ECLI:NL:RBAMS:2024:1474

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
AMS 23/2778
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurder en passagier door de rechtbank Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) voor zowel een bestuurder als een passagier. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam afgewezen op basis van een advies van de GGD-arts, waarin werd gesteld dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor het verkrijgen van een GPK. De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar dochter aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de adviezen van de GGD-arts zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen reden is om aan de conclusies van de GGD-arts te twijfelen. Eiseres had aangevoerd dat de GGD-arts geen goed beeld had gekregen van haar klachten en dat zij ten onrechte niet voor een vervolgconsult was uitgenodigd. De rechtbank oordeelt echter dat de GGD-arts voldoende informatie had om tot een weloverwogen advies te komen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor de GPK terecht was en dat het beroep ongegrond is.

Als gevolg van deze uitspraak krijgt eiseres geen gelijk en wordt het griffierecht niet teruggegeven. Ook is er geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 maart 2024 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (hierna: GPK) voor een bestuurder en passagier.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 november 2022 afgewezen. Uit het gevraagde advies van de GGD blijkt namelijk dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een GPK. Uit het advies volgt dat eiseres zich zonder hulp van een ander, met de gebruikelijke loophulpmiddelen, redelijkerwijs over een langere afstand dan 100 meter aaneengesloten kan voortbewegen. Ook blijkt uit het advies dat eiseres als passagier niet continu afhankelijk is van hulp van de bestuurder bij het lopen buitenshuis. Tijdens de bezwaarprocedure heeft de GGD meermaals advies uitgebracht met als conclusie afwijzing van de aanvraag voor een GPK. Met het bestreden besluit van 14 april 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarom bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de dochter van eiseres mevrouw [naam] en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag voor een GPK voor een bestuurder en passagier mocht afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht verweerder de aanvraag voor een GPK afwijzen?
3.1.
Eiseres stelt het niet eens te zijn met het bestreden besluit omdat het besluit is genomen op basis van een momentopname bij de GGD-arts. Volgens eiseres heeft de GGD-arts geen goed beeld gekregen van haar klachten en is zij ten onrechte ook niet voor een vervolg consult uitgenodigd. Op zitting voert eiseres verder aan dat de GGD-arts met al haar omstandigheden rekening had moeten houden. Eiseres kan namelijk feitelijk meer dan honderd meter lopen maar als gekeken wordt naar de invloed van het lopen van korte afstanden op haar verdere leefomstandigheden dan gaat dat niet.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak van de hoger beroepsrechter mag verweerder zich bij het nemen van besluiten baseren op een medisch advies als dit zorgvuldig tot stand is gekomen, inzichtelijk is, begrijpelijk is gemotiveerd en het advies de conclusie kan dragen. Het is dan vervolgens aan de aanvrager om met medische stukken aannemelijk te maken dat het medisch advies niet klopt. [1]
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de adviezen van de GGD-arts, in samenhang gelezen, voldoen aan de hiervoor genoemde eisen. Het blijkt niet dat de adviezen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Duidelijk is vermeld van welke gegevens de GGD-arts bij de beoordeling gebruik heeft gemaakt. Eiseres heeft gedurende de procedure telkens (nieuwe) medische informatie overgelegd van haar behandelaars en deze informatie is iedere keer door de GGD-arts betrokken in de adviezen. Zo is voor de adviezen naar aanleiding van de aanvraag en naar aanleiding van de zienswijze informatie van de huisarts beoordeeld van 4 augustus, 17 oktober, 27 oktober en 4 november 2022. Naar aanleiding van het bezwaarschrift werd het dossier van eiseres nogmaals bestudeerd en intercollegiaal besproken en is ook nieuwe medische informatie beoordeeld van de cardioloog en van de orthopeed. Verder heeft de GGD-arts gebruik gemaakt van de kennis van het betrokken ziektepatroon en toetsing aan het VIA protocol. Daarnaast heeft een observatie van het loop- en beweegpatroon plaatsgevonden. De GGD-arts heeft zelf tijdens het spreekuur waargenomen dat eiseres bij lopen niet (continu) afhankelijk is van ondersteuning door een ander. Hoewel de GGD-arts rekening heeft gehouden met het feit dat eiseres goede en slechte dagen heeft wordt eiseres in staat geacht om kleine stukken zelfstandig te kunnen lopen en om even te kunnen wachten. De GGD-arts concludeert dat continue begeleidingsafhankelijkheid op medische gronden vanuit medisch oogpunt onvoldoende kan worden onderbouwd. De rechtbank kan de GGD-arts tot slot volgen in het oordeel dat er naar aanleiding van wat eiseres nader, onder andere aan medische stukken, heeft aangevoerd geen aanleiding was om eiseres nog een keer te onderzoeken door middel van een fysiek consult.
3.4.
In wat door eiseres is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies van de GGD-arts of aan de wijze waarop de adviezen tot stand zijn gekomen. Verweerder mocht de aanvraag van eiseres voor een GPK daarom afwijzen. De medische stukken die eiseres eerder heeft ingebracht bevatten ook geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies van de GGD-arts. De medische stukken die eiseres op de zitting heeft ingebracht, zijn te laat ingediend en kunnen daardoor geen aanleiding zijn voor twijfel aan het advies van de GGD-arts. Dat de medische klachten van eiseres inmiddels zouden zijn verergerd, zoals eiseres heeft gesteld, is ook geen reden om aan te nemen dat het bestreden besluit op het moment van totstandkoming niet zorgvuldig is genomen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 6 februari, ECLI:NL:CRVB:2019:466.