

Dit vonnis is gewezen door

mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,

mrs. W.A.J.P. van den Reek en D.M.S. Gribling rechters en

mr. V.D. Bennett, griffier.

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2024.

[...]

[...]

[...]
[...]
[...]