ECLI:NL:RBAMS:2024:2064

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10164915 \ CV EXPL 22-13892
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van kostenbeding in overeenkomst van opdracht en afwijzing van vordering tot betaling advocatendeclaratie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 9 april 2024 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen SANDJAY TUITHOF ADVOCATUUR B.V. (hierna: STA) en een gedaagde partij. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht en de bijbehorende advocatendeclaratie. Eerder zijn er al tussenvonnissen gewezen op 25 juli 2023 en 16 januari 2024, waarin de kantonrechter de partijen in de gelegenheid heeft gesteld om zich uit te laten over het voornemen om het kostenbeding te vernietigen vanwege oneerlijkheid. Beide partijen hebben echter van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het kostenbeding, dat een uurtarief van € 175,00 bevatte, moet worden aangemerkt als een kernbeding in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG. Dit betekent dat het beding in beginsel niet getoetst wordt op oneerlijkheid, tenzij het niet duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het kostenbeding oneerlijk is en heeft besloten dit ambtshalve te vernietigen. Dit heeft als gevolg dat de gehele overeenkomst vervalt, aangezien het kostenbeding niet kan bestaan zonder loon.

De vordering van STA tot betaling van de advocatendeclaratie is afgewezen, en STA is in het ongelijk gesteld. De kantonrechter heeft bepaald dat STA de proceskosten moet betalen, maar deze zijn aan de zijde van de gedaagde begroot op nihil. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. D.C. Vink.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10164915 \ CV EXPL 22-13892
Vonnis van 9 april 2024
in de zaak van
SANDJAY TUITHOF ADVOCATUUR B.V.,
te Haarlem,
eisende partij,
hierna te noemen: STA,
gemachtigde: [gemachtigde] (Burgt Incasso en Juridische Dienstverlening),
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 januari 2024.
1.2.
Partijen zijn bij het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld een akte te nemen, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De inhoud van het tussenvonnis geldt als hier herhaald en ingelast. Zoals daarin is overwogen moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of de bedingen in de overeenkomst en in de algemene voorwaarden oneerlijk zijn.
2.2.
Ten aanzien van het uurtarief van € 175,00 zoals vermeld in de opdrachtbevestiging met referentienummer [nummer 1] en in de factuur met referentienummer [nummer 2] heeft de kantonrechter overwogen dat dit een kostenbeding is dat moet worden aangemerkt als een kernbeding in de zin van Richtlijn 93/13/EEG, de richtlijn oneerlijke bedingen (hierna: de richtlijn). Kernbedingen worden in beginsel niet getoetst op oneerlijkheid, behalve als ze niet duidelijk en begrijpelijk (niet transparant) zijn geformuleerd (artikel 4 lid 2 van de richtlijn). Vervolgens heeft de kantonrechter overwogen dat hij, gelet op wat is overwogen in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14), voornemens is het kostenbeding te beschouwen als oneerlijk en dit beding daarom ambtshalve te vernietigen.
2.3.
Ook ten aanzien van artikel 4 onder d. van de algemene voorwaarden (de buitengerechtelijke kosten) heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen deze voorshands als oneerlijk te beschouwen en dit beding daarom ambtshalve te vernietigen. Het beding ten aanzien van (buiten)gerechtelijke kosten die de consument verschuldigd is als na aanmaning betaling uitblijft, wijkt namelijk ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke kosten.
2.4.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich over dit voornemen uit te laten. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
Het kostenbeding is oneerlijk
2.5.
Omdat STA niet heeft gereageerd op het in het tussenvonnis geuite voornemen ziet de kantonrechter geen aanleiding het kostenbeding op grond van de in het tussenvonnis omschreven gronden niet te vernietigen vanwege haar oneerlijke karakter.
Gevolgen
2.6.
Gevolg van de vernietiging van het kostenbeding is dat dit beding [gedaagde] niet bindt. Dit heeft tot gevolg dat het kostenbeding geacht wordt nooit te hebben bestaan. Omdat het kostenbeding bij een overeenkomst van opdracht met een opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf op grond van het bepaalde in artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek niet kan bestaan zonder loon, betekent dit dat de hele overeenkomst vervalt.
2.7.
Dit betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan het beoordelen van het beding in artikel 4 onder d. van de algemene voorwaarden.
2.8.
Nu de overeenkomst van opdracht al volledig is uitgevoerd, heeft het vernietigen van de overeenkomst geen nadelige gevolgen voor [gedaagde] . Ook verder is niet gesteld of gebleken van ernstige gevolgen aan de zijde van [gedaagde] als consument bij het niet voortbestaan van de overeenkomst. Er bestaat daarom op basis van rechtsoverweging 68 van het hiervoor onder 2.2. genoemde arrest geen grond voor toewijzing van enig bedrag aan STA en geen noodzaak tot het verhelpen van de vernietiging en het vervangen voor een bepaling van aanvullend recht of een bepaling waarover partijen het eens zijn.
2.9.
Dit leidt ertoe dat de vordering van STA wordt afgewezen.
2.10.
STA is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering van STA af,
3.2.
veroordeelt STA in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.C. Vink.
57327