ECLI:NL:RBAMS:2024:2094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10796005 / CV EXPL 23-14593
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in het kader van incassoprocedures en vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2024, staat de aansprakelijkheid van bestuurders van een besloten vennootschap centraal. De eiser, TCM NETHERLANDS B.V., een incassobureau, heeft gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3], aangesproken op basis van vermeende bestuurdersaansprakelijkheid. TCM vorderde betaling van een provisie van € 5.432,85, die zij meende te hebben recht op na het incasseren van een vordering op een debiteur in Indonesië. De gedaagden hebben echter betwist dat zij aansprakelijk zijn, waarbij zij aanvoeren dat de BV als opdrachtgever moet worden beschouwd en dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen.

De procedure begon met een dagvaarding van TCM op 3 november 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord van de gedaagden. De kantonrechter heeft de feiten en de stellingen van partijen zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de kantonrechter was dat de BV als opdrachtgever van TCM moet worden beschouwd, en dat de gedaagden niet onzorgvuldig hebben gehandeld in hun rol als bestuurders. De kantonrechter concludeerde dat de primaire vordering van TCM moest worden afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de gedaagden persoonlijk ernstig verwijtbaar hebben gehandeld.

De kantonrechter heeft ook de subsidiaire vordering van TCM afgewezen, omdat de BV de opdrachtgever was en [gedaagde 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld. De meer subsidiaire vordering werd als te algemeen geformuleerd beschouwd om te kunnen worden toegewezen. TCM werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 1], die op € 813,00 werden begroot, inclusief wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10796005 / CV EXPL 23-14593
Vonnis van 29 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TCM NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Purmerend,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.P Kuijper,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. V.C. van der Velde,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
Partijen zullen hierna TCM, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden genoemd. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zullen hierna gezamenlijk gedaagden worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van TCM van 3 november 2023;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] ;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met producties;
- het tussenvonnis van 26 januari 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 februari 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TCM is een incassobureau. Op 9 februari 2021 stuurt TCM aan [gedaagde 2] een e-mail waarin onder andere staat welke informatie TCM nodig heeft om een vordering op een debiteur in Indonesië te incasseren en welke kosten zij daarvoor in rekening brengt. Op 15 maart 2021 stuurt [gedaagde 2] per e-mail een aanmeldformulier en andere documenten naar TCM. [gedaagde 2] heeft op het aanmeldformulier de bedrijfsnaam “ [gedaagde 1] & [gedaagde 2] ” vermeld en e-mailadres “ [e-mailadres 1] ". Tevens vermeldt [gedaagde 2] op het aanmeldformulier een KvK-nummer. Partijen zijn het erover eens dat dit KvK-nummer betrekking heeft op een op dat moment al niet meer bestaande vof met de bedrijfsnaam [gedaagde 1] & [bedrijf] (hierna: de vof) en dat bij de aanvraag geen KvK-uittreksel is overgelegd.
2.2.
Vervolgens verricht TCM werkzaamheden die ertoe leiden dat de debiteur in Indonesië deelbetalingen verricht.
2.3.
Op 2 juli 2021 schrijft [gedaagde 1] aan TCM vanaf het e-mailadres [e-mailadres 2] onder andere:
“(…)
Wij hebben een afspraak gemaakt voor een vordering van 35.000 dollar.
We zijn niet akkoord met de kleine betalingen die mevrouw [naam] doet.”
2.3.
Op enig moment komt er zonder tussenkomst van TCM een schikking tot stand waarbij de debiteur in Indonesië een deel van de vordering betaalt.
2.4.
TCM stuurt op 12 mei 2022 aan [gedaagde 1] en [bedrijf] B.V. (hierna: de BV) een aanmaning voor een bedrag van € 320,33 en een factuur voor een bedrag van € 5.112,52. Op de aanmaning en factuur staat vermeld dat het gaat om provisie.
2.5.
Ten tijde van de hiervoor genoemde feiten waren [gedaagde 1] en [gedaagde 3] statutair bestuurders van de BV en volgens het KvK-uittreksel van de BV gezamenlijk bevoegd de BV te vertegenwoordigen. [gedaagde 2] is enig aandeelhouder en statutair bestuurder van [gedaagde 3] en was dit ook al ten tijde van voornoemde feiten.
2.6.
Op 27 juli 2023 is in het handelsregister geregistreerd dat de BV is opgehouden te bestaan.

