ECLI:NL:RBAMS:2024:1674

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/13/C/13/747151 FT RK 24-208
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een groepsakkoord in het kader van de Faillissementswet met betrekking tot Lealand Finance Company B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2024 uitspraak gedaan over het verzoek tot homologatie van een onderhands akkoord van Lealand Finance Company B.V. (hierna: Lealand) in het kader van de Faillissementswet (Fw). Lealand, een financieringsmaatschappij, heeft op 8 september 2023 een startverklaring gedeponeerd en heeft sindsdien verschillende verzoekschriften ingediend, waaronder een verzoek tot aanstelling van een herstructureringsdeskundige. De rechtbank heeft op 10 oktober 2023 mr. M.A. Broeders aangewezen als herstructureringsdeskundige en op 12 februari 2024 een aantal vragen van deze deskundige beantwoord.

Op 26 februari 2024 heeft de herstructureringsdeskundige een stemverslag gedeponeerd en een homologatieverzoek ingediend. De rechtbank heeft het verzoek op 15 maart 2024 behandeld tijdens een openbare zitting. De rechtbank oordeelt dat alle klassen van schuldeisers met het akkoord hebben ingestemd en dat er geen afwijzingsgronden zijn ingediend. De rechtbank concludeert dat het homologatieverzoek moet worden toegewezen, omdat Lealand in een pre-insolventietoestand verkeert en de nakoming van het akkoord voldoende gewaarborgd is. De rechtbank heeft het akkoord goedgekeurd, waarmee de herstructurering van Lealand en de betrokken groepsvennootschappen kan worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
Verzoek tot homologatie van een onderhands akkoord
zaak-/rekestnummer: C/13/C/13/747151 FT RK 24-208
uitspraakdatum: 21 maart 2024
Vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 Faillissementswet (Fw) in de openbare akkoordprocedure buiten faillissement, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEALAND FINANCE COMPANY B.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Den Haag,
hierna te noemen Lealand,
advocaten: mrs. T.H.D. Struycken en mr. R.J. van Galen,

1.De procedure

1.1.
Lealand heeft op 8 september 2023 ter griffie van deze rechtbank een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) gedeponeerd.
1.2.
Op 26 september 2023 en 5 oktober 2023 heeft de LC Groep een verzoekschrift tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige ex artikel 371 lid 1 Fw ingediend.
1.3.
Op 28 september 2023 heeft Lealand een verzoekschrift tot aanstelling van een observator ex artikel 380 jo. 379 Fw ingediend.
1.4.
Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft de rechtbank mr. M.A. Broeders, kantoorhoudende te Amsterdam, tot herstructureringsdeskundige aangewezen en het verzoek tot het aanstellen van een observator afgewezen.
1.5.
Op 15 december 2023 heeft de herstructureringsdeskundige een verzoek ex artikel 378 Fw (aspectenverzoek) ingediend en de rechtbank verzocht een uitspraak te doen over aspecten die van belang zijn in het kader van het tot stand brengen van een akkoord.
1.6.
Bij beschikking van 12 februari 2024 heeft de rechtbank beslist op het aspectenverzoek en een aantal vragen van de herstructureringsdeskundige beantwoord.
1.7.
Op 26 februari 2024 heeft de herstructureringsdeskundige ter griffie een stemverslag gedeponeerd ex artikel 382 Fw (hierna: het stemverslag) en een verzoek ex artikel 383 lid Fw (hierna: het homologatieverzoek) ingediend.
1.8.
Op 27 februari 2024 heeft de herstructureringsdeskundige een aanvullende productie (productie 10) ingediend, houdende een
“sanctioning judgment”in de
Part 26a restructuring plan procedurevan CB&I UK Limited.
1.9.
Bij beschikking van 4 maart 2024 heeft de rechtbank bepaald dat zij het homologatieverzoek zal behandelen op 15 maart 2024 om 10:00 uur. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de herstructureringsdeskundige op grond van artikel 383 lid 5 Fw de aandeelhouders en de stemgerechtigde schuldeisers onverwijld in kennis stelt van deze beschikking.
1.10.
Het homologatieverzoek is op genoemde datum (middels een hybride zitting) ter openbare zitting behandeld en nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden.
1.11.
Op de mondelinge behandeling zijn (fysiek) verschenen:
Namens Lealand:
  • mr. T.H.D. Struycken, advocaat;
  • mr. M.J.H. Orval, advocaat;
  • mr. A.C. Rozeman, advocaat;
  • mr. L.D.N. de Baar, advocaat;
  • mr. M.A.M. van de Meulengraaf, advocaat;
  • [naam 1] (bestuurder Lealand en MIH);
  • [naam 2] (Executive Vice President, Sustainability and Governance and Chief Legal Officer McDermott International, Ltd.);
  • [naam 3] (waarderingsexpert Alvarez & Marsal);
  • [naam 4] (Kirkland & Ellis, LLP);
  • T. Gevaert (tolk);
  • C. Pennings (tolk).
Namens de AHG:
  • mr. V.R. Vroom, advocaat;
  • mr. A.J. Dunki Jacobs, advocaat;
  • mr. S.A. Willigenburg, advocaat;
  • mr. M.A.H. Enthoven, advocaat.
Namens CACIB
 mr. P. Kuipers, advocaat.
Namens LC Groep:
  • mr. F.J.M. Hengst, advocaat;
  • mr. R.G.A. Elkerbout-Kok, advocaat;
  • mr. P. van der Veen, advocaat;
  • mr. W. Nijnens, advocaat.
Van de zijde van de herstructureringsdeskundige
  • mr. M.A. Broeders (herstructureringsdeskundige);
  • mr. M.H.C. Sinninghe Damsté, advocaat;
  • mr. H.P. Boekhorst, advocaat;
  • mr. S.H.J. Kramer;
  • [naam 5] (PwC);
  • [naam 6] (PwC);
  • [naam 7] (PwC);
  • [naam 8] (PwC).
1.12.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op (uiterlijk) 21 maart 2024.

