ECLI:NL:RBAMS:2024:141

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
AMS 23/6843
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor supermarkt en handhavingsverzoek

Op 5 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin Buitenveldert Supermarkt B.V. een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan Kroonenberg Groep B.V. voor de verbouwing van een gebouw in Amsterdam. De vergunninghoudster had de begane grond van het pand verhuurd aan Albert Heijn B.V. en Ahold Europe Real Estate & Construction B.V., die daar een supermarkt zouden vestigen. Verzoekster, die een Jumbo-supermarkt exploiteert op een nabijgelegen locatie, maakte bezwaar tegen de vergunning en vroeg om handhaving, omdat zij meende dat de vestiging van de Albert Heijn niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster geen procesbelang had. De supermarkt was inmiddels geopend, waardoor het verzoek niet meer kon leiden tot het gewenste resultaat. Daarnaast was er geen spoedeisend belang, aangezien het financiële nadeel dat verzoekster mogelijk zou ondervinden niet voldoende was onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen de omgevingsvergunning, wat ook een reden was voor de afwijzing van het verzoek.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaren en de noodzaak om procesbelang aan te tonen bij verzoeken om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6843

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 januari 2024 in de zaak tussen

Buitenveldert Supermarkt B.V. , te Amsterdam, verzoekster,

(gemachtigden: mr. R.J.G. Bäcker en mr. A. Janssens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder,
hierna: het college, (gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
- Kroonenberg Groep B.Vte Amsterdam, vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. A. Kamphuis);
- Albert Heijn B.V.en
Ahold Europe Real Estate & Construction B.V., beide te Zaandam, (hierna gezamenlijk: de huurders),
(gemachtigden: mr. J.C. van Oosten en mr. P. van Lingen).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor - kort gezegd - een verbouwing van het gebouw op de [adres 3] [nummer] te Amsterdam.
Verzoekster heeft op 8 november 2023 tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en verzocht om handhaving.
Op 6 december 2023 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat het college wordt opgedragen op het handhavingsverzoek te beslissen.
Vergunninghoudster en de huurders hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- namens verzoekster: [naam 5] ( [functie 2] ) en haar gemachtigden,
- de gemachtigde van het college,
- namens vergunninghoudster: [naam 3] ( [functie 1] ), [naam 4] en haar gemachtigde,
- namens de huurders: [naam 6] ( [functie 3] ), [naam 6] ( [functie 4] ) en hun gemachtigden.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1.1.
Verzoekster exploiteert als franchisenemer een Jumbo -supermarkt op het adres [adres 3] [nummer] in Amsterdam. Vergunninghoudster is eigenaar van het pand aan de [adres 3] [nummer] in Amsterdam (het gebouw) en heeft de begane grond verhuurd aan de huurders. De huurders exploiteren daar een Albert Heijn -supermarkt.
1.2.
De bij het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning houdt in:

het vergroten, verduurzamen en veranderen, inclusief een gevelvernieuwing, van het gebouw [adres 3] [nummer] te Amsterdam van een winkelfunctie over meerdere bouwlagen tot een kantoorfunctie (verdiepingen), één winkel in de plint en bijbehorende nevenruimten in de kelder.”
1.3.
Verzoekster heeft naast haar bezwaar het college verzocht handhavend op te treden tegen een dreigende overtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) door vergunninghoudster, omdat volgens verzoekster op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan de beoogde vestiging van de Albert Heijn -supermarkt niet is toegestaan en de verleende omgevingsvergunning ook niet in het beoogde gebruik voorziet. Op 23 november 2023 heeft verzoekster het college verzocht om binnen een week op het handhavingsverzoek te beslissen, omdat de Albert Heijn -supermarkt op
12 december 2023 de deuren zou openen.
1.4.
Op 30 november 2023 heeft het college aangegeven dat hij binnen acht weken beslist op het handhavingsverzoek. Gelet daarop en omdat de termijn die verzoekster heeft gesteld in haar brief van 23 november 2023 is verstreken, heeft verzoekster op
5 december 2023 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op haar handhavingsverzoek.
1.5.
Met haar verzoek om een voorlopige voorziening wil verzoekster voorkomen dat de Albert Heijn -supermarkt open gaat op 12 december 2023 voordat het college op haar bezwaarschrift en handhavingsverzoek heeft beslist.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Procesbelang
3.1.
Volgens vaste rechtspraak [1] is er pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Voor een verzoekschrift waarbij om een voorlopige voorziening wordt gevraagd, geldt hetzelfde.
3.2.
Verzoekster wil met haar verzoek voorkomen dat de Albert Heijn -supermarkt de deuren opent op 12 december 2023. Aan dat verzoek kan niet (meer) worden voldaan, omdat deze supermarkt ten tijde van de beoordeling van het verzoek al is geopend. Verzoekster kan dit resultaat dus met haar verzoek niet bereiken. Zij heeft daarom in zoverre geen procesbelang bij haar verzoek.
3.3.
Daarnaast wil verzoekster met haar verzoek bereiken dat het college wordt opgedragen op haar handhavingsverzoek te beslissen. Ook dit levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen procesbelang op, omdat de gemachtigde van het college op de zitting heeft toegezegd dat het college binnen een week een besluit neemt op het handhavingsverzoek. De voorzieningenrechter houdt de gemachtigde van het college aan deze toezegging en gaat ervan uit dat ten tijde van het uitgaan van deze uitspraak inmiddels op het handhavingsverzoek is beslist.
3.4.
Gelet op het voorgaande kan verzoekster met haar verzoek om een voorlopige voorziening geen resultaat bereiken dat voor haar van feitelijke betekenis is. Zij heeft daarom geen procesbelang bij de door haar gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek reeds om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
Spoedeisend belang
4.1.
Hoewel het verzoek niet-ontvankelijk is bij gebrek aan procesbelang, heeft de voorzieningenrechter ook beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang. Volgens verzoekster is daarvan sprake, omdat zij onevenredige concurrentie zal ervaren van een Albert Heijn -supermarkt in hetzelfde prijssegment die zich op minder dan 200 meter van haar Jumbo -supermarkt bevindt. Op de zitting heeft zij daaraan toegevoegd dat de Albert Heijn -supermarkt op dat moment een kleine week open was, hetgeen bij verzoekster tot een omzetverlies van ongeveer 25% heeft geleid.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het belang waar verzoekster op doelt een financieel belang is. Een financieel belang levert op zichzelf niet altijd een spoedeisend belang op. In dat geval is er alleen sprake van een spoedeisend belang als een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan, zoals een faillissement of een acute financiële noodsituatie. [2] Mogelijk zal verzoekster financieel nadeel lijden door de komst van de Albert Heijn -supermarkt, maar op zichzelf brengt dat geen spoedeisend belang mee. Niet is onderbouwd hoe groot dat nadeel zal zijn en of dat zal leiden tot een acute, financiële noodsituatie. Nu niet is gebleken dat een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan, is er geen sprake van een spoedeisend belang bij het verzoek.
Bezwaar
5.1.
Overigens zou het verzoek ook zijn afgewezen bij een voorlopige beoordeling van het bezwaar. Voor toewijzing van het verzoek is van belang dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Naar verwachting van de voorzieningenrechter zal het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
5.2.
Het bestreden besluit is van 14 januari 2022. Het bezwaar is op 8 november 2023 door het college ontvangen. Dat is niet binnen een termijn van zes weken nadat de omgevingsvergunning bekend is gemaakt. [3]
5.3.
De voorzieningenrechter heeft verzoekster gevraagd naar de reden waarom zij haar bezwaar te laat heeft ingediend. Verzoekster heeft aangegeven dat zij pas op
8 november 2023 bekend werd met het gegeven dat er een grote supermarkt in het gebouw werd gevestigd. Zij ging er eerder van uit dat er een kleine supermarkt (bijvoorbeeld een AH To Go van maximaal 300 m²) zou worden gerealiseerd.
5.4.
Niet ter discussie staat dat de omgevingsvergunning van 14 januari 2022 op de juiste wijze bekend is gemaakt aan vergunninghoudster. Het college heeft deze omgevingsvergunning op 19 januari 2022 gepubliceerd in het Gemeenteblad. Verder zijn er ten behoeve van de Albert Heijn -supermarkt in ieder geval nog twee omgevingsvergunningen verleend die ook in het Gemeenteblad zijn gepubliceerd, te weten een omgevingsvergunning van 24 april 2023 met publicatiedatum 28 april 2023 en een omgevingsvergunning van 14 juli 2023 met publicatiedatum 19 juli 2023. Gelet op deze publicaties waren er voor verzoekster meerdere signalen waaruit zij had kunnen en moeten opmaken dat op de locatie een supermarkt werd gevestigd. Vervolgens lag het op haar weg om onderzoek te doen naar de specificaties van deze supermarkt. Dat zij dat heeft nagelaten, komt voor haar rekening en risico. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er daarom geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding voor het te laat indienen van haar bezwaar tegen de omgevingsvergunning van 14 januari 2022. De gemachtigde van het college heeft op de zitting overigens ook aangekondigd dat het bezwaar van verzoekster om deze reden waarschijnlijk niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Conclusie

6. Zoals hiervoor in overwegingen 3.1. en verder is overwogen, heeft verzoekster geen procesbelang bij haar verzoek. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom niet-ontvankelijk verklaren. Bij deze uitkomst bestaat voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
5 januari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:186.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:724.
3.Zie artikel 6:7 in samenhang met artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.