ECLI:NL:RBAMS:2024:183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
71/026177-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van uitlokking en deelname aan criminele organisatie

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van uitlokking van het medeplegen van het behulpzaam zijn bij zelfbevrijding en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte was beschuldigd van het uitlokken van een zelfbevrijding, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de medeverdachten daadwerkelijk een poging tot zelfbevrijding hadden ondernomen. De handelingen die waren verricht, waren niet gericht op de voltooiing van de tenlastegelegde misdrijven. Bovendien ontbrak bewijs dat de verdachte anderen had willen aanzetten tot strafbare handelingen. Ook de deelname aan een criminele organisatie kon niet worden bewezen, aangezien er geen duurzaam samenwerkingsverband was aangetoond. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/026177-23 (onderzoek 26Ferro)
Datum uitspraak: 16 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
ter terechtzitting opgegeven (meest recente) verblijfadres:
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2023. Op deze zitting is het onderzoek geschorst tot de zitting van 16 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Trokic en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.L.J. Janssen naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig op de zitting behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (71/026187-23) en [medeverdachte 2] (71/026183-23).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd, na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 10 november 2022 tot met 31 december 2022 te Grave schuldig heeft gemaakt aan:
1. uitlokking van het medeplegen van het behulpzaam zijn bij zelfbevrijding door het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen;
Subsidiair, als de rechtbank vorenstaande niet bewezen acht:
uitlokking van het medeplegen van een poging tot bevrijding en/of behulpzaam zijn bij zelfbevrijding door het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen;
Meer subsidiair, als de rechtbank vorenstaande niet bewezen acht:
mislukte uitlokking van het medeplegen van (een poging tot) bevrijding en/of bij zelfbevrijding behulpzaam zijn door het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen;
2. deelname aan een criminele organisatie met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of andere (onbekende) personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: witwassen, het voorhanden hebben van valse identiteitsbewijzen, het voorbereiden van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld en/of het behulpzaam zijn aan de bevrijding van een gevangene.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Het onderzoek 26Ferro is gestart naar aanleiding van een doorzoeking van de woning op de [locatie] op 29 november 2022. In de woning is onder andere een iPhone XS aangetroffen waarop de applicaties Signal en Telegram stonden geïnstalleerd. Na het uitlezen van de telefoon bleek dat op deze applicaties diverse gesprekken waren gevoerd die onder meer gingen over het regelen van valse identiteitsdocumenten, snelle auto’s en een helikopter voorzien van een lang touw. Op Signal werden deze gesprekken gevoerd door de gebruiker [gebruikersnaam 1] met de gebruikers [gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 4] . Op Telegram door de gebruiker “ [gebruikersnaam 1] ” met de gebruikers [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 3] . Onder andere op basis van gegevens gevonden op de iPhone XS heeft de politie de gebruiker van deze telefoon geïdentificeerd als [medeverdachte 2] . Verdachte is door de politie geïdentificeerd als [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 5] nadat op 31 december 2022 een iPhone SE in [detentieplaats 2] is gevonden. Bij het uitlezen van deze iPhone SE komt de politie tot de identificatie van [medeverdachte 2] als [gebruikersnaam 6] . Op deze telefoon is het volgende aangetroffen: één van de eerder genoemde Telegram-gesprekken (tussen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 3] , op deze telefoon met de gebruikersnamen [gebruikersnaam 6] met [gebruikersnaam 5] ); foto’s en filmpjes van binnen [detentieplaats 2] en een gesprek tussen [gebruikersnaam 5] en [gebruikersnaam 2] waarin werd gesproken over een drone die in Dubai zou zijn gekocht (in plaats van de “chopper”), waarbij [gebruikersnaam 5] in de “basket” zou kunnen klimmen, welke zou kunnen worden gedragen door twee drones. Ook zou een auto zijn “geregeld”. Op basis van historische verkeersgegevens en de bezoekerslijst van verdachte in [detentieplaats 2] , waaruit volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verdachte op 10 november 2022 hebben bezocht, heeft de politie [medeverdachte 1] geïdentificeerd als [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 2] .