2.Kern van de zaak

2.1.
De McDermott-groep (hierna: McDermott) is een in de Verenigde Staten van Amerika gevestigd aannemers- en ingenieursbureau voor de energiesector met meer dan 30.000 werknemers, actief in meer dan 54 landen. Lealand is een financieringsmaatschappij van de groep. McDermott is de afgelopen jaren in financiële problemen geraakt, onder meer door enkele verlieslatende projecten en een onhoudbare schuldpositie. In 2020 is de kapitaalstructuur geherstructureerd door middel van een Amerikaanse
Chapter 11procedure. Alle aandelen in de (voormalig) moedermaatschappij zijn daarbij ingetrokken en nieuwe aandelen zijn uitgegeven aan de (toenmalige) financiers van McDermott. Tevens is een deel van de schulden van McDermott afgeschreven en zijn nieuwe financieringsovereenkomsten gesloten, waarbij de datum voor terugbetaling van het grootste deel van het daaronder verstrekte krediet is bepaald op 30 juni 2024 (de zgn.
maturity date). Door de Corona pandemie en nieuwe onvoorziene projectvertragingen werd McDermott geconfronteerd met een instortende vraag en stijgende kosten. Dit heeft een grote impact gehad op haar liquiditeitspositie. Zonder verlenging van de
maturity dateis McDermott gehouden om voor de gestelde
letter of credit facilitiesop 27 maart 2024
cash collateralte verschaffen voor het totaalbedrag aan de onder de faciliteiten uitgegeven
letters of credit. Lealand voorziet dat zij niet in staat zal zijn om te voldoen aan haar verplichting als hoofdschuldenaar en kredietnemer (
borrower) om de uitstaande bedragen onder de kredietovereenkomsten die op 30 juni 2024 opeisbaar worden terug te betalen en ook niet om, op 27 maart 2024, een bedrag van circa USD 2,2 miljard aan
cash collateralte stellen als zekerheid voor de uitstaande
letters of credit. Ditzelfde geldt voor de vennootschappen die met Lealand een groep vormen en die zich voor de nakoming van de verplichtingen als
guarantorhebben verbonden. Het akkoord betreft in de kern een verlenging van de looptijd van kredietfaciliteiten van McDermott met circa drie jaar tot 30 juni 2027 en één faciliteit tot 31 december 2027.
2.2.
De rechtbank komt - samengevat - tot het oordeel dat het homologatieverzoek dient te worden toegewezen. Alle klassen hebben met het akkoord ingestemd. Geen van de schuldeisers of aandeelhouders heeft een verzoek tot afwijzing ingediend of anderszins bezwaar gemaakt tegen homologatie. Algemene afwijzingsgronden doen zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor.

