ECLI:NL:RBAMS:2024:2057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/13/733305 / HA ZA 23-432
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake beëindiging overeenkomst en retentierecht tussen Paybyrd B.V. en Tutorial Assertivo - Unipessoal LDA

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Paybyrd B.V. en Tutorial Assertivo - Unipessoal LDA (TAU) over de beëindiging van een overeenkomst en de teruggave van bedrijfseigendommen. Paybyrd, een informatietechnologiebedrijf, had op 5 juli 2021 een overeenkomst gesloten met TAU voor het bevorderen van haar bedrijfsactiviteiten in Spanje en Portugal. De overeenkomst werd op 5 januari 2023 door Paybyrd opgezegd, met een beëindiging per 6 april 2023. TAU had echter geweigerd om bedrijfseigendommen, waaronder een laptop en mobiele telefoon, terug te geven aan Paybyrd, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze weigering en de vorderingen van beide partijen.

Paybyrd vorderde onder andere betaling van verbeurde boetes en teruggave van haar eigendommen, terwijl TAU in reconventie betaling van achterstallig loon en een bonus eiste. De rechtbank oordeelde dat TAU gerechtigd was om haar retentierecht in te roepen, omdat Paybyrd haar verplichtingen niet was nagekomen. De rechtbank wees de vorderingen van Paybyrd af, maar kende TAU een bedrag van € 15.400,00 aan loon toe, evenals wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contracten en de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/733305 / HA ZA 23-432
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAYBYRD B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. van Rijswijk te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Portugees recht
TUTORIAL ASSERTIVO - UNIPESSOAL LDA,
gevestigd te Lissabon, Portugal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C. Wiggers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Paybyrd en TAU worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 april 2023, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende verzoek tot verwijzing tevens houdende eis in reconventie, met producties,
  • de akte in het incident, tevens houdende vermeerdering van eis [met betrekking tot de kosten in het incident, rb] van TAU,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • het vonnis in incident van 30 augustus 2023 en de daarin opgenomen processtukken,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het tussenvonnis van 8 november 2023, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
  • de akte wijziging eis [in reconventie, rb], zijdens TAU,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 februari 2024 en de daarin opgenomen proceshandelingen en processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Paybyrd is een informatietechnologiebedrijf dat zich toelegt op het ontwikkelen van online betalingsmogelijkheden en het faciliteren van online betalingen.
2.2.
Voor de verdere uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten van Paybyrd in Spanje en Portugal heeft zij op 5 juli 2021 een overeenkomst voor onbepaalde tijd met TAU gesloten, waarbij TAU de opdracht (als freelancer) heeft gekregen die bedrijfsactiviteiten van Paybyrd in genoemde landen te bevorderen. TAU, althans haar bestuurder, is daarbij benoemd tot vice president sales voor Spanje en Portugal.
2.3.
In de overeenkomst tussen Paybyrd (
‘the Principal’) en TAU (
‘the Contractor’) is verder opgenomen:
“(…)
Clause 4 - Remuneration
1. The monthly fee for the activities to be performed by Contractor is EUR 11.670. (…)
2. (…)
3. (…)
4. The Contractor shall provide the Principal with an invoice regarding the performed activities on a monthly basis. The Principal shall pay the invoice within 14 days.
5. In the event the Contractor does not perform the agreed activities due to any reason, including illness, the Principal shall not be required to pay the remuneration.
(…)
Clause 9 - Confidentiality and return of company property
1. (…)
2. All correspondence, documents and other matters regarding the Principal (…) which the Contractor shall have at its disposal (…) shall be and shall remain the property of the Principal and shall immediately be surrendered to the Principal on termination of this agreement and/or at request of the Principal.
3. If the Contractor acts in breach of this clause, it forfeits to the Principal a fixed and immediately payable penalty of EUR 10.000 per breach (…).
Clause 10 - Termination agreement
1. Either of the Parties may terminate this agreement in writing at any time, subject to a notice period of (…) 3 months when this agreement has lasted one year or longer.
2. (…).
3. (…)”
2.4.
In een bijlage bij de overeenkomst (
‘Anexo 1’) is een bonusregeling voor TAU opgenomen.
2.5.
Op 10 augustus 2022 zijn partijen in onderling overleg een addendum op de overeenkomst overeengekomen waarbij TAU een andere functieomschrijving, een andere titel en een lagere maandelijkse vergoeding van € 7.000,00 per maand heeft aanvaard.
