In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van een eerder verleende exploitatievergunning voor een avondzaak beoordeeld. Eiseres, een horecaondernemer uit Amsterdam, had een vergunning aangevraagd voor een avondzaak, maar ontving in 2019 per abuis een vergunning voor een dagzaak. Na een aantal jaren werd de vergunning omgezet naar een avondzaak, maar in 2021 liet de burgemeester weten dat deze vergunning ten onrechte was verleend en dat de exploitatievergunning zou worden omgezet naar een dagzaak. Eiseres maakte bezwaar, maar het bezwaar werd deels gegrond verklaard, met een overgangstermijn van zes maanden. Eiseres stelde dat de burgemeester onvoldoende onderzoek had gedaan naar de relevante feiten en belangen, en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de vergunning terecht had ingetrokken, maar dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was in het kader van het vertrouwensbeginsel. De rechtbank vernietigde het besluit en droeg de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle belangen in kaart moeten worden gebracht en afgewogen. Eiseres kreeg ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen.