ECLI:NL:RBAMS:2024:1558

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
9812119 EL 22-30
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vernietiging van effectenleaseovereenkomsten tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Dexia Nederland B.V. [eiser] heeft een beroep gedaan op de vernietiging van effectenleaseovereenkomsten op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft betoogd dat de bevoegdheid tot vernietiging is verjaard, wat door [eiser] wordt betwist. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 9 november 2023 aan [eiser] verzocht om nadere toelichting te geven over de financiële situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. In de verklaringen van [eiser] en zijn (ex-)partner [naam] werd duidelijk dat zij niet volledig op de hoogte waren van de aard van de overeenkomsten, die als spaarproducten werden gepresenteerd, maar in werkelijkheid leningen betroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verjaringstelling en dat [eiser] zijn verweer tegen het verjaringsberoep voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomsten zijn vernietigd en Dexia is veroordeeld tot terugbetaling van de door [eiser] betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Dexia veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De vorderingen van Dexia zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK Amsterdam
Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 9812119 EL 22-30
vonnis van: 14 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter:
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 november 2023;
  • de akte na tussenvonnis van [eiser] ;
  • de akte uitlaten productie van Dexia.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie en reconventie

2.1.
[eiser] doet een beroep op de vernietiging van de overeenkomsten op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot de vernietiging van de overeenkomsten I. en II. is verjaard. Dit wordt door [eiser] betwist. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter aan [eiser] verzocht om een nadere toelichting over de (financiële) gang van zaken in het huishouden van [eiser] en [naam] ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Bij akte heeft [eiser] schriftelijke verklaringen overgelegd zoals verzocht.
2.2.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
2.3.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [naam] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomsten. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [eiser] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [naam] met de overeenkomsten. Doet [eiser] dat niet dan heeft [eiser] het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
2.4.
Eerst zal worden beoordeeld of [eiser] zijn verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
2.5.
Door [eiser] zijn schriftelijke verklaringen van hemzelf en van [naam] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
2.5.1.
In de verklaring van [eiser] staat vermeld:
“(…) a. (…) Bij het afsluiten van de overeenkomsten was ik 44 jaar oud. Gehuwd met [naam] . Ik was werkzaam als kantoormedewerker in Cacaofabriek in Koog aan de Zaan. Mijn vrouw was werkzaam als pedicure. Samen met haar heb ik drie kinderen gekregen. De oudste was toen 14, de middelste was toen 13 en de jongste 10 jaar oud.
b. (…) Bij ons thuis is een tussenpersoon langs geweest van een bureau uit Zaandam. Mijn vrouw was wel thuis en heeft ook kort kennisgemaakt, maar heeft verder niet deelgenomen aan de gesprekken. Met de tussenpersoon heb ik gesproken dat ik de wens had om te sparen voor later. Bijvoorbeeld eventuele studiekosten voor de kinderen of bijvoorbeeld voor het kopen van een koopwoning. Mijn vrouw wist dat ik geld opzij zou zetten voor later, maar niet dat ik iets met aandelen zou gaan doen of daar een lening voor zou afsluiten.
c. (…) De inleg betaalde ik vanaf de ING-rekening Daar kwam mijn salaris op binnen. Feitelijk was deze rekening een en/of rekening.
d. (…) Mijn vrouw wist pas voor het eerst van de overeenkomsten bij Dexia in aanloop naar onze scheiding. Wij zijn gescheiden in 2003, dat is ook het jaar dat mijn vader overleed. Mijn vrouw wist toen alleen nog maar dat ik wat spaarpotjes had bij Dexia. Ik zou er twee houden en zij één. Voor mijn vrouw was het toen nog niet duidelijk dat het iets anders was dan sparen met een goede rente. Dat het een lening betrof heeft zij later begrepen van haar boekhouder. Die adviseerde om met die overeenkomsten te stoppen.
e. (…) Naast de ING-rekening voor ons huishouden had míjn vrouw ook een eigen rekening bij de ING voor inkomsten als pedicure. Mijn vrouw had denk ik ook een bankpas van de gezamenlijke ING-rekening. Zij deed haar uitgaven veelal met contant geld, voor de boodschappen enzo. Haar rekening gebruikte zij voor de kosten van haar praktijk.
f. (…) Mijn salaris kwam op de gezamenlijke ING-rekening en haar salaris of verdiensten uit werk als pedicure ging naar haar eigen rekening.
g. (…) De financiële administratie verzorgde ik. Grotendeels handmatig, maar ook al een en ander via de computer. Ik regelde alle betalingen. Daarmee bedoel ik de vaste lasten. Mijn vrouw hield zich alleen bezig met de financiën van haar eigen bedrijf.
h. (…) Zoals ik zei regelde ik alle betalingen en overboekingen. Mijn vrouw regelde de boodschappen. Mijn vrouw kon zelf geld pinnen voor haar uitgeven, maar meestal gebruikte zij contant geld van de praktijk.
i. (…) Ik opende de bankafschriften van de gezamenlijke rekening. Ik stopte na het openen de afschriften in een ordner en stond in de kast. Mijn vrouw zou daar gewoon bij kunnen, maar dat had haar interesse helemaal niet. Financieel hadden wij toen niets te klagen.
j. (…) De belastingaangifte regelde ik samen met een kennis die ook werkzaam was als administrateur. Ik ging daar met de stukken heen om dat te regelen. Mijn vrouw hoefde niet te tekenen voor zover ik mij kan herinneren. Voor haar bedrijf had zij een boekhoudbureau.
k. (…) Na de scheiding in 2003 heb ik zonder problemen een hypotheek afgesloten. Pas een paar jaar terug bleek dat ik geregistreerd stond omdat ik geen creditkaart kon krijgen.
l. (…) Nee, alleen mijn pensioen via de werkgever. De werkgever had een eigen pensioenfonds.
m. (…) Grotere uitgaven hadden wij wel overleg over. Meubels of duurdere dingen voor de kinderen, dan hadden wij daar wel overleg over. (…)”.
2.5.2.
In de verklaring van [naam] staat vermeld:
“(…) a. (…) In november 1999 was ik 40 jaar oud. Samen met mijn
(toenmalige) man [eiser] heb ik drie kinderen gekregen. Oudste dochter was toen 14, een zoon van 1986 dus 13 en de jongste zoon van 1989, dus die was 10. Ik was werkzaam als pedicure in een bejaardentehuis en aan huis.
b. (…) Ik weet dat er iemand bij ons thuis is geweest. Ik kan mij herinneren dat het een vrouw was en ik heb koffie ingeschonken. Verder heb ik niet deelgenomen aan het gesprek. Mijn man regelde de financiën. Ik weet alleen dat hij geld opzij wilde zetten om te sparen voor eventuele studie voor de kinderen. Ik wist niet beter dan dat er werd gespaard. Van aandelen of Dexia wist ik echt niets.
c. (…) Dat wist ik niet. Er was een spaarpotje wel voor de kinderen, maar het kan ook van mijn man zijn salaris zijn betaald. Ik wist toen echt heel weinig van de financiën.
d. (…) Dat is rond de scheiding geweest. Wij hadden een advocate die zowel met mij als met mijn man sprak over de financiële afwikkeling. Toen bleken er drie polissen te zijn bij Dexia. Ik dacht toen nog dat die spaarpotjes waren. In de scheiding is afgesproken dat ik één polis op mijn naam zou zetten. Niet wetende dat het een risicovol product was. Ik was eerst nog
boos, want ik kon toen de polis niet eens op mijn naam zetten want Dexia vond mij niet kredietwaardig genoeg. Pas later hoorde ik dat het een lening was en niet sparen, daar wees mijn accountant mij op. [eiser] heb ik toen verteld dat ik er niets meer mee te maken
wil hebben. Dat speelde dus allemaal na onze scheiding in 2003.
e. (…) Wat ik mij kan herinneren is dat wij een rekening hadden bij de ING-bank. Dat was een rekening op beide namen, maar daar had ik geen bankpas van in die tijd. Ik meen
dat wij een rekening bij de Rabobank hebben gehad. Die is alleen ergens in die tijd door [eiser] opgezegd. In 1994 was ik geslaagd voor mijn pedicure diploma en toen heb ik ook een eigen rekening gekregen bij de ING waar mijn verdiensten op werden overgemaakt. Ik gebruikte vooral contant geld, dat kreeg ik van [eiser] of ik kreeg de pas mee om mee te pinnen.
f. (…) Salaris van mijn man kwam binnen op de ING-rekening waar mijn man alle vaste lasten ook van betaalde. Van die rekening kreeg ik ook mijn huishoudgeld. Mijn inkomsten stortte ik op mijn eigen ING-rekening. Ik spaarde op die rekening om mijn man de gemaakte studiekosten terug te betalen. Daarnaast spaarde ik voor mijn motorrijbewijs.
g. (…) [eiser] regelde de financiën. Ik had wel mijn eigen kasboekje, maar dat was alleen voor mijn pedicure gebeuren. Alle betalingen regelde mijn man. Als ik boodschappen deed van het huishoudgeld dan schreef ik dat op zodat mijn man dat kon inzien.
h. (…) Alleen contante betalingen in winkels of boodschappen deed ik. Mijn man regelde alles wat moest worden overgeboekt en de betalingen van de vaste lasten.
i. (…) [eiser] opende de bankafschriften en bewaarde die in mapjes van de bank. Ik keek daar nooit in. Toen wij uit elkaar gingen wist ik niet eens hoeveel mijn man verdiende. Ik had
werkelijk geen idee. Mijn eigen bankafschriften beheerde ik zelf.
j. (…) Mijn man regelde de belastingaangifte en had daar hulp bij van een broer van een goede vriend. Mijn man nam de stukken mee naar die accountant. Ik keek de aangiftes nooit in.
k. (…) Nee.
l. (…) Nee, toen had ik niets. Ik heb nu wel een lijfrentepolis, maar dat is pas jaren later na de scheiding geweest.
m. (…) Vakanties hadden wij wel overleg over. Mijn man regelde de financiën dan verder. (…)”.
2.6.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat de verklaringen uitsluitend berusten op de herinneringen van [eiser] en [naam] en dat geen bewijsmiddelen worden overgelegd die de daarin genoemde standpunten staven.
2.7.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [eiser] niet hoeft te bewijzen wanneer [naam] daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomst. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [eiser] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [eiser] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [eiser] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van [eiser] en [naam] zelf, kan van [eiser] niet worden verlangd dat deze het verweer op iets anders baseert dan op die herinneringen.
