ECLI:NL:RBAMS:2023:3142

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
22/5890
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering door de Belastingdienst/Toeslagen om private schulden van gedupeerden van de kinderopvangtoeslagenaffaire over te nemen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023, in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen, werd het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van de Belastingdienst/Toeslagen van 27 oktober 2022 beoordeeld. Eiseres, een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire, had een lening van € 5.000,- bij [naam bank] en verzocht om overname van haar private schuld door de Belastingdienst/Toeslagen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen geen aanleiding had om bijzondere omstandigheden aan te nemen die zouden rechtvaardigen dat de hardheidsclausule van toepassing was. Eiseres had geen betalingsachterstand en de rechtbank concludeerde dat de schuld niet als problematisch kon worden aangemerkt, aangezien eiseres in staat was om de schuld maandelijks af te lossen. De rechtbank benadrukte dat de regeling voor het overnemen van private schulden bedoeld is voor gedupeerden die daadwerkelijk in financiële problemen verkeren door incassomaatregelen. Aangezien eiseres geen betalingsachterstand had, werd het beroep ongegrond verklaard. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M. Greebe als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5890

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

( [gem. verweerder] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van de Belastingdienst/Toeslagen van 27 oktober 2022.
Met een besluit van 30 maart 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen op grond van het Besluit betalen private schulden (het Besluit) geweigerd de private schuld van eiseres aan [naam bank] ( [naam bank] ) te betalen, omdat zij geen betalingsachterstand heeft. Met het bestreden besluit van 27 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is de Belastingdienst/Toeslagen bij die weigering gebleven.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de Belastingdienst/Toeslagen waren aanwezig [gem. verweerder] , [persoon 1] en [persoon 2] .
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt de weigering van de Belastingdienst/Toeslagen om de schuld van eiseres aan [naam bank] te betalen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
Op 28 mei 2018 heeft [naam bank] aan eiseres een lening van € 5.000,- verstrekt. Eiseres had ten tijde van het bestreden besluit een openstaande schuld van € 3.620,80. De resterende looptijd van de schuld was 77 maanden. Eiseres is een gedupeerde van de zogeheten kinderopvangtoeslagenaffaire. Op grond van het Besluit kon de Belastingdienst/Toeslagen private schulden van gedupeerde ouders betalen. Sociale Banken Nederland (SBN) voerde dit beleidsbesluit namens de Belastingdienst/Toeslagen uit. Om in aanmerking te komen voor betaling van haar schuld bij [naam bank] heeft eiseres op 5 januari 2022 een schuldenlijst aan SBN gezonden.
Wettelijk kader
Ten tijde van het bestreden besluit gold als grondslag voor de besluitvorming het Besluit. Het Besluit was vastgesteld vooruitlopend op nieuwe wetgeving over de hersteloperatie om gedupeerde ouders tegemoet te komen. Per 2 november 2022 is het Besluit verankerd in afdeling 4.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen. Deze afdeling heeft terugwerkende kracht tot en met 29 oktober 2021. Besluiten vanaf dan over het al dan niet overnemen van private schulden in het kader van de hersteloperatie toeslagen, worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 4.1 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen. Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak toetst aan de bepalingen van de Wet hersteloperatie toeslagen. De vereisten die de Wet hersteloperatie toeslagen stelt voor het overnemen en het betalen van private schulden zijn dezelfde vereisten die het Besluit stelde.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke bepalingen van de Wet hersteloperatie toeslagen zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Had de Belastingdienst/Toeslagen de schuld moeten overnemen?
Eiseres betoogt dat de Belastingdienst/Toeslagen haar schuld bij [naam bank] ten onrechte niet heeft overgenomen. Daartoe voert zij aan dat de lening is aangegaan om terugvorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen te kunnen betalen. Ook wordt haar in feite verweten dat zij aflossingen op haar lening heeft gedaan. Indien er een betalingsachterstand was ontstaan, zou de Belastingdienst/Toeslagen de schuld wel overnemen. Verder voert eiseres aan dat er bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van het vereiste dat betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden. Eiseres zou geen lening zijn aangegaan, waarvoor zij een hoge rente betaalt, als zij geen bedragen aan terugvorderingen hoefde te betalen. Zolang zij de schuld aan [naam bank] heeft, heeft zij ‘financiële blokkades’. Zo kan zij geen andere leningen aangaan. Verder geeft de lening haar veel stress. In dit verband stelt zij ook dat de integrale beoordeling door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), waarbij wordt uitgezocht wat er is misgegaan bij de kinderopvangtoeslag, te lang duurt.
Artikel 4.1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wet hersteloperatie toeslagen bepaalt dat de resterende hoofdsommen van leningen niet worden overgenomen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden. Uit de memorie van toelichting van de Wet hersteloperatie toeslagen volgt dat de regeling voor het overnemen van private schulden bedoeld is om gedupeerde ouders zo veel mogelijk kans te bieden op een nieuwe start. Doordat alleen opeisbare betalingsachterstanden en hoofdsommen worden overgenomen, wordt beoogd te voorkomen dat een gedupeerde in de problemen komt door incassomaatregelen. [1] De rechtbank overweegt dat deze bepaling dwingend is geformuleerd. Dat de lening is aangegaan om terugvorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen te kunnen betalen, speelt daarom geen rol bij de vraag of de schuld had moeten worden overgenomen. Dit geldt ook voor het argument dat eiseres de lening beter niet had kunnen aflossen, zodat er dan betalingsachterstanden waren ontstaan. De rechtbank wijst er daarbij op dat eiseres, zonder af te willen doen aan de gevolgen die de toeslagenaffaire voor haar heeft, niet kampt met de incassomaatregelen waar andere ouders met private schulden wel mee kampen. Voor deze laatsten is deze regeling bedoeld. Overigens worden hun schulden dan niet per se helemaal overgenomen, maar enkel het opeisbare deel van de schuld. Dat deze specifieke regeling niet op eiseres van toepassing is, betekent niet dat zij geen aanspraak heeft op ruimhartig herstel van haar schade. Daarvoor gelden echter andere regelingen. Omdat niet in geschil is dat eiseres geen betalingsachterstand heeft bij [naam bank] , heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht vastgesteld dat de schuld van eiseres niet in aanmerking komt voor overname.
13. Artikel 9.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen bepaalt dat van artikel 4.1 kan worden afgeweken voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Voor toepassing van deze hardheidsclausule is vereist dat er bijzondere omstandigheden zijn die door de wetgever niet zijn voorzien en die tot een schrijnende situatie leiden. [2] Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de Belastingdienst/Toeslagen geen aanleiding te zien om bijzondere omstandigheden aan te nemen als bedoeld in de hardheidsclausule. Er is geen aanleiding om ervan uit te gaan dat het de wetgever is ontgaan dat er gedupeerde ouders zijn die leningen zijn aangegaan om terugvorderingen van de Belastingdienst/Toeslagen te betalen. In de memorie van toelichting is namelijk vermeld dat het niet uitmaakt of een schuld is te herleiden tot een terugvordering van kinderopvangtoeslag. Verder overweegt de rechtbank dat de schuld niet is aan te merken als problematisch, omdat eiseres, ondanks de hoge rente, nog steeds in staat is om de schuld maandelijks af te lossen. Dat de schuld de financiële armslag beperkt en dat eiseres financiële blokkades ondervindt, is op zichzelf bezien en zonder nadere onderbouwing ook niet voldoende om te kunnen spreken van bijzondere omstandigheden. Voor zover eiseres niet langer op de beslissingen in andere herstelprocedures kan wachten, kan zij beroep instellen tegen het uitblijven van een besluit in die procedures.
14. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie en gevolgen
14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, voorzitter, en mr. T.L. Fernig-Rocour en mr. K.S. Man, leden, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 mei 2023.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet hersteloperatie toeslagen