3.De feiten

3.1.
De rechtbank verwijst voor de relevante feiten naar haar beschikkingen van 10 oktober 2023 en 12 februari 2024. In dit vonnis zal dezelfde terminologie worden aangehouden als in voornoemde beschikkingen. In aanvulling daarop is het volgende van belang.
3.2.
Parallel aan de WHOA-procedure van Lealand loopt de openbare WHOA-procedure van McDermott International Holdings B.V. ( hierna:MIH) en een zogeheten
Part 26A Restructuring Plan procedurevoor CB&I UK Limited. Bij
sanctioning judgmentd.d. 27 februari 2024 heeft de Engelse rechter in laatstgenoemde procedure het aangeboden plan gesanctioneerd. Dit was een voorwaarde voor implementatie van het Lealand akkoord.
Gelijktijdig met onderhavig homologatieverzoek is een homologatieverzoek ingediend ten aanzien van het akkoord van MIH.
Het akkoord op hoofdlijnen
3.3.
De herstructureringsdeskundige heeft op 12 februari 2024 op verzoek van Lealand en de rechtspersonen die met haar een groep vormen als bedoeld in artikel 2:24b BW een (groeps)akkoord voorgelegd aan de stemgerechtigde schuldeisers.
3.4.
Het akkoord is een gewijzigde versie van het eerder door Lealand ter consultatie aan belanghebbenden voorgelegde concept akkoord en betreft in de kern een verlenging van de looptijd van kredietfaciliteiten van McDermott, met circa drie jaar tot 30 juni 2027 en één faciliteit tot 31 december 2027. Lealand is de hoofdschuldenaar en kredietnemer (
borrower), de groepsvennootschappen treden, naast MIH, op als garantiegevers (
guarantors),
De stemming
3.5.
Het akkoord is aangeboden aan de volgende klassen schuldeisers:
a. Super Senior LC Facility WHOA Creditors
b. Make-Whole Term Loan Facility WHOA Creditors
c. Senior LC Facility WHOA Creditors
d. Escrow LC WHOA Creditors
e. Takeback Term Loan WHOA Creditors
3.6.
Deze klassenindeling is gebaseerd op de rechten die de
Secured Creditorsbij een vereffening van het vermogen van Lealand in faillissement hebben en de rechten die zij op basis van het Lealand akkoord aangeboden krijgen. De schuldeisers onder (a), (b) en (e) zijn in aparte klassen ingedeeld, omdat zij niet dezelfde rang hebben. De schuldeisers onder (c) en (d) zijn gelijk in rang, maar hebben binnen en buiten het Lealand akkoord onvergelijkbare rechten en zijn om die reden in aparte klassen ingedeeld.
3.7.
De stemgerechtigden konden tot 20 februari 2024 21:00 uur (Nederlandse tijd) stemmen.
3.8.
De herstructureringsdeskundige heeft het stemverslag op 26 februari 2024 ter griffie van de rechtbank gedeponeerd.
3.9.
Alle klassen hebben vóór het akkoord gestemd. De uitslag van de stemming kan (blijkens het stemverslag) als volgt worden weergegeven:

