ECLI:NL:RBAMS:2024:1473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23/2755
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herberekening van draagkracht bij aanvragen om bijzondere bijstand na wijziging van leeftijd

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om bijzondere bijstand beoordeeld. Eiseres, die op het moment van aanvragen 20 jaar oud was, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de maandelijkse kosten van bewind, eenmalige intakekosten voor bewindvoering en rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvragen afgewezen, stellende dat eiseres voldoende draagkracht had om deze kosten zelf te dekken. Eiseres betwistte deze afwijzing en voerde aan dat het college haar draagkracht onjuist had vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de draagkracht van eiseres herberekend had moeten worden, omdat zij tijdens het draagkrachtjaar 21 jaar werd, wat een wijziging in de norm met zich meebracht. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte geen herberekening heeft uitgevoerd en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank herroept de eerdere besluiten van het college en kent eiseres de gevraagde bijzondere bijstand toe, inclusief een vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2755

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Haarlem, eiseres

(gemachtigde: mr. B. Mous),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om bijzondere bijstand.
1.1.
Op 24 februari 2023 heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewind van € 162,44 afgewezen (het primaire besluit I).
1.2.
Op 24 februari 2023 heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor eenmalige intakekosten voor bewindvoering van € 709,06 afgewezen (het primaire besluit II).
1.3.
Op 24 februari 2023 heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor rechtsbijstand van € 86,- afgewezen (het primaire besluit III).
1.4.
Met het bestreden besluit van 9 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij deze besluiten gebleven.
1.5.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2023 op zitting behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.7.
Op 18 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en het beroep naar een meervoudige kamer verwezen. De meervoudige kamer heeft het beroep op
6 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door [bewindvoerder] , bewindvoerder van eiseres. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , collega van de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvragen van eiseres om bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat aan deze procedure voorafging
3. Eiseres ontvangt studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 voor een uitwonende in de vorm van een basisbeurs en een lening.
4. Met het vonnis van 11 november 2022 heeft de kantonrechter van deze rechtbank eiseres voor de duur van vijf jaar onder bewind gesteld.
5. Op 17 januari 2023 heeft eiseres bijzondere bijstand aangevraagd voor de maandelijkse kosten van bewind, eenmalige intakekosten van bewindvoering en de kosten van rechtsbijstand (griffierecht). Het college heeft deze aanvragen afgewezen, omdat eiseres voldoende draagkracht heeft om deze kosten zelf te betalen.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres voert primair aan dat het college haar draagkracht onjuist heeft vastgesteld. Subsidiair betoogt eiseres, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank
Noord-Holland [1] , dat het college artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet in dit geval buiten toepassing heeft moeten laten.
Draagkracht
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar aanvragen in januari 2023 heeft gedaan en dat zij destijds twintig jaar oud was. Het college heeft de draagkrachtberekening daarom gebaseerd op een leeftijd van achttien tot twintig jaar.
In maart 2023 is eiseres 21 jaar geworden. Het college heeft op de zitting van 6 februari 2024 bevestigd dat hij eiseres de bijzondere bijstand zou hebben verleend als eiseres de aanvragen had gedaan als ze 21 jaar was.
8. Artikel 5.2, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Amsterdam (de Beleidsregels) bepaalt, onder meer, dat de draagkracht geldig is voor een periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de bijzondere bijstandsaanvraag is gedaan.
9. Artikel 5.2, tweede lid, van de Beleidsregels bepaalt, onder meer, dat wijzigingen in het inkomen en het vermogen van de aanvrager tijdens het lopende draagkrachtjaar kunnen leiden tot een herberekening.
10. Uit de primaire besluiten volgt dat het draagkrachtjaar loopt van 1 november 2022 tot en met 31 oktober 2023. Dit betekent dat eiseres gedurende het draagkrachtjaar 21 jaar is geworden. Hiermee wijzigt het inkomen van eiseres niet, maar de draagkrachtberekening wel. Het college kan dan immers geen aansluiting meer zoeken bij de jongerennorm. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze wijziging van de norm worden gelijkgesteld met een wijziging van het inkomen als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Beleidsregels. Dit betekent dat het college de draagkracht van eiseres heeft moeten herberekenen, in elk geval bij de heroverweging in bezwaar. Dit heeft het college ten onrechte niet gedaan.
10. Bovenstaande betekent dat het beroep slaagt. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de toelichting van het college dat een nieuwe draagkrachtberekening leidt tot toekenning van de bijzondere bijstand, ziet de rechtbank aanleiding, mede uit doelmatigheidsoverwegingen, zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank herroept daarom de primaire besluiten en kent eiseres met ingang van maart 2023 bijzondere bijstand toe voor de maandelijkse kosten van bewind van € 162,44, voor de eenmalige intakekosten voor bewindvoering van € 709,06 en voor rechtsbijstand van € 86,-.
12.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, waardoor de vergoeding in bezwaar € 624,- bedraagt.
In beroep heeft de gemachtigde een beroepschrift ingediend en is op de zitting verschenen. De vergoeding in beroep bedraagt daarom € 1.750,-.
In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding dus (€ 624 + € 1.750,- =) € 2.374,-. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet het college deze vergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept de primaire besluiten I, II en III;
- bepaalt dat aan eiseres ten laste van het college bijzondere bijstand toekomt voor de maandelijkse kosten van bewind van € 162,44 per maart 2023 en voor de eenmalige intakekosten van bewindvoering van € 709,06 en van rechtsbijstand van € 86,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.374,- aan proceskosten aan de gemachtigde van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, voorzitter, en mr. A.C. Loman en
mr. D. Sullivan, leden, in aanwezigheid van mr. T.W. Steenhoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 april 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:3412.