Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
.Voor het niet instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter te Den Haag van 31 augustus 2020, en het instellen van dezelfde vorderingen gebaseerd op inhoudelijk dezelfde gronden in deze procedure had [eiser] (nog) geen reden genoemd. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren op deze voorlopige overweging van de rechtbank.
[titel artikel] ’(hierna: het artikel) in strijd heeft gehandeld met het vonnis van de kantonrechter en dwangsommen heeft verbeurd. Daarbij wordt het doel en de strekking van het door de kantonrechter in zijn vonnis uitgesproken verbod tot richtsnoer genomen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Daarnaast mag de wijze van executeren geen misbruik van bevoegdheid opleveren.
publicaties met betrekking tot [gedaagde] ’.De rechtbank is van oordeel dat [eiser] dit verbod te beperkt opvat. Het door de kantonrechter uitgesproken verbod ziet op artikelen waarin [gedaagde] met naam wordt genoemd en waarin zijn persoon ten onrechte in verband wordt gebracht met, kort gezegd, antisemitisme. De kantonrechter heeft aan het verbod geen specifieke voorwaarden verbonden. Niet nodig is dat het artikel hoofdzakelijk over [gedaagde] gaat, hij hoeft dus niet ‘
het (hoofd)onderwerp’van het artikel te zijn om onder het verbod te kunnen vallen. Evenmin is vereist dat de naam van [gedaagde] in de titel van het artikel wordt genoemd, dat zijn portretrecht wordt geschonden, dat zijn adresgegevens worden vermeld en/of dat zijn persoonlijke levenssfeer wordt geschaad. Dergelijke eisen heeft de kantonrechter niet gesteld in zijn vonnis. Verder is niet als voorwaarde gesteld dat het artikel makkelijk vindbaar moet zijn op het internet om onder het verbod te kunnen vallen. Het verbod kan daarnaast ook zien op toekomstige publicaties. Doel van het vonnis van de kantonrechter en het daarin opgenomen verbod is om [eiser] te laten stoppen met zijn beschuldigingen aan het adres van [gedaagde] en het telkens weer in verband brengen van [gedaagde] met antisemitisme.
“de antisemitische hetze van [gedaagde] ”en
“ [gedaagde] , de Führer van de CIDI (rechtbank: Centrum voor Informatie en Documentatie Israël) -Jugend”.Van een overduidelijke, niet serieus te nemen evidente grap of van een satirische opmerking is daarbij geen sprake. Ook als bestuurslid van CIJO had [gedaagde] zich het noemen van zijn naam in dit artikel op een dergelijke wijze niet hoeven te laten welgevallen.
alzijn artikelen zorgvuldig zou controleren op het op verboden wijze vermelden van de naam van [gedaagde] .
met betrekking tot [gedaagde]zoals bedoeld in het vonnis van de kantonrechter. [eiser] heeft in strijd gehandeld met het door de kantonrechter in zijn vonnis uitgesproken verbod dat er juist toe strekt om dergelijke uitlatingen voortaan te voorkomen. Het artikel vormt daarmee een overtreding door [eiser] van het verbod zoals uitgesproken in het vonnis van de kantonrechter, indien komt vast te staan dat inderdaad sprake is geweest van het openbaar publiceren van het artikel, wat door [eiser] wordt betwist.
metvermelding van de naam van [gedaagde] erin. [gedaagde] heeft naast een screenshot van de zoekresultaten ook een screenshot (met datum) van het artikel met zijn naam erin overgelegd, dat wordt voldoende geacht.
elkeafzonderlijke dag binnen deze periode. Zonder daadwerkelijk ingrijpen door [eiser] , dat gesteld noch gebleken is, wordt ervan uit gegaan dat het artikel gedurende deze gehele periode, al dan niet per ongeluk, openbaar toegankelijk is geweest.
.