4.Het verzoek tot homologatie

4.1.
De herstructureringsdeskundige verzoekt de rechtbank om de homologatie van het door Lealand voorbereide en door de herstructureringsdeskundige ter stemming voorgelegde (groeps)akkoord toe te wijzen, nu uit het stemverslag volgt dat alle klassen met het Lealand akkoord hebben ingestemd. Hij voert aan dat de voorliggende WHOA akkoorden van Lealand en MIH, en het
UK Restructuring Plan, gecombineerd met de erkenning van de uitkomsten van die procedures in de Verenigde Staten door middel van een
Chapter 15-procedure, de implementatie vormen van de herstructurering van McDermott. De WHOA akkoorden en het
UK Restructuring Plankunnen in de Verenigde Staten, mits
reliefop grond van
Chapter 15van de Amerikaanse rechter is verkregen, ook in de Verenigde Staten aan crediteuren die zijn betrokken bij respectievelijk de WHOA procedures en het
UK Restructuring Planworden tegengeworpen. Het Lealand akkoord betreft in de kern een verlenging van de looptijd van kredietfaciliteiten van McDermott. De onderliggende kredietovereenkomsten bepalen dat een dergelijke wijziging uitsluitend met instemming van alle
lenderskan worden overeengekomen. Hoewel de
lendersin alle klassen met het Lealand akkoord hebben ingestemd en geen enkele
lendertegen het Lealand akkoord heeft gestemd is er geen unanimiteit, omdat niet alle stemgerechtigde
lendershun stem hebben uitgebracht, en is homologatie van het Lealand akkoord noodzakelijk. De reden waarom er geen unanimiteit is bereikt is gelegen in het feit dat de
lendergroep van McDermott bestaat uit een grote en gevarieerde groep financiers, waarvan om praktische redenen niet van alle betrokkenen de “actieve” instemming kan worden verkregen, aldus – samengevat - de herstructureringsdeskundige.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid
5.1.
De rechtbank toetst in het kader van de WHOA ambtshalve haar bevoegdheid. Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft de rechtbank ten aanzien van Lealand geoordeeld dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 369 lid 7 sub a Fw jo artikel 3 lid 1 van de IVO rechtsmacht heeft. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Lealand statutair is gevestigd te Amsterdam en de rechtbank Amsterdam op grond van artikel 369 lid 8 Fw dan ook relatief bevoegd is het verzoek in behandeling te nemen. De bevoegdheid ten aanzien van Lealand is hiermee voor de gehele duur van de akkoordprocedure reeds komen vast te liggen.
5.2.
Het Lealand akkoord betreft een groepsakkoord en voorziet mede in de wijziging van rechten van de financiers jegens de in annex 3 bij het akkoord genoemde merendeel niet-Nederlandse en buiten de EU gevestigde vennootschappen die samen met Lealand een groep vormen als bedoeld in artikel 2:24b BW, en als
guarantormet of naast Lealand aansprakelijk zijn onder de kredietfaciliteiten. De rechtbank heeft in haar beschikking van 10 oktober 2023 met betrekking tot het verzoek aanwijzing herstructureringsdeskundige bepaald dat zij ten aanzien van Lealand rechtsmacht heeft op basis van artikel 369 lid 7 sub a Fw jo artikel 3 lid 1 van de IVO. De vraag die thans beantwoord moet worden is of voormelde bevoegdheid van de rechtbank zich mede uitstrekt tot de groepsvennootschappen die in het akkoord worden betrokken. De openbare akkoordprocedure buiten faillissement is opgenomen in Annex A bij de Insolventieverordening. Dit betekent dat voor het antwoord op de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in het kader van deze procedure bepalend is of de COMI van de schuldenaar gelegen is in Nederland. Is dat het geval dan heeft de Nederlandse rechter op grond van deze verordening rechtsmacht. Dit geldt in dit geval voor de groepsvennootschappen genoemd in annex 3 die in Nederland zijn gevestigd. Voor de overige in annex 3 genoemde groepsvennootschappen, alle met een COMI gelegen buiten de EU, dient de rechtbank (ook) in het geval van een openbare procedure haar rechtsmacht te beoordelen aan de hand van artikel 3 Rv [1] . Ten aanzien van de niet in de EU gevestigde vennootschappen is de rechtbank van oordeel dat zij haar rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 3 Rv aangezien voldaan is aan het vereiste als bedoeld in artikel 3 onder c Rv. Gelet op de nauwe verwevenheid tussen Lealand als hoofdschuldenaar en de in het akkoord betrokken groepsvennootschappen, die alle garant staan, dan wel hoofdelijke aansprakelijk zijn voor de onder het akkoord te herstructureren schulden, is sprake van voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer.
