ECLI:NL:RBAMS:2024:1946

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
22/5716
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering op basis van medische en arbeidskundige rapporten

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2024, met zaaknummer 22/5716, is het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres, die een Ziektewetuitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering door het Uwv per 4 juli 2022. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de uitkering te beëindigen, omdat eiseres meer dan 65% van haar loon kon verdienen. De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres had geen toestemming gegeven voor het delen van medische gegevens met haar ex-werkgever, wat invloed had op de procedure. De rechtbank concludeerde dat de eigen subjectieve klachten van eiseres niet voldoende waren om te twijfelen aan de medische onderbouwing van het Uwv. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder dat eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar eiseres kwam toch naar de zitting, wat leidde tot een schriftelijke reactie van het Uwv. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een Ziektewetuitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [werkgever] B.V. uit Vianen ( [werkgever] ).

Inleiding

1. Met een besluit van 3 juni 2022 heeft het Uwv de uitkering op grond van de Ziektewet (Zw-uitkering) van eiseres beëindigd per 4 juli 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft de rechtbank meegedeeld geen toestemming te verlenen voor toezending van stukken aan [werkgever] , de ex-werkgever, die medische gegevens bevatten. De rechtbank heeft vervolgens onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten dat de kennisneming van medische stukken in dit geding is voorbehouden aan de gemachtigde van [werkgever] die arts of advocaat is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en [naam] als waarnemer van de gemachtigde van eiseres.
1.5.
De gemachtigde van eiseres en eiseres hebben de rechtbank op 27 februari 2024 bericht dat zij niet aanwezig zullen zijn op de zitting. De rechtbank heeft het Uwv hiervan op de hoogte gesteld, waarna de gemachtigde van het Uwv heeft besloten om ook van aanwezigheid bij de zitting af te zien. Eiseres is evenwel, bijgestaan door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, toch naar de zitting gekomen. Gelet op deze gang van zaken heeft de rechtbank besloten om het Uwv de gelegenheid te geven om schriftelijk te reageren op hetgeen ter zitting is besproken. Het Uwv heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 19 maart 2024. Omdat beide partijen, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet om een nadere zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Omdat eiseres geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever [werkgever] , zal de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven en zullen de medische klachten van eiseres slechts in algemene zin worden benoemd.
3. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht de Zw-uitkering [1] van eiseres heeft beëindigd omdat eiseres meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij ontving voordat zij ziek werd. [2] Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
5. Eiseres werkte voor het laatst als pedagogisch medewerkster voor 32 uur per week bij [werkgever] . Zij meldde zich ziek vanwege psychische klachten, die ontstonden naar aanleiding van stress op haar werk in combinatie met traumatische ervaringen in haar privésituatie. Eiseres ontving vanaf 22 mei 2021 een Zw-uitkering. Nadat eiseres een jaar ziek was, is zij op 13 mei 2022 onderzocht door een verzekeringsarts en op een fysiek spreekuur gezien (de eerstejaars Zw-beoordeling). De verzekeringsarts heeft onderzocht of eiseres geschikt is voor haar eigen werk en of zij in het tweede jaar van haar ziekte nog recht heeft op een Zw-uitkering. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen opgenomen in een rapport van 13 mei 2022. Op 18 mei 2022 is ook een Functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. In de FML staat dat eiseres medisch beperkt is op meerdere punten in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren en werktijden. Op grond daarvan heeft de arbeidskundige het verlies aan verdienvermogen van eiseres berekend op 15,43%. De bevindingen van de arbeidskundige zijn neergelegd in een rapport van 27 mei 2022. Met een besluit van 3 juni 2022 is de Zw-uitkering van eiseres, op grond van deze rapportages, ingetrokken omdat zij nog 84,57% – en dus meer dan 65% – van het loon kan verdienen dat zij ontving voordat zij ziek werd.
6. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (VA b&b) het dossier van eiseres bestudeerd, eiseres gezien op een spreekuur op 23 augustus 2022 en aanvullende informatie verkregen van de POH GGZ. De VA b&b concludeert in zijn rapport van 4 oktober 2022 dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. Volgens de VA b&b is de eerdere beoordeling zorgvuldig geweest en is er bij eiseres geen sprake van een uitzonderingssituatie als bedoeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb). [3] Er wordt dan ook geen nieuwe FML opgesteld. De FML van 18 mei 2022 blijft het uitgangspunt vormen voor de beoordeling van de Zw-uitkering van eiseres. De verdiencapaciteit van eiseres blijft daarmee meer dan 65%, zodat het besluit van 3 juni 2022 gehandhaafd wordt door het Uwv.
De grondslag van het bestreden besluit
7. Eiseres bestrijdt de medische grondslag van het bestreden besluit en voert daartoe aan dat zij met name door haar psychische klachten, en haar daarmee samenhangende fysieke klachten, niet in staat is om te werken en dat zij weinig vooruitgang merkt. Ter zitting heeft eiseres gezegd dat zij zich niet gehoord voelt door de verzekeringsartsen van het Uwv. Zij heeft de indruk dat de verzekeringsartsen haar klachten niet serieus nemen doordat deze niet direct zichtbaar zijn.
8. De rechtbank overweegt dat het Uwv haar besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van haar verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten allereerst op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen daarnaast geen tegenstrijdigheden bevatten en tot slot moeten de conclusies logisch uit de rapporten voortvloeien. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. [4]
9. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsartsen eiseres hebben gezien op een spreekuur op 13 mei 2022 en op 23 augustus 2022. Ook hebben zij haar dossier bestudeerd. De VA b&b heeft de stellingen van eiseres in het bezwaarschrift bij de beoordeling betrokken, net als de informatie van de POH GGZ van 26 september 2022. De rechtbank is van oordeel dat de rapporten op deze wijze zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
10. De verzekeringsartsen onderkennen dat eiseres veel – met name psychische – klachten ervaart en dat zij beperkingen heeft. Op basis daarvan en op basis van de beschikbare medische informatie hebben zij, in de opgestelde FML van 18 mei 2022, ook diverse beperkingen aangenomen. De VA b&b erkent uitdrukkelijk dat door de psychische klachten sprake is van een verminderd functioneren bij eiseres. Er is evenwel geen sprake van een ernstige psychische stoornis. Voor het aannemen van meer beperkingen dan al zijn vastgesteld is volgens de verzekeringsartsen geen medisch objectiveerbare onderbouwing. De rechtbank kan deze conclusie volgen.
11. De rechtbank begrijpt dat eiseres zelf meer beperkingen ervaart dan door de verzekeringsartsen zijn aangenomen en dat voor haar voorop staat wat zij zelf voelt en ervaart. Bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, zoals hier aan de orde, moet echter worden uitgegaan van de beperkingen die een medisch objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De eigen, subjectieve klachtbeleving van eiseres is daarom niet doorslaggevend en is onvoldoende voor het oordeel dat het Uwv niet mocht uitgaan van de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen. [5] Ook zijn er geen medische stukken overgelegd op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit.
12. De rechtbank overweegt dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit niet in geschil is, nu eiseres daartegen geen gronden aangevoerd heeft.
13. Uit alles wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank van oordeel is dat het Uwv, op basis van de medische en arbeidskundige rapporten, terecht heeft besloten de Zw-uitkering van eiseres te beëindigen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Dat betekent dat eiseres geen Zw-uitkering ontvangt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.N. Stam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 19aa van de Ziektewet.
2.Op grond van artikel 19ab van de Ziektewet.
3.Zie artikel 2, vijfde lid, van het Sb.
4.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 31 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8590.
5.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 10 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2770.