2.6.
Op 5 januari 2023 heeft Paybyrd de overeenkomst met TAU schriftelijk opgezegd tegen 6 april 2023.
2.7.
TAU heeft bij factuur van 22 februari 2023 haar werkzaamheden in februari 2023 aan Paybyrd gefactureerd.
2.8.
Op 24 februari 2023 hebben partijen overleg gehad, waarvan Paybyrd een schriftelijk verslag aan TAU heeft ge-e-maild:
“(…)
At this meeting, (…) Tutorial Assertivo was informed that he would no longer have to provide services until the termination of the Agreement (April 6, 2023) with Paybyrd continue to fulfil all duties it is obliged under the Freelance Agreement until the termination date.
(…) Tutorial Assertivo understood this to be - also - the best solution for both Parties; hence, it was immediately requested by Paybyrd, pursuant to Clause 9 of the Freelance Agreement, that all devices owned by the Company (laptop and mobile phone) and communications with Clients and Partners (emails, messages, etc.) should be promptly delivered to Paybyrd (…) at that time. The request was steadily – and also promptly – refused by (…) Tutorial Assertivo. (…).
(…)
In this sense, Paybyrd considers this attitude - besides being manifestly suspicious - absolutely intolerable and therefore, hereby:
(i) Terminates on this date the Freelance Agreement for breach of obligations;
(ii) Notifies (…) Tutorial Assertivo to, as of the present date,not communicatewith any current or potential Paybyrd Client and/or Partner on matters related to Paybyrd or other companies in the Group, either directly or through any intermediary;
(iii) informs (…) Tutorial Assertivo that it will immediately take all necessary measures, both in Portugal and in the Netherlands, of a civil and criminal nature, in order to safeguard all rights and interests that have been affected.
(…)”
2.9.
TAU heeft de volgende facturen aan Paybyrd gestuurd betreffende haar loon:
  • factuur van 20 maart 2023 voor een bedrag van € 7.000,00 (loon van maart);
  • factuur van 10 april 2023 voor een bedrag van € 1.400,00 (loon van april).
Paybyrd heeft deze facturen, en de factuur van 22 februari 2023 (zie onder 2.7), onbetaald gelaten.
2.10.
Paybyrd heeft bij de politie te Portugal aangifte gedaan van diefstal van haar bedrijfseigendommen (de laptop en mobiele telefoon) en bedrijfsinformatie (de op die apparaten opgeslagen correspondentie tussen TAU, namens Paybyrd, en de klanten en partners van Paybyrd) door de bestuurder van TAU.
2.11.
TAU heeft niet gereageerd op een andere verzoeken van Paybyrd tot teruggave van haar bedrijfseigendommen en bedrijfsinformatie.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Paybyrd vordert – samengevat – voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
veroordeling van TAU tot betaling van € 290.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan verbeurde boetes,
veroordeling van TAU tot teruggave van de bedrijfseigendommen en de bedrijfsinformatie van Paybyrd, binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis en op straffe van een dwangsom;
veroordeling van TAU tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 4.247,10 aan juridisch advies en kosten ingebrekestellingen, en € 955,90 aan vertaling van de dagvaarding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten,
afgifte van het certificaat als bedoeld in artikel 53 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder: Brussel I-bis).
Een en ander met veroordeling van TAU tot betaling van de toepasselijke wettelijke rente over de gevorderde geldbedragen, en in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Paybyrd stelt daartoe – kort gezegd – dat TAU haar verplichting tot teruggave van de bedrijfseigendommen en bedrijfsinformatie van Paybyrd niet is nagekomen en daarom de contractuele boete heeft verbeurd. TAU heeft de telefoon, de laptop, documentatie van Paybyrd, correspondentie met Paybyrd en correspondentie met in ieder geval 25 klanten van Paybyrd achtergehouden. Er is in totaal dus sprake van 29 overtredingen en de boete is opgelopen tot minimaal het gevorderde boetebedrag, aldus steeds Paybyrd.
3.3.
TAU voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
TAU vordert na eiswijziging ter zitting, veroordeling van Paybyrd tot het betalen van (samengevat):
een bedrag van € 15.400,00 aan loon tot 6 april 2023,
een bedrag van € 75.616,00 aan bonus,
een bedrag van € 10.000,00 aan schadevergoeding.