Ontvankelijkheid
5.3.
De herstructureringsdeskundige kan worden ontvangen in zijn homologatieverzoek op grond van artikel 383 lid 1 Fw, nu voldaan is aan het vereiste dat ten minste een van de klassen van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd.
Groepsakkoord
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is, naast hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de bevoegdheid heeft overwogen, gelet op hetgeen de herstructureringsdeskundige heeft aangevoerd voldaan aan de vereisten van artikel 372 Fw . Onbetwist staat vast dat de vennootschappen in een WHOA toestand verkeren en dat de betreffende vennootschappen, blijkens een zgn.
deed of undertaking(annex 8 bij het akkoord) ook met het akkoord hebben ingestemd. De herstructureringsdeskundige kan ten behoeve van deze vennootschappen die samen met Lealand een groep vormen als bedoeld in artikel 2:24b BW een akkoord aan te bieden.
Homologatie
5.5.
Uit artikel 384 lid 1 Fw volgt dat het verzoek tot homologatie wordt toegewezen, tenzij blijkt dat zich een van de in lid 2 van dat artikel genoemde algemene afwijzingsgronden voordoet of een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder met succes een beroep doet op een van de bijzondere afwijzingsgronden opgenomen in de leden 3 en 4. Geen van de schuldeisers of aandeelhouders heeft in dit geval een afwijzingsgrond als bedoeld in het derde of vierde lid ingeroepen. De rechtbank is daarom gehouden het verzoek uitsluitend te toetsen aan de algemene afwijzingsgronden als vermeld in artikel 384 lid 2 Fw.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen van de algemene afwijzingsgronden zich voordoet. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Is sprake van een dreigende insolventie (artikel 384 lid 2 sub a Fw)?
5.7.
De rechtbank heeft bij haar beschikking van 10 oktober 2023 reeds geoordeeld dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat Lealand verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan en dus in een pre-insolventietoestand verkeert. Voldoende summierlijk is gebleken dat ten aanzien van Lealand en de in de WHOA-procedure betrokken groepsvennootschappen ook op dit moment van de toestand als daar omschreven sprake is.
Zijn de schuldeisers en aandeelhouders op de juiste wijze in kennis gesteld (artikel 384 lid 2 sub b Fw)?
5.8.
De stemgerechtigden zijn op de juiste wijze in kennis gesteld van het akkoord en de beschikking dagbepaling behandeling homologatieverzoek.
Voldoet de procedure van stemming (artikel 384 lid 2 sub c Fw)?
5.9.
De herstructureringsdeskundige heeft een redelijke stemtermijn gehanteerd. De stemtermijn betrof acht dagen en voldoet daarmee aan de wettelijke minimumtermijn.
Klopt de klasse(n)indeling en het bedrag waarvoor tot de stemming is toegelaten (artikel 384 lid 2 sub c en d Fw)?
5.10.
De in het akkoord gehanteerde klassenindeling voldoet aan de vereisten van artikel 374 Fw. De stemgerechtigden zijn voor de juiste bedragen toegelaten tot de stemming. Er hebben zich geen stemgerechtigde schuldeisers gemeld bij de herstructureringsdeskundige die hebben aangegeven dat zij niet voor het juiste bedrag tot de stemming zijn toegelaten, zodat van de juistheid van de in aanmerking genomen bedragen zal worden uitgegaan. Daarnaast is, zoals de herstructureringsdeskundige terecht opmerkt, niet aannemelijk dat een beslissing om een of meer schuldeisers voor een ander bedrag toe te laten, tot een andere uitkomst had kunnen leiden.
Bevat het akkoord alle voorgeschreven informatie (artikel 384 lid 2 sub c Fw)?
5.11.
Het akkoord met bijlagen bevat de in de wet voorgeschreven informatie. Het akkoord en de toelichting op het akkoord bevatten voorts de informatie die de stemgerechtigden nodig hebben om zich daarover een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen. De herstructureringsdeskundige heeft in dit verband – onbetwist - aangevoerd dat voor zover al sprake zou zijn van enig gebrek als bedoeld in artikel 384 lid 2 sub c Fw, dat een dergelijk gebrek – mede in het licht van de stemuitslag – redelijkerwijs niet tot een andere uitkomst van de stemming had kunnen leiden. Specifiek ten aanzien van het bepaalde in artikel 375 Fw geldt volgens de herstructureringsdeskundige dat, onder verwijzing naar het door de herstructureringdeskundige opgestelde waarderingsprotocol, de met de stemgerechtigde schuldeisers gedeelde informatie zo veelomvattend is dat alle stemgerechtigde schuldeisers voldoende in de gelegenheid zijn gesteld tot een afgewogen en geïnformeerde keuze te komen. Hierbij is, gelet op de nauwe verbondenheid tussen Lealand en de WHOA Vennootschappen, vooral informatie over McDermott als geheel aangeleverd en heeft de bepaling van de reorganisatie en liquidatiewaarde in beginsel, geconsolideerd plaatsgevonden. Geen van de schuldeisers heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waardes of de de wijze waarop deze vastgesteld zijn.