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat aan de vereisten voor (strafbare) uitlokking is voldaan. Uit de berichten in het dossier volgt dat verdachte opzet had op de uitlokking van zijn (zelf)bevrijding. Verdachte heeft daarbij uitlokkingsmiddelen ingezet, namelijk inlichtingen in de vorm van informatie over de luchtplaatsen en -tijden, inclusief foto’s.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er voldoende bewijs is voor een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Hieraan staat niet in de weg dat het samenwerkingsverband slechts bestond gedurende een korte periode.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman beargumenteerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanzetten van een ander tot het begaan van een strafbaar feit. Niet kan worden vastgesteld van wie het idee kwam om te ontsnappen of wie daar voor het eerst mee is gekomen. Daarnaast zijn er geen uitlokkingsmiddelen te identificeren die verdachte zou hebben ingezet. Voor zover het delen van de foto's van de binnenkant van de P.I. of het geven van enige andere informatie als uitlokkingsmiddel zou kunnen worden aangemerkt, ontbreekt het oorzakelijk verband tussen dit delen en het wilsbesluit van de medeverdachten om te handelen. Bovendien hebben de medeverdachten geen strafbaar feit gepleegd. Het ontsnappingsplan zoals besproken zou nooit mogelijk zijn geweest en is dus ook nooit in de buurt van voltooiing gekomen. Hoogstens zou kunnen worden gezegd dat voorbereidingshandelingen voor een ontsnapping zijn getroffen, hetgeen echter niet strafbaar is.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman beargumenteerd dat – zelfs indien in deze zaak sprake zou zijn van een strafbaar feit met betrekking tot de (zelf)bevrijding van verdachte – het enkele gegeven dat meerdere personen samen overwegen een strafbaar feit te plegen, onvoldoende is om te spreken van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
3.4.1. (
Mislukte) uitlokking van (een poging tot bevrijding en/of) het behulpzaam zijn bij zelfbevrijding (feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair)
Om te kunnen spreken van (strafbare) uitlokking, dient te worden voldaan aan vijf vereisten: 1) de uitlokker moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen, hij moet met andere woorden zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij of zij uitlokt (dubbel opzet), 2) de uitlokker moet die ander aanzetten het strafbare feit te begaan, 3) de uitlokker moet gebruik maken van een of meer uitlokkingsmiddelen, 4) het uitgelokte delict moet zijn gevolgd en 5) degene die is uitgelokt, moet strafbaar zijn.
Voor een bewezenverklaring van uitlokking dient daarom onder meer te worden aangetoond dat door een persoon uitlokkingsmiddelen zijn ingezet om een ander aan te zetten om een strafbaar feit te begaan en dient een causaal verband te bestaan tussen de ingezette uitlokkingsmiddelen en de (ontstane) wil bij een ander om het feit te plegen.
Niet bewezen is dat de medeverdachten het delict dat uitgelokt zou zijn (behulpzaam zijn bij zelfbevrijding) hebben gepleegd, aangezien met de zelfbevrijding niet daadwerkelijk een aanvang was genomen. Ook niet bewezen is de tenlastegelegde poging, nu de handelingen in deze beschuldiging naar hun uiterlijke verschijningsvorm onvoldoende zijn gericht op de voltooiing van de tenlastegelegde misdrijven (bevrijding of het behulpzaam zijn bij zelfbevrijding). Daar komt nog bij dat enig bewijs dat aantoont dat verdachte anderen heeft willen aanzetten tot bepaalde handelingen ontbreekt. Laat staan dat bewezen is dat die anderen hun wilsbesluit om een strafbaar feit te plegen hebben gebaseerd op uitlokkingsmiddelen van de zijde van [verdachte] . Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.4.2.
Deelname aan een criminele organisatie (feit 2)
Aan verdachte is voorts de deelname aan een criminele organisatie ten laste gelegd. Van een “organisatie” als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het dossier niet gebleken van een duurzaam samenwerkingsverband, anders dan dat door meerdere personen handelingen zijn verricht die mogelijk duiden op de voorbereiding van een ontsnappingsplan. Verdachte wordt daarom eveneens vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. J. Thomas en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2024.
[(...)]
.