Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit Amsterdam, eiser
de Minister van Financiën verweerder
Inleiding
Met het bestreden besluit van 2 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven voor zo ver dit ziet op de schulden bij ABN AMRO en ING. Verweerder zal wel de schuld bij ICS afbetalen.
12 september 2023 heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen met betrekking tot de schuld van eiser en zijn ex-partner bij ING/Vesting Finance aan te geven welke betalingsachterstanden er waren op 1 juni 2021 en wanneer om betaling is verzocht. De rechtbank heeft eiser ook de gelegenheid gegeven om zijn beroep op de hardheidsclausule nader te onderbouwen. Verweerder heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij brief van 5 oktober 2023. Eiser heeft bij brief van 17 november 2023 gereageerd en zijn beroep op de hardheidsclausule nader onderbouwd. Verweerder heeft bij brief van 16 januari 2024 gereageerd. Op 19 februari 2024 heeft eiser een laatste reactie aan de rechtbank gezonden.
Beoordeling door de rechtbank
29 oktober 2021. Besluiten vanaf dan over het al dan niet overnemen van private schulden in het kader van de hersteloperatie toeslagen, worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 4.1 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen. Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak toetst aan de bepalingen van de Wet hersteloperatie toeslagen. De vereisten die de Wet hersteloperatie toeslagen stelt voor het overnemen en het betalen van private schulden zijn dezelfde vereisten die het Besluit stelde.
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder het criterium opgenomen in artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet hersteloperatie toeslagen verkeerd interpreteert. Volgens eiser is niet van belang of de hoofdsom van de schuld vóór 1 juni 2021 daadwerkelijk volledig is opgeëist, maar of deze vóór 1 juni 2021 opeisbaar was. Eiser wijst daarbij onder meer op informatie over de afbetaling van private schulden zoals deze op de website van de Dienst Toeslagen is terug te vinden.
In dit geval waren beide schulden vóór 1 juni 2021 volledig opeisbaar. Eiser wijst daarbij op de bankvoorwaarden van de ABN AMRO waaruit blijkt dat een uitstaande vordering bij een betalingsachterstand van twee maanden direct in zijn geheel opeisbaar is. Hij wijst verder op een offerte en bijbehorende voorwaarden van het product Voordeelkrediet dat hij bij de ING heeft afgesloten, ondertekend op 9 oktober 2016.
ING/Vesting Finance
In het dossier bevindt zich daarnaast berichtenverkeer van 9 juli 2021 van de ING gericht aan eiser en zijn ex-partner. Daarin zegt ING de kredietovereenkomst op, omdat een aantal termijnen van dit krediet niet zijn betaald en geen betaling is ontvangen om de achterstanden in te lopen. De openstaande gehele vordering van € 13.695,09 moet worden betaald vóór
23 juli 2021; gebeurt dit niet, dan wordt een incassobureau ingeschakeld. De vordering is daarmee op 9 juli 2021 opgeëist en door ING overgedragen aan incassobedrijf Vesting Finance .
De rechtbank concludeert op grond van deze voorwaarden, het feit dat bij eiser en zijn ex-partner op 1 juni 2021 sprake was van een betalingsachterstand op dit krediet van in totaal
€ 1.455,- en dus van drie termijnen, alsmede de berichten aan eiser en zijn ex-partner waaruit een nieuw verzoek om de betalingsachterstanden te voldoen blijkt, dat de betalingsachterstanden op de peildatum van 1 juni 2021 opeisbaar waren en niet zijn voldaan.
1 juni 2021. Dit komt overeen met het doel van de Wet hersteloperatie toeslagen: betrokkenen kunnen vanaf het moment van het opeisbaar worden van de vordering de dupe worden van incassomaatregelen. Dat was ook het geval op 1 juni 2021 voor eiser en zijn ex-partner.
ex-partner dus de maandbedragen hebben kunnen terugbetalen. Dat het krediet is aangegaan om terugvorderingen van verweerder te betalen, is een omstandigheid die de wetgever heeft meegenomen bij de totstandkoming van de Wet Hersteloperatie Toeslagen. [7] Verder zijn de stellingen van eiser en zijn ex-partner over hun financiële situatie niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat het uitgangspunt van deze wet niet is het herstellen van de in het verleden geleden schade, maar toeslagenouders zoveel als mogelijk de kans te bieden om een nieuwe start te maken, vrij van incassomaatregelen. Dat met de overname van private schulden conform de Wet Hersteloperatie Toeslagen daarmee niet alle door de toeslagenaffaire veroorzaakte (financiële) problemen van toeslagenouders zijn opgelost, is door de wetgever dan ook meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder dus geen aanleiding te zien om bijzondere omstandigheden aan te nemen als bedoeld in de hardheidsclausule.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is besloten de private geldschuld van eiser en zijn ex-partner bij ING/Vesting Finance niet over te nemen;
- herroept het primaire besluit voor zover daarbij is besloten de private geldschuld van eiser en zijn ex-partner bij ING/Vesting Finance niet over te nemen;
- bepaalt dat verweerder de betalingsachterstand en de hoofdsom van de schuld van eiser en zijn ex-partner bij ING/Vesting dient over te nemen en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
mr.N. Galjee-Melehi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 maart 2024.