In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991, is gedetineerd en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 5 maart 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M. Demirer, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd.
Het EAB betreft een vonnis van 25 november 2009, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van twee jaar is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat hij gedurende de afgelopen vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft, wat een vereiste is voor een beroep op gelijkstelling met een Nederlander op basis van artikel 6a OLW. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan en heeft de overlevering toegestaan.
De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante wetsbepalingen genoemd, waaronder artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.