Is de nakoming van het akkoord voldoende gewaarborgd (artikel 384 lid 2 sub e Fw)?
5.12.
De nakoming van het akkoord is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gewaarborgd. De herstructureringsdeskundige heeft in dit verband het volgende naar voren gebracht.
Het effectief worden van de volledige herstructurering van McDermott, waar het Lealand akkoord een onderdeel van uitmaakt, hangt van vier voorwaarden af:
(i) de homologatie van de WHOA akkoorden, (ii) de
sanctioningvan het
UK Restructuring Planen (iii) het verkrijgen van
reliefvan de Amerikaanse rechter op grond van
Chapter15 en (iv) enkele overige gebruikelijke voorwaarden. De verwachting is dat deze voorwaarden gelijktijdig met of kort na homologatie van het Lealand akkoord zullen zijn vervuld. De
Chapter15 zitting staat op dit moment voor 22 maart 2024 gepland en naar verwachting zal binnen enkele dagen op basis van die zitting tijdig
reliefkunnen worden verleend. Voorts treft McDermott de relevante voorbereidingen om nakoming van het Lealand akkoord te waarborgen. Daarnaast is het business plan van McDermott na implementatie van haar herstructurering aan het Lealand akkoord gehecht en bevat het Lealand akkoord een beschrijving van de herstructureringsmaatregelen, de noodzakelijke voorwaarden die hiervoor vervuld moeten zijn en de gevolgen voor haar onderneming. Hieruit volgt, aldus de herstructureringsdeskundige, dat McDermott, na homologatie, in de kern een levensvatbare onderneming is. Dat uitgangspunt wordt bevestigd door de mate van steun voor het Lealand akkoord door de schuldeisers. Ook de liquiditeitsprognose van McDermott van 16 februari 2024, waaruit volgt dat zij aan de liquiditeitsvereisten voldoet, is aan het akkoord gehecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van hetgeen hier door de herstructureringsdeskundige is aangevoerd te twijfelen.
Overige algemene gronden voor afwijzing (art. 384 lid 2 sub f, g en h Fw)?
5.13.
Ook voor het overige doen zich geen algemene afwijzingsgronden voor. Er is geen sprake van nieuwe financiering of van andere transacties in het kader van het Lealand akkoord. Ook zijn er geen redenen om aan te nemen dat het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer stemgerechtigden of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand zijn gekomen.
Zijn er andere redenen die zich tegen de homologatie verzetten (art. 384 lid 2 sub i Fw)?
Releases en waivers
5.14.
Het Lealand akkoord bevat een zgn.
Third party release clauseten aanzien van onder meer de overige McDermott groepsentiteiten, bestuurders, de advocaten, de financieel adviseurs, de Secured Creditors, de Issuers, de Ad Hoc Groep en steeds de daaraan gerelateerde partijen. Met de herstructureringsdeskundige is de rechtbank van oordeel (onder verwijzing naar Rechtbank Amsterdam 21 juni 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4152, r.o. 12.10) dat dit een bepaling is die niet door homologatie van het Lealand akkoord maar in beginsel door aanbod en aanvaarding tot stand komt. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of de
Third Party Releasebepaling na homologatie kan worden ingeroepen door of jegens derden. Mocht in de toekomst op de bepaling een beroep worden gedaan dan is het aan de rechter ten overstaan van wie de bepaling wordt ingeroepen om hierover te oordelen. De rechtbank ziet in het voorgaande geen reden voor afwijzing van het homologatieverzoek, met dien verstande dat er geen uitspraak wordt gedaan over de rechtskracht van de
Third party release clause.
5.15.
Tot slot zijn er ook geen andere redenen die zich tegen homologatie van het akkoord verzetten.
5.16.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de rechtbank het homologatieverzoek zal toewijzen.

6.Beslissing

De rechtbank
- homologeert het door de herstructureringsdeskundige aangeboden akkoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. M.P. de Valk en mr. M.D.E. Leppens, rechters en in aanwezigheid van mr. M.F. Backx, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.[1] MvT, Kamerstukken II 2018/2019, 35 249, nr. 3, p. 32.