Een en ander met veroordeling van Paybyrd tot betaling van de toepasselijke wettelijke rente over de gevorderde geldbedragen en in de proceskosten.
3.6.
TAU stelt daartoe – kort gezegd – dat Paybyrd gehouden is het overeengekomen loon tot 6 april 2023 aan haar te voldoen, dat TAU in 2022 en 2023 voor een aanzienlijke omzetgroei heeft gezorgd en daarom aanspraak maakt op de bonusregeling uit
Anexo 1bij de overeenkomst tussen partijen, en dat Paybyrd ten onrechte aangifte van diefstal heeft gedaan waardoor TAU schade leidt.
3.7.
Paybyrd voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
In het tussenvonnis van 30 augustus 2023 is reeds overwogen dat deze rechtbank internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen over en weer van partijen, en dat op dit geschil tussen hen Nederlands recht van toepassing is.
4.2.
Tussen partijen staat niet in geschil dat de overeenkomst tussen hen in elk geval is geëindigd per 6 april 2023. De beëindiging door Paybyrd, en haar moverende redenen daarvoor, zijn geen onderwerp van dit geschil. TAU heeft immers geen, althans onvoldoende gemotiveerd, verweer gevoerd over die beëindiging van de overeenkomst per 6 april 2023.
4.3.
Verder staat tussen partijen vast dat zij op 24 februari 2023 hebben afgesproken dat TAU vanaf die dag tot 6 april 2023 geen uitvoering meer zou geven aan de werkzaamheden die haar zijn opgedragen in de overeenkomst.
4.4.
Tijdens het overleg tussen partijen op 24 februari 2023 heeft Paybyrd aan TAU gevraagd om teruggave van de door haar gehouden bedrijfseigendommen en bedrijfsinformatie en heeft TAU daaraan de voorwaarde gesteld dat Paybyrd eerst het overeengekomen loon over februari 2023 zal betalen. Beide partijen hebben geweigerd aan deze – op zich over en weer redelijke – verzoeken van de wederpartij te voldoen. Vervolgens is het geschil tussen partijen verder uitgebreid tot hetgeen in deze procedure over en weer wordt gevorderd.
4.5.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van bepaalde bedingen in de overeenkomst die zij hebben gesloten. Bij de uitleg van een beding uit een overeenkomst gaat het niet alleen om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en om hetgeen ze dienaangaande over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex norm, zie ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Daarbij kan de uitleg van het beding ook worden ingekleurd door andere overeengekomen bedingen tussen partijen en de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan de samenwerking. In dit geval is verder van belang dat de overeenkomst door Paybyrd is opgesteld.
in conventie
4.6.
Paybyrd heeft gesteld dat TAU tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichting om de bedrijfseigendommen en bedrijfsinformatie terug te geven nadat Paybyrd daartoe heeft verzocht. Deze verplichting van TAU uit artikel 9 van de overeenkomst staat niet ter discussie tussen partijen. TAU heeft zich beroepen op haar retentierecht tot zekerheid van voldoening van haar vordering op Paybyrd tot het betalen van het overeengekomen loon over februari 2023. Volgens Paybyrd heeft TAU ten onrechte het retentierecht ingeroepen omdat niet Paybyrd, maar TAU zelf in verzuim was.
4.7.
In artikel 3:290 BW is bepaald dat een schuldeiser zijn verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar mag opschorten totdat zijn vordering wordt voldaan. Met de woorden “op te schorten” wordt ook aangesloten met het opschortingsrecht als bepaald in artikel 6:52 BW. Voor een opschortingsrecht is vereist dat de vordering opeisbaar is en er voldoende samenhang bestaat tussen de vordering en de verbintenis waarvan de nakoming wordt opgeschort. Verzuim is niet vereist. Bij de beoordeling of terecht een beroep wordt gedaan op het retentierecht dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen.
4.8.
Voorafgaand aan het overleg op 24 februari 2023 heeft TAU een factuur voor haar werkzaamheden in die maand aan Paybyrd gestuurd. Uit de stellingen van partijen ter zitting volgt dat de gebruikelijke gang van zaken was dat TAU ergens aan het eind van de maand (volgens TAU op de 20e) een factuur voor die maand aan Paybyrd verstuurde en dat Paybyrd die factuur binnen 14 dagen voldeed. In die zin is het dan ook voor de hand liggend, en passend in de eerdere gang van zaken tussen partijen, dat TAU op 22 februari 2023 een factuur heeft gestuurd aan Paybyrd voor haar werkzaamheden in die maand.