3.Het geschil

3.1.
De dagvaarding vermeldt als primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vordering dezelfde vordering, te weten - samengevat - dat de kantonrechter bij voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de aan TCM toekomende provisie van € 5.432,85, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, de incassokosten en de proceskosten. Tevens vermeldt de dagvaarding een (tweede) meer subsidiaire vordering dat de kantonrechter een dusdanig voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wijst als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] in de proceskosten.
3.2.
De kantonrechter heeft de gemachtigde van TCM op de zitting gevraagd om een toelichting op de in de dagvaarding genoemde vorderingen. Daaruit begrijpt de kantonrechter dat TCM – samengevat – vordert dat de kantonrechter bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

Primair[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 5.432,85, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, de incassokosten en de proceskosten;

Subsidiair[gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van € 5.432,85, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de proceskosten;

Meer subsidiaireen dusdanig vonnis wijst als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] in de proceskosten.
3.3.
TCM legt aan haar primaire vordering - samengevat - het volgende ten grondslag. Gedaagden hebben zodanig onzorgvuldig gehandeld dat hen daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Zij zijn daarom als (indirect) bestuurders van de BV aansprakelijk voor de provisie waarop TCM op grond van de opdracht aanspraak zou hebben gemaakt als TCM de volledige vordering zou hebben geïncasseerd. Aan haar subsidiaire vordering legt TCM ten grondslag dat [gedaagde 2] als natuurlijk persoon de opdrachtgever van TCM was en onrechtmatig heeft gehandeld.
3.4.
[gedaagde 1] voert afzonderlijk verweer. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voeren gezamenlijk verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De BV bestaat niet meer en is geen partij in deze zaak. Deze zaak gaat dus niet over de vraag of TCM een vordering heeft op de BV. In deze zaak gaat het om de vraag of gedaagden als bestuurders van de BV aansprakelijk zijn jegens TCM en om de vraag of [gedaagde 2] persoonlijk aansprakelijk is jegens TCM.
Is er sprake van bestuurdersaansprakelijkheid?
4.2.
TCM legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat gedaagden als bestuurders van de BV aansprakelijk zijn omdat zij zodanig onzorgvuldig hebben gehandeld dat hen daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. TCM voert ter onderbouwing daarvan ten eerste aan dat gedaagden grote onduidelijkheid hebben veroorzaakt en laten voortbestaan over wie de opdrachtgever was van TCM. TCM dacht aanvankelijk dat de BV de opdrachtgever was. [gedaagde 2] heeft echter op het aanmeldformulier de gegevens van de inmiddels niet meer bestaande vof opgenomen. [gedaagde 2] was niet bevoegd om in zijn eentje de opdracht te geven namens de BV. De opdracht is niet formeel geaccordeerd door [gedaagde 1] . [gedaagde 1] neemt volgens TCM in deze procedure het standpunt in dat hij niet wist dat er een opdracht was gegeven, terwijl hij wel instructies aan TCM heeft gegeven voor het afwikkelen van de opdracht. Daarmee heeft hij de indruk gewekt dat er een opdracht was verstrekt door de BV. Hij heeft niet eerder aan TCM gemeld dat hij niet op de hoogte was van de opdracht. TCM concludeert op basis van deze omstandigheden dat gedaagden nooit de intentie hebben gehad om de (volledige) provisie te betalen aan TCM. Ten tweede voert TCM ter onderbouwing van de gestelde bestuurdersaansprakelijkheid aan dat gedaagden geen kleine deelbetalingen van de debiteur accepteerden en dat zij buiten TCM om een schikking hebben getroffen met de debiteur.
4.3.
De gestelde bestuurdersaansprakelijkheid moet worden beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad Ontvanger/Roelofsen [1] . Als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap gelden dus hogere eisen dan in het algemeen het geval is. [2] Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt onder andere gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap. [3]
4.4.
