ECLI:NL:RBAMS:2024:1855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
22/5484
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet wegens verzwarende omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had op 29 december 2021 besloten om de woning van eiser voor de duur van drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid drugs en een steekwapen tijdens een doorzoeking van de woning. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester handhaafde zijn beslissing in een bestreden besluit van 3 oktober 2022. Eiser stelde dat de verzwarende omstandigheden die de burgemeester aanvoerde niet overeenkwamen met de beleidsregels en betwistte de aanwezigheid van drugs in de woning. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de woning had kunnen besluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en eerdere incidenten die de openbare orde verstoorden. De rechtbank concludeerde dat de sluiting evenredig was, ondanks de gevolgen voor eiser en zijn gezin, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5484

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. D. Nieuwenhuis),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder, hierna: de burgemeester

(gemachtigde: mr. M.I. Houben).

Inleiding

1.1.
De burgemeester heeft bij besluit van 29 december 2021 besloten om de woning van eiser op 14 januari 2022 voor de duur van drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser woont in de woning aan de [adres] [huisnummer] te Amsterdam (de woning) met zijn vrouw en hun jongste zoon [naam 1] . Hun zoon, [naam 2] , stond ook op het adres ingeschreven, maar hij is nu gedetineerd.
2.2.
Uit de bestuurlijke rapportage van 12 februari 2020 blijkt dat tijdens de jaarwisseling van 2019/2020 met vuurwapens in de achtertuin van de woning is geschoten. Naar aanleiding van dit incident is bij besluit van 6 april 2020 een bestuurlijke waarschuwing aan eiser opgelegd.
2.3.
Volgens de bestuurlijke rapportage van 18 november 2021 kreeg het onderzoeksteam van de politie op 12 november 2021 een tip dat de zoon van eiser, [naam 2] , in het bezit zou zijn van een vuurwapen. [naam 2] werd enige tijd later aangehouden vanwege vuurwapenbezit. Naar aanleiding van deze aanhouding werd de woning doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd 1,5 kg softdrugs, ruim 100 gram cocaïne en een steekwapen, waarvan het bezit op de openbare weg verboden is, aangetroffen.
2.3.
De burgemeester heeft bij het besluit van 29 december 2021 besloten de woning voor drie maanden te sluiten met ingang van 14 januari 2022. De aanleiding hiervoor was de doorzoeking van de woning waarbij de voornoemde goederen zijn aangetroffen. Eiser heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is op 21 januari 2022 afgewezen. Bij het bestreden besluit van 3 oktober 2022 heeft de burgemeester de sluiting van de woning gehandhaafd.
2.4.
Met het vonnis van 26 april 2022 van de rechtbank Amsterdam in een kort geding is het verzoek van Woningstichting Eigen Haard tot ontruiming van de woning afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de woning van eiser voor de duur van drie maanden in redelijkheid kon sluiten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
4.1.
Eiser voert aan dat de verzwarende omstandigheden die worden genoemd in het bevel tot sluiting van de woning niet overeenkomen met de verzwarende omstandigheden zoals die worden genoemd in de Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam. Verder betwist eiser de verzwarende omstandigheden. De burgemeester heeft daarom ten onrechte geconcludeerd dat de woning gesloten had mogen worden en dat niet volstaan hoeft te worden met een bestuurlijke waarschuwing.
4.2.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.3.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen, is artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een woning. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs, 5,0 gram softdrugs of vijf hennepplanten, het criterium van het Openbaar Ministerie voor eigen gebruik, de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van appellant/eiser om het tegendeel aannemelijk te maken. Als het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, dan is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen. [1]
4.4.
Op grond van het beleid van de burgermeester volgt onmiddellijke sluiting van de woning als daarin een handelshoeveelheid harddrugs, softdrugs en/of hennepplanten wordt aangetroffen. [2] Als een woning daadwerkelijk wordt bewoond, volgt in beginsel een waarschuwing. Alleen als sprake is van zodanig verzwarende omstandigheden dat van (spoedeisend) optreden in redelijkheid niet kan worden afgezien, kan de burgermeester zonder waarschuwing overgaan tot sluiting van de bewoonde woning. Om te bepalen of sprake is van een ernstig geval is in het beleid een niet-limitatieve lijst van zogeheten factoren opgenomen. [3] Bij een woning wordt in beginsel een sluitingstermijn van drie maanden gehanteerd. [4]
4.5.
