ECLI:NL:RBAMS:2024:1382

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
22/2573
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor een uitbouw en kelderbouw in Amsterdam met betrekking tot privaatrechtelijke belemmeringen en grondwaterneutraal bouwen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2024, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning van 19 februari 2020 beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam terecht een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van een kelder en een uitbouw, ondanks de bezwaren van de eisers. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eisers, die onder andere aanvoeren dat vergunninghouder geen belanghebbende is en dat er sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering. De rechtbank stelt vast dat vergunninghouder beschikkingsmacht heeft over de mandelige muren en dat de gang naar de civiele rechter openstaat voor het verkrijgen van vervangende toestemming voor werkzaamheden aan mandelige onderdelen.

De rechtbank wijst erop dat de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nog van toepassing is. De rechtbank concludeert dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012 en dat de vrees van eisers voor schade aan hun panden niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de vergunning niet in strijd is met het beleid over grondwaterneutrale kelders en het Rainproof beleid, omdat de vergunning is verleend op basis van adviezen die zijn opgesteld vóór de inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eisers ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2573

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit Amsterdam, eisers

(gemachtigde: mr. B.B. van Vliet),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerderhierna: het college

(gemachtigde: mr. S. Ugur).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:de besloten vennootschap Medisch Centrum Keizersgracht Holding B.V. gevestigd in Amsterdam,hierna: vergunninghouder