4.9.
Tussen partijen geldt dat een factuur dient te worden voldaan
“within 14 days”(zie artikel 4 lid 4 van de overeenkomst, geciteerd in 2.3). Anders dan Paybyrd heeft betoogd is dit geen beding dat de opeisbaarheid van de vordering van TAU raakt. De door partijen overeengekomen betalingstermijn van een factuur is immers de gebruikelijke (zowel tussen partijen als in het maatschappelijk verkeer) termijn waarbinnen facturen dienen te worden voldaan. De schuldeiser (hier TAU) geeft daarmee de schuldenaar (hier Paybyrd) een redelijke termijn om een betalingsopdracht aan haar bank te geven voordat verzuim met die betalingsverplichting intreedt. Dit is niet hetzelfde als een beding waarin partijen de nakoming van de betalingsverplichting hebben uitgesteld tot een latere datum of waarin op afgesproken momenten een deel van de betalingsverplichting dient te worden voldaan, zoals bijvoorbeeld bij geldleningen of huurtermijnen het geval is.
4.10.
Uit niets is gebleken dat Paybyrd redelijkerwijs een andere verwachting bij deze afspraak over de betalingstermijn van de facturen van Paybyrd heeft kunnen hebben of heeft gehad. Vastgesteld wordt dan ook dat de factuur van 22 februari 2023 van TAU betreft een opeisbare vordering van TAU op Paybyrd en dat dit ook zo was op 24 februari 2023.
4.11.
Het uitoefenen van een retentierecht (of opschortingsrecht) kan in bepaalde omstandigheden in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen partijen beheerst. Daarvan is in dit geval geen sprake. De overeenkomst tussen partijen is opgezegd door Paybyrd, die vervolgens het initiatief heeft genomen om TAU per 24 februari 2023 op non-actief te plaatsen voor de resterende opzegtermijn. Onder deze omstandigheden ligt het voor de hand dat TAU zekerheid heeft willen krijgen tot betaling van haar loon over februari 2023. Paybyrd heeft bovendien erkend dat TAU recht heeft op loon over (in elk geval een deel van) februari 2023. Zij heeft echter tot op de dag van vandaag geweigerd ook maar een gedeelte van deze factuur te betalen aan TAU. Daaruit volgt dat het beroep van TAU op het retentierecht daadwerkelijk is gedaan om betaling van de factuur te verzekeren. Onder alle omstandigheden van dit geval wordt dan ook vastgesteld dat TAU gerechtvaardigd gebruik heeft gemaakt van haar retentierecht jegens Paybyrd tot zekerheid dat de vordering tot betaling van het overeengekomen loon over februari 2023 door Paybyrd zal worden voldaan.
4.12.
Uit dit alles volgt dat TAU een geldig beroep op het retentierecht heeft gedaan. De stelling van Paybyrd dat TAU zelf tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit artikel 9 van de overeenkomst tussen partijen, houdt dus geen stand. De vorderingen van Paybyrd zijn dan ook (nog) niet toe te wijzen.
4.13.
Paybyrd zal als de in het ongelijk getelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daartoe behoren ook de na dit vonnis te ontstane kosten. De proceskosten van TAU worden tot op heden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.428,00
- nakosten
178,00
Totaal
11.343,00
Deze kosten worden vermeerderd met de kosten van betekening en € 92,00 aan salaris advocaat indien Paybyrd niet binnen 14 dagen na aanschrijving van dit vonnis voldoet aan de kostenveroordeling.
in reconventie
4.14.
TAU heeft gevorderd dat Paybyrd haar verplichtingen uit de overeenkomst nakomt. Paybyrd heeft daartegen eerst aangevoerd dat zij de overeenkomst per 24 februari 2023 heeft ontbonden zodat op haar sindsdien geen verplichtingen uit de overeenkomst meer rusten, en verder heeft zij verweer gevoerd tegen iedere vordering van TAU, waarop hierna zal worden ingegaan.
4.15.
