ECLI:NL:RBAMS:2024:1642

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
23/2911
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart op basis van medisch advies

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) behandeld. Eiser, die stelt dat hij door pijn in zijn rug en benen niet meer dan 100 meter kan lopen, heeft zijn aanvraag voor een GPK ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 14 juli 2022 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing bevestigd op 4 mei 2023.

De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft besloten om de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat is om meer dan 100 meter te lopen, en dat hij om deze reden recht heeft op een GPK. De rechtbank stelt vast dat het college het medisch advies van de GGD heeft betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Dit advies concludeert dat eiser in redelijkheid in staat is om meer dan 100 meter zelfstandig te lopen, ondanks de pijn die hij ervaart.

De rechtbank oordeelt dat het college zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om aan de juistheid van het GGD-advies te twijfelen. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een GPK, zoals gesteld in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen GPK ontvangt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2911

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder, hierna: het college
(gemachtigde: mr. S. Broers).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder (GPK).
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag voor een GPK mocht afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kan eiser meer dan 100 meter lopen?
3.1.
Volgens artikel 1, eerste lid, onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart kunnen bestuurders, die een aantoonbare loopbeperking hebben waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te lopen, in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerkaart.
3.2.
Eiser stelt dat hij niet meer dan 100 meter kan lopen en dat zijn aanvraag daarom ten onrechte is afgewezen. Eiser ervaart bij het lopen veel pijn in zijn rug en benen en hij is hiervoor in behandeling bij de pijnpoli. Ook heeft eiser van het college aanvullend openbaar vervoer (AOV) toegekend gekregen en eiser begrijpt niet waarom hij dan niet in aanmerking komt voor een GPK.
3.3.
De hoger beroepsrechter oordeelt in vaste rechtspraak dat het college het bestreden besluit mag baseren op (medisch) advies als die adviezen op een zorgvuldige, inzichtelijke en objectieve manier zijn opgesteld en de conclusies kunnen dragen. [1]
3.4.
Het college heeft bij de beoordeling van de aanvraag van eiser het medisch advies van de GGD betrokken. Tussen partijen is niet in geschil dat het onderzoek van het college zorgvuldig is geweest. Het geschilpunt ziet op de conclusie van het onderzoek van het college, namelijk dat eiser in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter te lopen.
3.5.
De rechtbank is met het college van oordeel dat niet is gebleken dat getwijfeld moet worden aan de juistheid van het GGD-advies. Het advies bevat voldoende informatie om de conclusie te dragen dat eiser in redelijkheid meer dan 100 meter zelfstandig kan afleggen. Dit betekent niet dat eiser geen pijn ervaart. Het GGD-advies onderkent dat eiser enige vorm van een loopbeperking heeft. De loopbeperking van eiser is alleen niet dermate ernstig dat eiser in aanmerking komt voor een GPK.
3.6
Dat eiser AOV toegekend heeft gekregen van het college, maakt dit niet anders. Om in aanmerking te komen voor AOV gelden namelijk andere voorwaarden dan voor een GPK.
3.7
Het college is daarom op goede gronden tot het oordeel gekomen dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde zoals gesteld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
3.8.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen GPK krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Segbedzi, rechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:466