De rechtbank volgt de burgemeester in het standpunt dat er voldoende verzwarende omstandigheden zijn die een sluiting van de woning in dit geval rechtvaardigen. Een aantal van deze verzwarende omstandigheden zal de rechtbank hierna bespreken.
Zoals hierboven onder 4.3. overwogen kon er vanuit worden gegaan dat er, gelet op de hoeveelheid aangetroffen hoeveelheid drugs, sprake was van een handelshoeveelheid drugs (mede) bestemd voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [5] Eiser heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de drugs voor eigen gebruik waren en er geen sprake zou zijn van de koop, verkoop en levering van hard- en softdrugs. De stelling dat het geen drugs is maar hennepafval voor het maken van thee of olie is daarvoor onvoldoende. Dat eiser niet zou weten van de aanwezigheid van de cocaïne maakt dit ook niet anders. Dit speelt alleen een rol bij de vraag of de woningsluiting evenredig is.
Verder heeft de burgemeester terecht de aanleiding van de doorzoeking van de woning en de eerdere verstoring van de openbare orde als verzwarende omstandigheden meegewogen. Volgens de bestuurlijke rapportage was de aanleiding voor de doorzoeking van de woning namelijk een tip waarin stond dat de zoon van eiser in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Vervolgens werd er onderzoek gedaan naar de verblijfplaats van de zoon van eiser en werd gezien dat hij al rennend de woning verliet, waarna hij enige tijd later is aangehouden met een geladen vuurwapen. Eiser heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat de bestuurlijke rapportage onjuist is en dat zijn zoon vanuit de woning naar het metrostation was gelopen om zijn vriendin op te halen. Volgens eiser is zijn zoon pas op de terugweg naar de woning aangehouden en is zijn zoon niet aangehouden toen hij de woning verliet. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de bestuurlijke rapportage. Ook al zou de toelichting van eiser kloppen, dan nog was zijn zoon vanuit de woning naar het metrostation gelopen om vervolgens weer terug te keren naar de woning. De aanhouding van de zoon van eiser vond zonder meer plaats in de buurt van de woning.
Daarnaast zijn er in/bij de woning meerdere (schiet)incidenten geweest. In de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020 is meerdere malen geschoten met een vuurwapen in de achtertuin van de woning. Eiser heeft hiervoor op 6 april 2020 een bestuurlijke waarschuwing gekregen. Verder zijn zowel [naam 2] als eiser zelf veroordeeld voor verboden wapenbezit. Daarnaast is de woning in 2020 beschoten en heeft eiser op de zitting toegelicht dat er tijdens dit incident twintig mannen voor zijn huis stonden. De zoon van eiser is in 2018 neergestoken. Ondanks dat deze incidenten niet zagen op een druggerelateerde overtreding, hadden deze incidenten eiser wel tot alertheid moeten bewegen ten aanzien van het gebruik van en de gedragingen in de woning en mocht de burgemeester deze incidenten meewegen als verzwarende omstandigheden.
Was de sluiting evenredig?
5.1.
Eiser voert aan dat de gevolgen van de woningsluiting voor eiser onevenredig groot zijn. De sluiting kan leiden tot ontbinding van het huurcontract en het verlies van de woning. Daarnaast heeft de burgemeester zich onvoldoende ingespannen om de gevolgen van het besluit te ondervangen door opvang te realiseren. De jongste zoon van eiser heeft namelijk een lichte beperking als gevolg van een hersenbeschadiging in zijn vroege jeugd. Tot slot is volgens eiser de openbare orde reeds hersteld door de inbeslagname van de goederen en de detentie van [naam 2] .
5.2.