In conventie is overwogen (onder 4.12) dat de stelling van Paybyrd over de tekortkoming van TAU in de nakoming van haar verplichting uit artikel 9 van de overeenkomst, geen stand houdt. Paybyrd heeft niet gesteld dat TAU tekort is gekomen met een andere verplichting uit de overeenkomst. Er is dus geen aanleiding geweest voor Paybyrd om de overeenkomst met TAU (gerechtvaardigd) te ontbinden. De door Paybyrd in haar e-mail van 24 februari 2023 ingeroepen ontbinding van de overeenkomst tussen partijen heeft dan ook geen doel getroffen, en kan dus niet leiden tot afwijzing van de vorderingen van TAU in deze procedure.
het gevorderde loon
4.16.
TAU maakt aanspraak op het overeengekomen loon over de periode van 1 februari 2023 tot en met 6 april 2023, in totaal een bedrag van € 15.400,00.
4.17.
Paybyrd heeft erkend over de maand februari 2023 (tot de 24ste van die maand) een loon van € 6.000,00 verschuldigd te zijn aan TAU. Zij heeft verder betoogd dat bedrag te willen verrekenen met haar vordering op TAU (de betaling van de boete). Uit de conventie volgt dat Paybyrd geen vordering op TAU heeft tot betaling van een geldsom, zodat het beroep van Paybyrd op verrekening niet slaagt. De eerste vordering van TAU is dan ook in ieder geval toewijsbaar voor een bedrag van € 6.000,00.
4.18.
Paybyrd heeft aangevoerd dat zij vanaf 24 februari 2023 geen loon is verschuldigd aan TAU omdat partijen toen hebben afgesproken dat TAU haar opgedragen werkzaamheden niet langer zou uitvoeren. In artikel 4 lid 5 van de overeenkomst is opgenomen dat TAU geen recht heeft op loon voor de dagen dat zij niet werkt, om welke reden dan ook. Daaronder valt ook de situatie dat TAU heeft ingestemd met het stoppen van de uitvoering van haar werkzaamheden, aldus steeds Paybyrd.
4.19.
TAU heeft gesteld dat artikel 4 lid 5 van de overeenkomst is bedoeld voor de situatie dat zij geen werk
konverrichten. Bijvoorbeeld bij ziekte of gedurende door haar opgenomen vrije dagen. Zij heeft dit niet opgevat als dat zij geen recht op loon zou hebben indien Paybyrd haar op non-actief zou stellen gedurende de opzegtermijn, aldus TAU.
4.20.
Deze standpunten van partijen maken uitleg van artikel 4 lid 5 van de overeenkomst noodzakelijk, waarbij geldt hetgeen is overwogen onder 4.5.
4.21.
De uitleg van Paybyrd heeft tot gevolg dat de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn in artikel 10 lid 1 van de overeenkomst feitelijk niet meer van belang is, of zoals TAU ter zitting onweersproken heeft betoogd: geen effect heeft. Paybyrd hoeft dan immers gedurende de opzegtermijn geen loon te betalen als zij de freelancer ook direct op non-actief stelt. Dit verstrekkende gevolg van de uitleg van Paybyrd kan redelijkerwijs niet de bedoeling van partijen zijn geweest bij deze bedingen uit de overeenkomst.
4.22.
De tekst van artikel 4 lid 5 van de overeenkomst ondersteunt bovendien het betoog van TAU. Het beding gaat over de uitzondering op de betalingsverplichting van Paybyrd: indien TAU de overeengekomen activiteiten niet uitvoert, om welke reden dan ook, waaronder ziekte. Daaruit volgt redelijkerwijs dat Paybyrd als opsteller van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan TAU niet te hoeven betalen voor niet gewerkte dagen indien het niet werken door TAU in de risicosfeer van TAU ligt. Daaronder valt dus niet het geval dat TAU op non-actief wordt gezet door Paybyrd, ook al heeft TAU daarmee ingestemd. Het initiatief van het op non-actief zetten van TAU is immers van Paybyrd gekomen en niet van TAU. Zelfs al zou het beëindigen van de werkzaamheden per 24 februari 2023 in goed overleg zijn afgesproken, zoals Paybyrd stelt, dan volgt daar nog niet uit dat TAU daarbij ook afstand heeft gedaan van haar loon over de rest van de opzegtermijn.
4.23.