TCM laat in het midden wie de opdrachtgever was. De kantonrechter gaat ervan uit dat de BV de opdrachtgever was en dat TCM daar ook vanuit is gegaan. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang. Op het opdrachtformulier staat als opdrachtgever vermeld “ [gedaagde 1] & [gedaagde 2] ” en wordt een KvK-nummer vermeld. De incasso-opdracht had betrekking op een vordering van de BV of van een klant van haar. [gedaagde 2] mailt alleen via het e-mailadres [e-mailadres 1] met TCM. TCM heeft de facturen aan de BV gestuurd en niet gebleken is dat de BV daarop heeft gereageerd met de mededeling dat zij geen opdracht aan TCM heeft gegeven. Verder heeft [gedaagde 1] vanaf het e-mailadres [e-mailadres 2] ook meerdere malen met TCM gemaild over de incasso-opdracht. [gedaagde 1] heeft zelfs aan TCM gemaild: “Wij hebben een afspraak gemaakt voor een vordering van 35.000 dollar.” Al deze omstandigheden bij elkaar maken dat TCM er kennelijk op heeft vertrouwd en ook gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde 2] vertegenwoordigingsbevoegd was om namens de BV de incasso-opdracht te geven. Dat heeft tot gevolg dat de BV als opdrachtgever van TCM heeft te gelden.
4.5.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag of de gedragingen die TCM gedaagden verwijt leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid van gedaagden. Dat [gedaagde 2] op het aanmeldformulier een verkeerd KvK-nummer heeft ingevuld is niet dusdanig onzorgvuldig dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Bovendien is TCM daar niet door benadeeld. Ook overigens is niet gebleken dat gedaagden dusdanig veel onduidelijkheid hebben gecreëerd dat TCM niet meer wist wie haar opdrachtgever was. Zoals hiervoor al is overwogen, moet de BV als opdrachtgever van TCM worden beschouwd en dat is kennelijk ook wat TCM heeft begrepen. Een eventuele stellingname door [gedaagde 1] in het kader van zijn verweer in deze procedure kan niet dienen als grond voor de gestelde bestuurdersaansprakelijkheid. Het niet accepteren van deelbetalingen en het zonder tussenkomst van TCM treffen van een schikking moeten worden beschouwd als handelingen van de BV waarop, als deze handelingen in strijd zijn met de verplichtingen van de BV op grond van de overeenkomst van opdracht, alleen de BV kan worden aangesproken. Ook deze handelingen zijn niet dusdanig onzorgvuldig dat gedaagden daarvan persoonlijk een ernstig verwijt te maken valt. Dat gedaagden nimmer de intentie hebben gehad om de (volledige) provisie aan TCM te betalen is niet gebleken. TCM heeft geen concrete feiten naar voren gebracht waaruit dat blijkt. Dat de BV - ongeveer twee jaar nadat TCM de werkzaamheden heeft verricht en ruim een jaar nadat TCM de facturen heeft gestuurd - is opgehouden te bestaan, is daarvoor onvoldoende.
4.6.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de primaire vordering moet worden afgewezen.
Is [gedaagde 2] aansprakelijk?
4.7.
TCM legt aan haar subsidiaire vordering ten grondslag dat [gedaagde 2] als natuurlijk persoon de opdrachtgever was en onrechtmatig heeft gehandeld tegenover TCM omdat hij de suggestie heeft gewekt dat hij bevoegd was om te handelen namens de BV. Zoals hiervoor al is overwogen was de BV de opdrachtgever van TCM. De subsidiaire vordering moet daarom worden afgewezen.
4.8.
De meer subsidiaire vordering, die inhoudt dat de kantonrechter een dusdanig ander vonnis wijst als zij in goede justitie zal vermenen te behoren, is te algemeen geformuleerd om te kunnen worden toegewezen.
Proceskosten
4.9.
TCM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.11.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben geen proceskosten gemaakt die voor een proceskostenveroordeling in aanmerking komen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van TCM af,
5.2.
veroordeelt TCM in de proceskosten van [gedaagde 1] van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als TCM Netherlands B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt TCM tot betaling aan [gedaagde 1] van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Rodriguez Galvis en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.

Voetnoten

1.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758.
2.HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:470.
3.HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628.