De rechtbank zal zich bij de beoordeling van de gronden baseren op de uitspraken van de Afdeling van 28 augustus 2019 (overzichtsuitspraak) en van 2 februari 2022 (evenredigheidsuitspraak). [6] In de evenredigheidsuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het bestreden besluit geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
5.3.
Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. In dit geval behelst de toets aan deze bepaling dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld.
Noodzakelijkheid van de sluiting
5.4.
De rechtbank volgt de burgermeester in het standpunt dat de sluiting noodzakelijk was, omdat sprake was van een plek waar hard- en softdrugs werd opgeslagen en/of werd verhandeld en daarmee sprake was van verzwarende omstandigheden. Het levert een ernstige inbreuk op van de openbare orde. De burgermeester heeft onder die omstandigheden in redelijkheid de woningsluiting noodzakelijk kunnen achten ten behoeve van de bescherming van het woon- en leefklimaat bij die woning en het herstel van de openbare orde.
Evenwichtigheid van de sluiting
5.5.
Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn de hierna te bespreken omstandigheden van belang.
5.6.
De rechtbank is met de burgemeester van oordeel dat in het geval van eiser geen sprake is van het ontbreken van enige verwijtbaarheid. De stelling van eiser dat hij zich op geen enkele wijze bewust was van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning en de drugs gerelateerde activiteiten van zijn zoon, doet hier niet aan af. Het sluiten van de woning is immers een maatregel dat ziet op het pand en is geen persoonsgerichte maatregel. Uit de bestuurlijke rapportage van 18 november 2021 volgt ook dat de aangetroffen drugs niet alleen zijn aangetroffen in de slaapkamer van de zoon van eiser, maar ook in een trapkast in de woning. Eiser heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van hennepafval dat hij gebruikt om thee of olie te maken.
5.7.
De rechtbank volgt eiser verder niet in het standpunt dat de woningsluiting onevenredig is, omdat het kan leiden tot verlies van de woning en/of plaatsing op de zwarte lijst. Dit brengt niet per definitie onevenredigheid of onevenwichtigheid van een sluiting met zich mee. Vanwege de verzwarende omstandigheden, zoals benoemd in overweging 4.5., zouden deze gevolgen, als ze zich al zouden voordoen, naar het oordeel van de rechtbank niet met zich meebrengen dat het besluit onevenredig is. De rechtbank merkt op dat de bodemprocedure van het civiele geschil met de pandeigenaar over de ontbinding van de huurovereenkomst volgens eiser nog loopt. Verder heeft de burgemeester zich ruimschoots ingespannen om een vervangende woonruimte ten tijde van de sluiting te regelen door een concreet aanbod te doen. Voor eiser en zijn vrouw is na de voorlopige voorziening een hotel geregeld. De burgemeester heeft voor de jongste zoon van eiser een locatie aangeboden bij de GGD aan de Elandsgracht en hij werd door hulpverleningsinstantie MEE begeleid naar een duurzaam onderkomen. Eiser heeft de aangeboden opvanglocaties voor zijn jongste zoon in eerste instantie afgewezen, omdat het volgens hem dak- en thuislozenplekken waren maar heeft uiteindelijk de hulp van de burgemeester toch geaccepteerd. De rechtbank kan begrijpen dat de aangeboden opvanglocaties niet volledig voldeden aan de wensen van eiser, maar dit maakt niet dat het besluit onevenredig is. Met de sluiting van de woning wordt beoogd het risico op nog een herhaling te verkleinen en een krachtig signaal af te geven richting de buitenwereld dat in het pand geen activiteiten (meer) kunnen plaatsvinden die een gevaar zijn voor de openbare orde. Dat volgens eiser de openbare orde reeds hersteld is door het in beslag nemen van de goederen en door de detentie van zijn zoon, doet hier niet aan af.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgermeester de belangen van eiser dan ook voldoende meegewogen en heeft de burgermeester aan het algemeen belang bij sluiting in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen. De maatregel van sluiting van de woning is daarmee evenwichtig.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld in de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916.
2.Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam, Gemeenteblad 2020, 115757.
3.Zie paragraaf 2.1.3 van de Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam.
4.Zie paragraaf 2.4 van de Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4117.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 en van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.