Onder deze omstandigheden is in dit geval de redelijke uitleg van de bedoelingen en verwachtingen van partijen bij artikel 4 lid 5, in verbinding met artikel 10 lid 1, van de overeenkomst dat Paybyrd gehouden is het overeengekomen loon van € 7.000,00 per maand aan TAU te betalen over de periode 1 februari tot 6 april 2023.
4.24.
De tussenconclusie is dat de vordering van TAU tot betaling van het overeengekomen loon over de genoemde periode (in totaal een bedrag van € 15.400,00) wordt toegewezen. De overeenkomst tussen partijen is een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW, zodat de gevorderde vermeerdering met die wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd.
de gevorderde bonus
4.25.
TAU maakt aanspraak op uitkering van de bonus zoals opgenomen in
Anexo 1bij de overeenkomst (verder: de bonusregeling), de laatste pagina van productie 3 die Paybyrd heeft overgelegd. De tekst van de bonusregeling is in de Portugese taal opgesteld. TAU heeft in haar conclusie van antwoord een vertaling in het Nederlands opgenomen van de voorwaarden voor de bonusuitkering. Deze vertaling is niet door Paybyrd weersproken, zodat van de Nederlandse vertaling in de conclusie van antwoord wordt uitgegaan. De bonusregeling bevat meerdere drempels. De eerste drempel wordt behaald bij een contractueel overeengekomen transactievolume van € 200 miljoen en leidt tot een bonus van € 15.000,00. Bij de tweede drempel van een contractueel overeengekomen transactievolume van € 400 miljoen bedraagt de bonus € 20.000,00 en bij de derde drempel van € 650 miljoen is de bonus € 25.000,00. Voor het overige staat in de bonusregeling (in de Nederlandse vertaling):
“(…)
  • deze bonussen zijn cumulatief en hebben alleen betrekking op nieuwe contracten waarvan de verwerking in de loop van het betreffende jaar (januari tot december) is gestart met uitzondering van proefperiodes;
  • doelstellingen zijn gebaseerd op het aantal transacties dat is opgenomen in contracten die met klanten zijn ondertekend;
  • elk contract telt, voor de toepassing van deze bonusstructuur, alleen in het jaar waarin het wordt ondertekend en waarin de betalingen beginnen te worden verwerkt.
(…)”
4.26.
TAU heeft gesteld dat in 2022 ongeveer 477 nieuwe klanten voor Paybyrd zijn geworven waarvan de gezamenlijke contractuele waarde meer dan € 816 miljoen beloopt. Deze nieuwe klanten zijn in 2022 door haar en het salesteam binnengehaald. TAU heeft bijna alle nieuwe contracten namens Paybyrd mede ondertekend. Zij heeft daarom recht op een bonusuitkering over 2022. TAU heeft daarnaast gesteld dat ook in 2023 in elk geval één grote klant is binnengehaald, met een jaarvolume van € 720 miljoen. TAU is betrokken geweest bij de totstandkoming van deze overeenkomst. TAU gaat ervan uit dat het contractueel overeengekomen transactievolume in 2023 in elk geval gelijk is aan dat van 2022, en maakt aanspraak op een derde van de bijbehorende bonus, omdat de overeenkomst in april is geëindigd.
4.27.
Paybyrd heeft daartegen aangevoerd dat de bonusregeling is opgenomen als individueel doel en dat slechts die overeenkomsten meetellen die door inhoudelijke bemoeienis van TAU zijn gesloten. Voor de bonusregeling dient verder het daadwerkelijk aantal transacties van de klant te worden vastgesteld, dus niet het verwachtte aantal transacties dat is opgenomen in de overeenkomst met die klant. TAU heeft als hoofd van het salesteam mogelijk veel contracten met klanten ondertekend namens Paybyrd, zij heeft echter geen rol gespeeld bij het binnenhalen van die klanten. De door TAU binnengehaalde klanten hebben tezamen niet het voor de bonus opgenomen minimum aantal aan transacties (200 miljoen transacties) gerealiseerd in 2022. TAU heeft daarom geen recht op een bonusuitkering over 2022. Over 2023 komt TAU niet in aanmerking voor een bonus omdat zij gedurende dat jaar geen klanten heeft geworven voor Paybyrd.
4.28.
Deze standpunten van partijen vragen om een uitleg van de bonusregeling, waarbij hetzelfde geldt als overwogen onder 4.5.
4.29.