2.8.
Naar aanleiding van hetgeen [eiser] en [naam] hebben verklaard concludeert Dexia dat de inhoud van de verklaringen van [eiser] en [naam] onvoldoende concreet is en niet is gebaseerd op de separate eigen herinnering van [naam] ten opzichte van [eiser] . Volgens Dexia wijzen de verklaringen geen concreet moment aan waarop [naam] bekend werd met de overeenkomsten.
2.9.
Voor zover Dexia hiermee aanvoert dat het verweer tegen het beroep op verjaring onvoldoende is onderbouwd wordt zij hierin niet gevolgd. De door [eiser] en [naam] in hun verklaringen gegeven informatie over hun gezinssituatie, over het beheer van de gezinsfinanciën en over de informatievoorziening omtrent die financiën, onderbouwt voldoende het verweer van [eiser] dat [naam] in elk geval niet vóór 13 maart 2000 bekend is geworden met de overeenkomsten. Niet gebleken is dat [eiser] en [naam] op relevante punten méér kunnen verklaren dan zij hebben gedaan. Het betoog van Dexia betreffende deze verklaringen berust slechts op aannames en veronderstellingen die niet concreet zijn onderbouwd. Dat [eiser] en [naam] zich niet meer herinneren op welk moment precies na 13 maart 2000 [naam] daadwerkelijk met de overeenkomsten bekend is geworden is geen reden om de verklaringen als onvolledig of ongeloofwaardig aan te merken. Dit betreft immers een omstandigheid die ongeveer twintig jaar geleden heeft plaatsgevonden, op een moment waarop [eiser] en [naam] zich niet bewust waren van het belang van het tijdstip waarop dit plaatsvond.
2.10.
Dexia heeft tegenover de toelichting door [eiser] onvoldoende concrete feiten of omstandigheden genoemd die, indien zij komen vast te staan, kunnen bijdragen aan de conclusie dat [naam] op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten. Daarom heeft Dexia, gelet op de toelichting door [eiser] , haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt het bewijsaanbod van Dexia gepasseerd en heeft als uitgangspunt te gelden dat [naam] niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten.
2.11.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
De vorderingen van [eiser]
2.12.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomsten I. en II. zijn vernietigd toewijsbaar is. In het tussenvonnis is geoordeeld dat dit ook geldt voor overeenkomst III.
2.13.
Dexia dient aan [eiser] ter zake van de overeenkomsten te betalen al hetgeen [eiser] ter zake van de overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomsten waarvan de juistheid niet is weersproken.
Wettelijke rente en proceskosten
2.14.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte (14 juli 2005).
2.15.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van overeenkomsten is toewijsbaar als volgt.
2.15.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
2.15.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomsten, is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
2.15.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 2.13. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
2.15.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
2.16.
Dexia zal - voor het geval Dexia met betrekking tot [eiser] een A-codering aan het BKR heeft doorgegeven – worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft. De daaraan te verbinden dwangsom wordt bepaald op € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00,
2.17.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
2.18.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) die in verband met bovenstaande vorderingen zijn gemaakt aan de zijde van [eiser] . De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 677,50 (2,5 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.023,53.
De vorderingen van Dexia
2.19.
Het voorgaande betekent voor de vorderingen van Dexia dat deze zullen worden afgewezen.
2.20.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die in verband met de vorderingen van Dexia zijn gemaakt aan de zijde van [eiser] . Omdat het partijdebat daarover is samengevallen met het debat over de vorderingen van [eiser] worden deze kosten tot op heden begroot op nihil.

3.De beslissing

In conventie en reconventie

De kantonrechter
ten aanzien van de vorderingen van [eiser]:
3.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst I. t/m III. zijn vernietigd,
3.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] ter zake de overeenkomsten te betalen hetgeen Dexia op grond van de hiervoor in rov. 2.13. bedoelde berekening verschuldigd is,
3.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente die Dexia verschuldigd is ter zake de hiervoor genoemde overeenkomsten op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 2.14. en 2.15.,
3.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te betalen binnen veertien dagen
na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis
daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
3.5.
veroordeelt Dexia - voor het geval Dexia met betrekking tot [eiser] een A-codering aan het BKR heeft doorgegeven - om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst(en) meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00,
ten aanzien van de vorderingen van Dexia:
3.6.
wijst de vorderingen af,
3.7.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil,
ten aanzien van alle vorderingen:
3.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: BF