Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen
Stichting [naam 2] , uit Den Haag, eiser
de raad van bestuur van [instantie] , verweerder
Inleiding
[naam 1] , die werkzaam is bij verweerder.
Feiten en omstandigheden
(CCD). De CCD is als enige orgaan in Nederland bevoegd om vergunningen te verlenen voor dierproeven. De CCD vraagt advies aan een dierexperimentencommissie (DEC). Een DEC is een onafhankelijke adviseur, en beoordeelt of het belang van een project opweegt tegen het ongerief dat de dieren hebben. Onderzoeksvoorstellen voor het verrichten van dierproeven moeten op grond van de Wet op de dierproeven (Wod) voorzien zijn van een positief advies van een erkende DEC. [1]
- Een afschrift van alle informatie met betrekking tot overeenkomsten, contracten die [instantie] , of haar medewerkers, heeft gesloten met erkende dierexperimentencommissies over de advisering van door haar aangevraagde dierproeven;
- Een afschrift van alle correspondentie (in welke vorm dan ook) met dierexperimentencommissies over dierproeven;
- Een afschrift van alle facturen die deze dierexperimentencommissies aan [instantie] (of haar medewerkers) hebben gestuurd. Hierbij is van belang dat bedragen en data leesbaar blijven in het kader van controle op het naleven van de regels in de aanbestedingswet;
- Een afschrift van de uitgebrachte adviezen door deze dierexperimentencommissies.
CCD-nummers geweigerd op grond van artikel 5.1, vijfde lid, van de Woo. Verweerder heeft gesteld dat zij geen overeenkomsten heeft met de DEC over de advisering van de door verweerder ingediende aanvragen om een projectvergunning. Volgens verweerder vraagt niet de aanvrager, maar de CCD een advies van de DEC. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat ze op grond van de Woo, voorheen de Wob, niet verplicht is om projectvergunningen of daaraan onderliggende stukken die verleend zijn op grond van de Wod openbaar te maken. Uit artikel 43 van de Dierproevenrichtlijn volgt namelijk dat voor projectvergunningen een NTS [2] moet worden opgesteld, die anoniem moet zijn en geen namen van adressen van gebruikers en personeel mag bevatten. Dit is een bijzondere openbaarmakingsregeling. Volgens verweerder volgt hieruit dat zij geen informatie openbaar kan maken die de anonimiteit van de NTS opheft.
Beoordeling door de rechtbank
NTS-nummers betrekking hebben op de vergunninghouder en de DEC, waardoor de anonimiteit van de vergunninghouder verloren gaat. Verder is de dreiging voor dierenrechtenextremisme actueel, waardoor openbaarmaking van de naam van de DEC geweigerd moet worden. Verweerder stelt dat de Afdeling in 2017 heeft geoordeeld dat het risico van dierenrechtenextremisme reden kan zijn om documenten inzake proefdieren niet openbaar te maken. [7] Verweerder stelt verder dat, hoewel eiser het risico van dierenrechtenextremisme in procedures telkens ter discussie stelt, de Afdeling deze lijn keer op keer weer bevestigd. [8] Volgens verweerder zou het belang van dierenrechtenextremisme in deze procedure daarom ook niet meer ter discussie moeten staan. Ten aanzien van het standpunt van eiser dat de jurisprudentielijn over dierenrechtenextremisme aan het kantelen is, stelt verweerder dat de uitspraak die eiser noemt gaat over slachthuizen en dat deze uitspraak niet betrekking heeft op documenten binnen de Dierproevenrichtlijn.
het deelnemernummer en het NTS-nummer, en het verschil tussen deze twee componenten is duidelijk. Van deze componenten kan los van elkaar worden beoordeeld of deze openbaar moeten worden gemaakt. Het deelnemernummer is het nummer van de instellingsvergunning die wordt afgegeven door het NVWA.
Conclusie en gevolgen
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 365,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
mr.I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.