Het betoog van Paybyrd dat de bonus afhankelijk is van het aantal transacties dat de klant daadwerkelijk heeft gehaald in een kalenderjaar volgt niet uit de tekst van de bonusregeling, die door Paybyrd is opgesteld. In het tweede punt van de bonusregeling is immers door Paybyrd bepaald dat de doelstellingen van de bonusregeling zijn gebaseerd op het aantal transacties dat is opgenomen in de contracten die met klanten zijn ondertekend. Dat daarmee is bedoeld het aantal transacties dat de klant in een kalenderjaar daadwerkelijk heeft bereikt, komt op geen enkele wijze tot uiting in de tekst van de bonusregeling.
4.30.
Dat de uitleg van Paybyrd de enige logische uitleg zou zijn, is ook niet gebleken. Paybyrd heeft in dat verband betoogd dat het salesteam anders in de overeenkomsten kunstmatig hoge transactievolumes zou opnemen. Op de zitting is echter namens Paybyrd toegelicht dat het transactievolume in de overeenkomst wel degelijk ook andere materiele gevolgen had: “Het transactievolume was bedoeld om voor de klant een minimumafname (en dus een minimumprijs) vast te stellen en om de prijsstaffel voor de prijs per transactie te bepalen.” Voor de klant betekende een hoger transactievolume dus een lager bedrag per transactie. Voor Paybyrd betekende een hoger transactievolume dat de klant sowieso het bedrag moest betalen dat daaruit volgde, ook als de klant het overeengekomen transactievolume niet haalde. Paybyrd had er dus wel degelijk zelf een materieel belang bij dat het salesteam met de klanten zo groot mogelijke transactievolumes overeenkwam.
4.31.
Het onder 4.29 omschreven betoog van Paybyrd slaagt dan ook niet, zodat voor de uitleg van de bonusregeling wordt uitgegaan van het aantal transacties dat de klant heeft laten opnemen bij het sluiten van de overeenkomst met Paybyrd – zoals TAU heeft gesteld.
4.32.
Dat TAU in 2022 voor Paybyrd overeenkomsten zou hebben gesloten met een transactievolume dat haar aanspraak gaf op een bonus, is echter niet gebleken. Daarbij laat de rechtbank in het midden of het zou moeten gaan om overeenkomsten die zijn gesloten met klanten die door TAU persoonlijk waren aangebracht (zoals Paybyrd heeft betoogd) of dat alle overeenkomsten die door het salesteam van TAU waren gesloten, en die TAU had medeondertekend, daaronder vielen. Het eigen handelen van TAU in 2022 en in het begin van 2023 is namelijk niet in overeenstemming met haar stelling dat zij gedurende het jaar niet alleen de eerste, maar ook de tweede en de derde bonusdrempel heeft behaald. Zij heeft immers op geen enkel moment in 2022 of na afloop van dat jaar laten weten dat zij die drempels had gehaald, terwijl zij over alle informatie en stukken beschikte. Dat het voor de hand lag dat TAU (en ook Paybyrd) wél ruchtbaarheid zou geven aan het behalen van die drempels, volgt uit de volgende omstandigheden.
4.33.
Ten eerste heeft TAU na de wijziging van de overeenkomst genoegen genomen met een lager salaris. Vanaf dat moment maakte de bonus dus een relatief groter deel uit van de beloning. Ten tweede staat tussen partijen vast dat TAU in 2021 geen recht had op een bonus. Paybyrd heeft op zitting gesteld dat zij pas in 2023 voor het eerst in haar bestaan een bonus heeft uitgekeerd. In dat verband ligt het voor de hand dat partijen in 2022, bij het behalen van de drempel voor de eerste bonus, dus op het moment dat contracten waren gesloten met een totaal transactievolume van € 200 miljoen, daar samen aandacht aan zouden hebben besteed. Dat moment betekende immers niet alleen dat TAU voor het eerst aanspraak kon maken op een bonus, maar ook dat het startende bedrijf Paybyrd zelf een aanzienlijke mijlpaal had bereikt. Ook bij het behalen van de tweede en de derde drempel van € 400 miljoen en € 650 miljoen is daarover tussen partijen kennelijk helemaal niet gesproken, terwijl dat feitelijk nog grotere mijlpalen waren. Ten derde is het einde van het jaar bij uitstek het moment waarop de resultaten over het afgelopen jaar op een rijtje worden gezet en wordt bezien of over dat jaar aanspraak bestaat op een bonus. Ten vierde is ook de aankondiging op 6 januari 2023 dat de overeenkomst binnen afzienbare tijd zou eindigen, een moment waarop het voor de hand ligt dat wordt gesproken over de (te verwachten omvang van) de financiële afrekening.
