ECLI:NL:RBAMS:2024:140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
AMS 22/5973
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens (Wpg)

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Amsterdam, een verzoek ingediend om inzage in politiegegevens die over haar worden verwerkt, op basis van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg). Het verzoek werd door de korpschef van de politie, eenheid Amsterdam, toegewezen, maar eiseres was van mening dat er meer registraties over haar zouden moeten zijn dan de twee registraties uit 2017 die haar werden verstrekt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 oktober 2023 werd het onderzoek geschorst om de verweerder de gelegenheid te geven om een nadere specificatie van de zoekslag naar de politiegegevens te geven. Verweerder heeft in zijn brief van 23 november 2023 uiteengezet welke zoekslagen zijn uitgevoerd, waarbij onder andere in het basis politiesysteem BVH en de Blue Spot Monitor is gezocht. De rechtbank oordeelde dat de uitleg van verweerder niet ongeloofwaardig was en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er meer gegevens over haar bestonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. R. Hirzalla op 5 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de korpschef van de politie, eenheid Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Hagens).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om inzage in politiegegevens die over haar worden verwerkt op grond van
artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) toegewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2023. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen schriftelijk een nadere specificering van de zoekslag naar de politiegegevens te geven. Bij brief van
23 november 2023 heeft verweerder gereageerd. Bij brief van 13 december 2023 heeft eiseres op de brief van verweerder gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Met een brief van 14 september 2022 heeft eiseres bij verweerder een verzoek om inzage gedaan op grond van artikel 25 van de Wpg. Eiseres heeft in dit verzoek gevraagd om alle persoonsgegevens die over haar worden verwerkt in alle systemen binnen alle korpsen van de nationale politie. Ook heeft zij aan verweerder meerdere vragen gesteld met betrekking tot haar gegevens. Met een brief van 3 november 2022 heeft verweerder de beslistermijn met vier weken verdaagd. Op 16 november 2022 stuurt eiseres een ingebrekestelling naar verweerder.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het inzageverzoek toegewezen, in die zin dat aan eiseres een overzicht uit het politiesysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH) is verstrekt waarin twee registraties uit 2017 staan vermeld.
3. Verweerder heeft eiseres erop gewezen om een afspraak te maken om de toegewezen registraties in te zien. Eiseres heeft geen afspraak gemaakt met verweerder om de toegewezen registraties in te zien.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiseres acht het niet aannemelijk dat de twee registraties uit 2017 de enige registraties zijn waarin politiegegevens over haar zijn verwerkt. Uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt namelijk dat de politie regelmatig bezig is geweest met haar. Er zouden daarom meer registraties moeten bestaan.
Het oordeel van de rechtbank
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
6. Verweerder heeft aangegeven dat het aan eiseres overgelegde overzicht alle registraties en meldingen bevat waarin informatie over haar wordt verwerkt. Omdat bij eiseres veel onduidelijkheid heeft bestaan omtrent de gehanteerde zoekslag van verweerder naar die informatie, heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder bereid gevonden om die zoekslag nader te specificeren. In de brief van 23 november 2023 heeft verweerder desgevraagd toegelicht welke zoekslag is gemaakt. Volgens verweerder is in het basis politiesysteem BVH gezocht naar politiegegevens op basis van de combinatie naam en geboortedatum van eiseres. Hierbij is één mutatie van 1 maart 2023 naar voren gekomen, zijnde de registratie van het gedane inzageverzoek. Ook is gezocht in de Blue Spot Monitor, het basis politiesysteem waarin gegevens staan die ouder zijn dan vijf jaren, op basis van het BSN-nummer van eiseres. In dit systeem staan volgens verweerder, naast de hiervoor reeds genoemde mutatie uit BVH, een tweetal mutaties uit 2017. Uit het persoonsbeeld dat binnen de Bluespot Monitor is bevraagd, blijkt dat voor eiseres geen gevarenclassificatie, aandacht vestiging of signalering staat geregistreerd. Door de coördinator van de privacydesk is in Summ-lT gezocht op basis van de naam en geboortedatum van eiseres. Hieruit is gebleken dat eiseres niet voorkomt in Summ-IT. Voorts heeft verweerder op 8 november 2023 nog een tweetal nadere bevragingen gedaan; aan de afdeling TOOI en aan de afdeling CTER. Hierop is door de desbetreffende afdelingen gereageerd dat eiseres bij hen niet bekend is en er geen gegevens van haar worden verwerkt.
7. De rechtbank is van oordeel dat de uitleg van verweerder dat hij geen andere documenten betreffende eiseres onder zich heeft niet ongeloofwaardig voorkomt. Het is zodoende aan eiseres om aannemelijk te maken dat er meer politiegegevens over haar zijn verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder gelet op de door hem voor zijn zoekslagen gegeven motivering, onvoldoende of onjuist zou hebben gezocht. Het standpunt van eiseres dat er datachaos heerst bij de politie en het de politie aan integriteit ontbreekt, is naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende concrete aanwijzing om deze conclusie te kunnen dragen. Ook de stellingen van eiseres dat uit BRP-bevragingen blijkt dat de politie regelmatig met haar bezig is geweest en dat medewerkers van de privacydesk geen totale autorisatie zouden hebben tot alle delen binnen Summ-IT, is volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd en onvoldoende concreet. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er dus geen concrete aanknopingspunten waaruit blijkt dat het overzicht (en de vervolgens aan eiseres geboden inzage) niet volledig is geweest. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1320.