Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
[gedaagde 1] B.V.,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
4.
[gedaagde 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 december 2022, met producties 1-30,
- de conclusie van antwoord, met producties 1-12,
- het tussenvonnis van 30 augustus waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 september 2023, met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
human resource-diensten aanbiedt en actief is in de maritieme beveiligings- en scheepsvaartindustrie. Zij biedt onder meer beveiligingspersoneel aan.
High Risk Area. Dit gebied ligt tussen de golf van Aden, de Perzische golf, Somalië en Madagaskar.
geen sprake is van een levensvatbaar bedrijf”. Het IMK heeft de kredietaanvraag afgewezen. Rondom diezelfde periode heeft [bedrijf 2] B.V. zich laten bijstaan door een schuldhulpverleningsbureau dat tot regelingen met de schuldeisers probeerde te komen.
3.Het geschil
€ 1.906,84 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
High Risk Area.Dat [gedaagde 1] kort na haar oprichting ook actief was in een gebied waar [bedrijf 4] niet eerder opdrachten uitvoerde (West-Afrika) en pas daarna ook actief werd in het gebied waar [bedrijf 4] eerder opdrachten uitvoerde (Oost-Afrika), maakt niet dat [gedaagde 1] wezenlijk andere activiteiten uitoefenden dan [bedrijf 4] . [gedaagde 1] is verder ingeschreven en gevestigd op het zelfde adres als waar [bedrijf 4] was gevestigd en ingeschreven. Zij maakt ook gebruik van hetzelfde telefoonnummer en e-mailadres dat [bedrijf 4] gebruikte. Ook de (voormalige) namen van beide vennootschappen vertonen overeenkomsten; [gedaagde 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. Verder is gebleken dat [gedaagde 1] bij het uitoefenen van haar activiteiten de wapens inhuurde bij [gedaagde 3] , waarvan [bedrijf 4] ook de wapens huurde, en haar personeel ook inhuurde bij dezelfde vennootschap als waar [bedrijf 4] haar personeel inhuurde. Hoewel daarbij steeds sprake was van een (in)leenconstructie en hiervoor geen activa zijn overgedragen aan [gedaagde 1] , zijn de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 4] met hetzelfde materiaal en personeel voortgezet door [gedaagde 1] . Omdat [bedrijf 2] c.s. op dit punt desgevraagd geen toelichting heeft kunnen geven, wordt Perun gevolgd in haar standpunt dat hierbij gebruik is gemaakt van het klantenbestand en de
goodwillvan [bedrijf 4] . [gedaagde 1] heeft voor dit alles geen vergoeding betaald aan [bedrijf 4] .
anderevennootschap (te weten: [bedrijf 4] ). Dat hen als (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] een persoonlijk ernstig verwijt valt te maken van het gebrek aan verhaalsmogelijkheden bij [bedrijf 4] , heeft Perun onvoldoende toegelicht. Hoewel hiervoor is vastgesteld dat [gedaagde 1] betrokken is geweest bij voornoemde misbruikconstructie en Perun hierdoor als schuldeiser is benadeeld, had Perun nader moeten toelichten welk verwijt [gedaagde 3] en [gedaagde 2] hiervan (als bestuurders) valt te maken. Dat deze vennootschappen (indirect) (mede)bestuurder zijn van [gedaagde 1] , is op zichzelf onvoldoende. Van hun persoonlijke aansprakelijkheid als bestuurder is niet gebleken.
5.De beslissing
woensdag 8 mei 2024voor akte uitlating aan de zijde van [gedaagde 4] en [gedaagde 1] , waarna Perun op een termijn van vier weken daarna schriftelijk mag reageren,