ECLI:NL:RBAMS:2024:1573

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
AMS 23/6503
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van parkeervergunning en naheffingsaanslagen parkeerbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De eiser ontving op 22 en 27 juli 2023 naheffingsaanslagen omdat zijn auto op twee verschillende momenten geparkeerd stond zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. De eiser stelde dat hij vanaf 1 juli 2023 over een parkeervergunning beschikte en dat hij op 23 juli 2023 de bijbehorende belasting had betaald. Hij betoogde dat de parkeervergunning altijd voor een hele maand betaald moest worden en dat de geldigheid van de vergunning op de eerste dag van de maand ingaat, tenzij anders geregeld door het college.

De rechtbank oordeelde dat aan een parkeervergunning geen rechten kunnen worden ontleend voordat de verschuldigde belasting is betaald. De rechtbank concludeerde dat de parkeervergunning van eiser pas geldig was op 24 juli 2023, en dat hij dus geen recht had op vrijstelling van de parkeerbelasting voor de data waarop de naheffingsaanslagen waren opgelegd. De rechtbank volgde het standpunt van eiser niet en verklaarde het beroep ongegrond. De heffingsambtenaar was niet verplicht om griffierecht of proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/6503 en AMS 23/6504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2024 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Op 22 juli 2023 en op 27 juli 2023 heeft de heffingsambtenaar naheffingsaanslagen parkeerbelasting aan eiser opgelegd.
Op 25 september 2023 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser tegen beide naheffingsaanslagen ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2024. Eiser is verschenen. De heffingsambtenaar is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslagen aan eiser opgelegd, omdat zijn auto op 19 juli 2023 om 23:15 uur en op 21 juli 2023 om 09:17 uur geparkeerd stond ter hoogte van [adres] te Amsterdam, zonder dat daarvoor parkeerbelasting was voldaan.
2. Eiser voert aan dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen ten onrechte heeft opgelegd. Hij beschikt namelijk vanaf 1 juli 2023 over een parkeervergunning. Het is vast beleid dat de koper van een parkeervergunning altijd voor een hele maand betaalt, aldus eiser. Eiser heeft op 23 juli 2023 betaald voor de maanden juli tot en met oktober 2023. Daarnaast bepaalt artikel 27, eerste lid, van de Parkeerverordening 2023 (de rechtbank leest: 2013) dat de geldigheid van onder meer parkeervergunningen ingaat op de eerste dag van de maand, tenzij het college de ingang van de geldigheid bij nadere regeling anders heeft geregeld. Eiser heeft geen nadere regeling gevonden en is daarom van mening dat hij parkeerbelasting heeft betaald vanaf 1 juli 2023.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser voor het parkeren een parkeerrecht nodig had. De vraag is of eiser over dit parkeerrecht beschikte.
4. Artikel 1 van de Parkeerverordening Amsterdam 2023 (hierna: de Parkeerverordening 2023) maakt onderscheid in de zogeheten a-belasting en b-belasting. De a-belasting betreft ‘een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze’. De b-belasting betreft ‘een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze’.
5. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat als een parkeerder parkeert met een vergunning waarvoor de b-belasting is voldaan, de a-belasting niet is verschuldigd. [1] De rechtbank interpreteert het standpunt van eiser zo dat hij betoogt dat hij met terugwerkende kracht de b-belasting heeft betaald en daarom geen a-belasting was verschuldigd.
6. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt. Aan een parkeervergunning kunnen geen rechten worden ontleend voor de tijd voorafgaand aan de aanvraag van de vergunning en de betaling van de daarvoor verschuldigde belasting. De parkeervergunning gaat immers pas in nadat aan de voorwaarden, waaronder de betaling, is voldaan. Dit betekent dat de parkeervergunning van eiser pas geldig was op 24 juli 2023. Uit artikel 27, eerste lid, van de Parkeerverordening Amsterdam 2013 volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser met terugwerkende kracht een parkeervergunning kan verkrijgen.
7. Het beroep is ongegrond. De heffingsambtenaar hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3336.