Artikel 4.1. Overneming of betaling privaatrechtelijke geldschulden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag en partner
1. Onze Minister van Financiën neemt op aanvraag de geldschulden en kosten over op grond van artikel 155 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, op wie artikel 4.6 of 4.7 niet van toepassing is.
2. De geldschulden die worden overgenomen:
a. zijn ontstaan na 31 december 2005;
b. waren voor 1 juni 2021 opeisbaar; en
c. zijn niet voldaan op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan.
[…]
4. Geldschulden en kosten die niet worden overgenomen zijn:
[…]
b. de resterende hoofdsommen van andere leningen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden;
[…]
Artikel 8.6. Overgangsrecht in verband met terugwerking van de artikelen van de afdelingen 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 en 4.2
Beschikkingen ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, O/GS-tegemoetkomingen, aanvullende O/GS-tegemoetkomingen voor de werkelijke schade of andere tegemoetkomingen of vergoedingen, ter zake van brede ondersteuning op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag, hun partners, kinderen en pleegkinderen van een van hen die woonachtig zijn buiten Nederland, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden en betaling of overneming van privaatrechtelijke schulden die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.
Artikel 9.1. Hardheidsclausules
[…]
2. Voor zover toepassing gelet op het belang dat de bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard kan:
a. Onze Minister van Financiën afwijken van artikel 2.15, 3.13, 4.1, 4.2 of 4.3;
[…]
Artikel 9.2. Inwerkingtreding
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en werkt terug ten aanzien van:
[…]
j. de artikelen 4.1 tot en met 4.5, 6.1, eerste en derde lid, met betrekking tot aanvragen als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, 6.1, eerste en vierde lid, met betrekking tot aanvragen als bedoeld in de artikelen 4.1, eerste lid, 4.2 en 4.4, eerste lid, 6.2, tweede lid, met betrekking tot aanvragen als bedoeld in de artikelen 4.1, eerste lid, 4.2, 4.3, eerste lid, en 4.4, eerste lid, 6.8, eerste lid, en zevende en achtste lid juncto eerste lid, met betrekking tot uitbetalingen op basis van artikel 4.3, en 6.8, vierde lid, en zevende en achtste lid juncto vierde lid, met betrekking tot uitbetalingen op basis van artikel 4.4, en artikel 6.12, vijfde lid, met betrekking tot de gegevensverstrekking ten behoeve van de uitvoering van de artikelen 4.1 en 4.3, tot en met 29 oktober 2021; en
[…]

Voetnoten

1.
2.