4.34.
TAU heeft echter niets gesteld waaruit blijkt dat partijen gedurende het jaar, aan het eind van het jaar of na de aankondiging van de beëindiging van de overeenkomst hebben stilgestaan bij de behaalde mijlpalen, terwijl zij bij uitstek over alle communicatie tussen partijen beschikt, omdat zij nog steeds de beschikking heeft over de laptop en de telefoon. TAU heeft op zitting verklaard dat zij ervan uitging dat de bonus zou worden berekend bij de eindafrekening. Zelfs op 24 februari 2023 heeft TAU echter alleen maar geschreven dat de accounts moesten worden gesloten en het woord bonus niet genoemd, laat staan een concreet bedrag genoemd. Uit het feit dat er al die tijd op geen enkel moment tussen partijen op enige wijze aandacht is besteed aan het halen van de eerste, tweede en derde bonusdrempels, leidt de rechtbank af dat ook TAU dus helemaal niet van mening was dat die bonus was behaald. Het door TAU overgelegde overzicht, een opsomming van klanten en bedragen, is voor de rechtbank onvoldoende inzichtelijk om daar anders over te oordelen. Het bewijsaanbod van TAU (om te bewijzen dat zij 477 overeenkomsten heeft meeondertekend) is gelet op het voorgaande niet ter zake dienend. Dat wordt dus gepasseerd.
4.35.
De tussenconclusie is dat niet is gebleken dat TAU aanspraak heeft op een bonus. De tweede vordering wordt dus afgewezen.
de gevorderde schadevergoeding
4.36.
TAU heeft in haar akte wijziging eis de grondslag voor de gevorderde schadevergoeding gewijzigd. Zij maakt thans aanspraak op een schadevergoeding omdat Paybyrd aangifte van diefstal heeft gedaan tegen de bestuurder van TAU.
4.37.
Paybyrd heeft aangevoerd dat zij aangifte heeft gedaan bij de Portugese politie tegen de bestuurder van TAU en dat die bestuurder geen partij is in deze procedure.
4.38.
TAU heeft dit niet weersproken. Bovendien heeft TAU helemaal niet toegelicht dat die aangifte onrechtmatig zou zijn of dat zij door die aangifte daadwerkelijk (reputatie)schade heeft geleden.
4.39.
De tussenconclusie is dat de vordering van TAU op Paybyrd tot het betalen van een schadevergoeding wordt afgewezen.
afsluitende overwegingen
4.40.
De eerste vordering van TAU wordt toegewezen en haar overige vorderingen worden afgewezen. Partijen zijn deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Dit geeft aanleiding om de proceskosten te compenseren zodat ieder de eigen kosten draagt.
4.41.
TAU wordt er op gewezen dat haar retentierecht eindigt op het moment dat Paybyrd voldoet aan de veroordeling tot betaling van het overeengekomen loon. Het ligt dan ook op de weg van TAU om na betaling door Paybyrd onmiddellijk de bedrijfseigendommen en de bedrijfsinformatie van Paybyrd terug te geven, ook al is de vordering daartoe in conventie afgewezen.
in conventie en in reconventie tot slot
4.42.
TAU heeft geen uitvoerbaar bij voorraad verklaring gevraagd in conventie of gevorderd in reconventie. Er is daarom in dit geval geen aanleiding om dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Paybyrd in de proceskosten, aan de zijde van TAU tot op heden begroot op € 11.343,00, te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en de betekeningskosten indien Paybyrd niet binnen 14 dagen na aanschrijving van dit vonnis voldoet aan deze veroordeling,
5.3.
veroordeelt Paybyrd tot het betalen van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten vanaf 14 dagen na aanschrijven van dit vonnis tot de dag van voldoening,
in reconventie
5.4.
veroordeelt Paybyrd tot het betalen van € 15.400,00 aan TAU, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 7.000,00 vanaf 9 maart 2023, over € 7.000,00 vanaf 4 april 2023 en over € 1.400,00 vanaf 25 april 2023, alle tot de dag van voldoening,
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. R.E.R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.