In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de te late betaling van het griffierecht door eiseres. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Korpschef van de Nationale Politie inzake haar verzoek om inzage in politiegegevens. De rechtbank ontving het beroepschrift op 16 mei 2023 en heeft de zaak op 19 december 2023 behandeld. Eiseres was in persoon aanwezig, terwijl verweerder niet verscheen. De rechtbank had eerder, op 30 januari 2023, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Eiseres stelde verweerder op 22 april 2023 in gebreke, maar omdat er geen besluit kwam, heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank oordeelde dat eiseres het griffierecht van € 184,- niet tijdig had betaald, maar dat de omstandigheden rondom de betaling verschoonbaar waren. Eiseres had aangetoond dat zij in meerdere telefoongesprekken met de griffie onjuist was geïnformeerd over de betalingstermijnen en dat zij problemen had met de postbezorging. De rechtbank concludeerde dat de te late betaling niet aan eiseres kon worden aangerekend, vooral omdat verweerder op 5 juli 2023 alsnog een besluit had genomen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van eiseres om schadevergoeding en proceskosten beoordeeld. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, maar de rechtbank kende eiseres wel een vergoeding van de proceskosten toe voor het bijwonen van de zitting. Uiteindelijk werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres.