ECLI:NL:RBAMS:2024:1964

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
1303490424
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het hof van beroep Antwerpen in België. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 en gedetineerd in een onbekende penitentiaire inrichting, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 19 maart 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.

De verdediging heeft aangevoerd dat de detentieomstandigheden in België onacceptabel zijn, met name vanwege gezondheidsproblemen van de opgeëiste persoon, die TBC heeft opgelopen in een Braziliaanse gevangenis. De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden voor nader onderzoek naar de detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten is afgegeven. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de medische problematiek geen beletsel vormt voor de overlevering, mits de opgeëiste persoon toestemming geeft voor het delen van medische informatie met de Belgische autoriteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de detentiegarantie van de Belgische autoriteiten als voldoende beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon in een instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de detentieomstandigheden en de medische zorg die de opgeëiste persoon zal ontvangen in België.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-034904-24
Datum uitspraak: 2 april 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 1 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 februari 2020 door de hof van beroep Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 maart 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest van het hof van Beroep Antwerpen van 29 november 2019, met kenmerk 2014/PGA/4689.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 7 jaar. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 2105 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1.
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten A, C, F, I en K aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie,
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten B, G en J niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Feiten B en G leveren naar Nederlands recht op:
poging tot opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Feit J levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – aan de hand van de gegevens van de medische dienst in de [penitentiaire inrichting] - aangevoerd dat er bij de opgeëiste persoon gezondheidsproblematiek speelt. Zo is onder meer geconstateerd dat de opgeëiste persoon in de gevangenis in Brazilië TBC heeft opgelopen. De vraag is of de verstrekte detentiegarantie toereikend is en de opgeëiste persoon in een Belgische gevangenis de behandeling kan krijgen die hij in Nederland ook zou krijgen. Het CPT-rapport uit 2022 spreekt in Belgische gevangenissen over overbevolking, agressie tussen gedetineerden en een gebrek aan medewerkers. Er is een detentiegarantie afgegeven, maar geneeskundige ondersteuning is niet gegarandeerd. De raadsman verzoekt daarom de zaak aan te houden om nader te onderzoeken of de afgegeven detentiegarantie kan worden verruimd ten aanzien van de medische zorg in de gevangenis in Dendermonde.
Het standpunt van de officier van justitie
De rechtbank heeft eerder een algemeen gevaar aangenomen ten aanzien van detentie-instellingen in België en er is een individuele detentiegarantie afgegeven voor de opgeëiste persoon. Als blijkt dat de gegeven detentiegarantie niet wordt nageleefd kan dit bij het openbaar ministerie gemeld worden en dan zal er contact worden opgenomen met de autoriteiten van het desbetreffende land.
De medische problematiek ziet op de feitelijke overlevering. Het openbaar ministerie kan, indien gemachtigd door de opgeëiste persoon, medische informatie delen met de Belgische autoriteiten. De huidige zorgen die er zijn ten aanzien van Belgische detentieomstandigheden hebben geen betrekking op de medische omstandigheden, en de gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon is niet dermate uitzonderlijk dat dit een beletsel vormt voor de overlevering.
De overlevering kan worden toegestaan.
Het oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Op 14 februari 2024 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden van de Federale overheidsdienst Justitie te Brussel de navolgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van het Openbaar Ministerie Amsterdam (dd. 20 februari 2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan[opgeëiste persoon]( [geboortedag] 1981) zal worden onderwerpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel met oog op de uitvoering van het Arrest van het Hof van Beroep Antwerpen (dd. 29.11.2019.; ref. 2019/PGA/4689) uitgaande Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m 2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m 2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van de globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de voorgaande garantie. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering ook geen reëel gevaar bestaat dat hij geen noodzakelijke medische zorg zal krijgen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikelen 285a Wetboek van Strafrecht, 2 Opiumwet en 2, 5, 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het hof van beroep Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. P. Sloot en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel en A. Gabriëlse, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 april 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.