(gemachtigde: mr. M.B. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning van 19 februari 2020.
1.1.
Met het bestreden besluit van 7 april 2022 is het college, onder aanvulling van de voorschriften, bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] , [naam 3] en voormelde gemachtigden van eisers, het college en vergunninghouder. Ook waren aanwezig [naam 1] en [naam 2] , werkzaam bij de afdeling vergunningverlening, toezicht en handhaving Amsterdam.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouder. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
4. Per 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Totstandkoming van het besluit
5. Vergunninghouder, tevens eigenaar van het pand gelegen aan het [adres 1] [huisnummer 1] te Amsterdam (de locatie), heeft op 29 mei 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het onderkelderen en het plaatsen van een aanbouw op de locatie. De te verbouwen woning maakt deel uit van een reeks van vijf panden die een bouwkundige eenheid vormen. De woningen van eisers zijn onderdeel van de bouwkundige eenheid. Zij wonen naast het te verbouwen pand, op respectievelijk nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 3] .
6. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan ‘Oosterparkbuurt’ en de ter plaatste geldende aanduidingen ‘wonen’ en ‘tuin-1’ wegens de uitbouw en onderkeldering buiten het bouwvlak. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk [1] en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling. [2] Het project betreft een zogenoemd ‘kruimelgeval’, waarbij het mogelijk is om van de bepalingen van het bestemmingsplan af te wijken. [3]
7. Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning in stand gelaten onder aanvulling van de voorschriften.
Belanghebbende
8. Eisers voeren aan dat vergunninghouder geen belanghebbende is bij de aanvraag, omdat zij geen toestemming verlenen voor het benodigde funderingsherstel en het (mogelijk) inkassen over de helft van de mandelige muren.
9. Bij de beoordeling van de belanghebbendheid geldt de hoofdregel dat degene die een verzoek om een vergunning indient in beginsel wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het verzoek. Dit kan anders zijn als het verzoek om het verlenen van een vergunning betrekking heeft op gronden die bij een ander in eigendom zijn of waarop een ander zakelijke rechten heeft. Als aannemelijk is gemaakt dat de voorgenomen activiteit niet kan worden verwezenlijkt, omdat de rechthebbende hiervoor geen toestemming wil geven en er geen mogelijkheid bestaat om de activiteit te verwezenlijken tegen de wens van de rechthebbende in, dan is de verzoeker geen belanghebbende. In dat geval is het verzoek om vergunning geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [4]
10. Dergelijke omstandigheden zijn in dit geval niet aan de orde. Vergunninghouder heeft beschikkingsmacht over haar perceel en over de mandelige muren en fundering. Voor zover die mandelig zijn, heeft zij gedeelde beschikkingsmacht. Ter verkrijging van vervangende toestemming voor werkzaamheden aan mandelige onderdelen van het bouwblok, staat de gang naar de civiele rechter open. Anders dan eisers betogen, staat de uitkomst daarvan niet bij voorbaat vast. Dat gegeven maakt dat niet op voorhand aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden gerealiseerd. [5] Het college heeft vergunninghouder daarom terecht aangemerkt als belanghebbende bij de aanvraag.
Privaatrechtelijke belemmering
11. Eisers voeren daarnaast aan dat er sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering voor wat betreft het inkassen in de mandelige muren en de werkzaamheden aan de fundering.
12. De rechtbank heeft in het voorgaande vastgesteld dat vervangende toestemming bij de civiele rechter kan worden verleend voor de werkzaamheden voor zover die betrekking hebben op mandelige onderdelen van het bouwblok. Daarom is er geen sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering. Voor zover eisers hebben verwezen naar een beslissing op bezwaar waarbij een omgevingsvergunning op de locatie [adres 2] [huisnummer 4] H te Amsterdam alsnog is geweigerd, kan dit hen niet baten. Uit deze beslissing blijkt immers dat deze omgevingsvergunning op andere gronden dan een evident privaatrechtelijke belemmering alsnog is geweigerd.
Bouwbesluit 2012
13. Tijdens de zitting hebben eisers met name hun zorg uitgesproken dat er in de toekomst schade aan hun panden zal ontstaan. Eisers hebben verwezen naar een rapportage van Fugro [6] , waaruit blijkt dat alle panden in het bouwblok gezamenlijk met dezelfde snelheid (minimaal) verzakken. Zij vrezen dat de panden niet langer gelijkmatig zullen verzakken door de kelderbouw en dat er daarmee sprake zal zijn van ‘scharnierwerking’ met als gevolg scheurvorming bij de belendende panden.
14. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit moet aannemelijk zijn dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Het college heeft toegelicht dat het bouwplan voldoet aan deze aannemelijkheidstoets. Het college heeft er verder op gewezen dat er veel ervaring is met kelderbouw in Amsterdam, dat het college een zorgplicht heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning en dat vergunninghouder schadeplichtig is voor schade indien die zou ontstaan door de bouw. Eisers hebben daartegenover hun vrees voor toekomstige scharnierwerking niet onderbouwd, of anderszins bestreden dat aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit. De enkele stelling dat er mogelijk in de toekomst scharnierwerking zal ontstaan is onvoldoende om te concluderen dat het bouwplan niet voldoet aan de aannemelijkheidseis.
Grondwaterneutraal bouwen en Rainproof beleid
15. Eisers stellen dat het bouwplan in strijd is met zowel het beleid over grondwaterneutrale kelders als het Rainproof beleid dat is vastgelegd in de Hemelwaterverordening Amsterdam.
16. Uit het advies van de bezwaarschriftencommissie blijkt dat ten tijde van de vergunningaanvraag het rapport Grondwatereffecten van onderkeldering in Amsterdam gold en dat Waternet bij haar advisering in 2019 aan dit rapport heeft getoetst. Dit rapport was een voorloper van het op 16 februari 2021 inwerking getreden Afwegingskader Grondwaterneutrale kelders Amsterdam. Dit kader is in het paraplubestemmingsplan Grondwaterneutrale kelders neergelegd. [7] Uit het overgangsrecht [8] van dit paraplu-bestemmingsplan volgt dat de vergunning niet aan dit plan getoetst kan worden. De onderhavige vergunning dateert immers van ruim voor het inwerkingtreden van het paraplubestemmingsplan. De Hemelwaterverordening is op grond van het overgangsrecht [9] om dezelfde reden ook niet van toepassing op de aanvraag.
17. Eisers stellen verder dat door de kelderbouw nadelige grondwatereffecten op hun eigen erf en op hun fundering kunnen ontstaan. Dit blijkt volgens eisers uit twee (deskundigen)rapporten van Loots Grondwatertechniek [10] (hierna: Loots) die zij in de bezwaarfase hebben ingebracht. Eisers stellen dat het college met name niet is ingegaan op de stelling van Loots dat de gaten in de achterblijvende damwanden onvoldoende waterdoorlatend zijn omdat het aantal gaten onvoldoende wordt geacht en dat de afstelling van de gaten zich nog altijd bevindt ter hoogte van de veenlaag en veen nauwelijks water doorlaat. Volgens eisers had het college niet op het advies van Waternet mogen afgaan, (ook) omdat die zijn gebaseerd op de rapporten van Geotechnisch onderzoeksbureau Geo-supporting (Geo-supporting). Die rapporten zijn volgens Loots ondeugdelijk.
18. De bezwaarschriftencommissie heeft uitvoerig uiteengezet hoe Waternet is omgegaan met de rapporten van Loots en Geo-supporting. Daarbij is chronologisch weergegeven welke stappen er zijn gezet om te komen tot het eindadvies. Waternet heeft aangegeven dat zij komt tot het aantal van 5 gaten in de damwanden bij een damwandbreedte van 6,2 meter. Gezien de diameter van de gaten wordt dit voldoende geacht. Waternet heeft verder opgemerkt dat wat in het rapport van Loots is opgemerkt over de positie van de gaten ten opzichte van (boven) de veenlaag eenvoudig kan worden opgelost door in de vergunning als voorschrift op te nemen dat tijdens de werkzaamheden de gaten mimimaal 20 cm moeten worden aangebracht onder de gemiddelde lage grondwaterstand (GLG) maar altijd boven de veenlaag. Dit advies maakt onderdeel uit van de beslissing op bezwaar en daarmee ook van de vergunning. Voor zover eisers stellen dat het college niet is ingegaan op de stelling van Loots, dat met dat voorschrift nog altijd 94 % van het water niet kan doorstromen, wijst het college op het laatste advies van Waternet van 20 december 2021 waarin Waternet uitdrukkelijk heeft overwogen dat de gaten in de damwanden voldoen. Daarnaast is Geo-supporting in een laatste reactie van 28 februari 2022 ingegaan op de resterende standpunten van Loots, waaronder het standpunt dat de gaten nog altijd (mogelijk) in de veenlaag komen. Geo-supporting heeft in reactie hierop erop gewezen dat in haar rapport al is opgenomen dat een grondverbetering met drainzand tot een diepte van ca. 0,4 m onder de te bouwen kelder dient te worden uitgevoerd om aan de voorwaarden van Waternet te voldoen. Ook dit rapport is betrokken bij de beslissing op bezwaar. Eisers hebben in beroep niet onderbouwd waarom de conclusie van Waternet en de nadere reactie van Geo-supporting niet toereikend zouden zijn.
Damwanden
19. Eisers stellen tot slot dat de damwanden niet zijn vergund en voor zover zij wel zijn vergund, dat daaraan onvoldoende voorschriften zijn verbonden. De rechtbank heeft met partijen op de zitting vastgesteld dat de damwanden op de tekening staan en daarmee onderdeel zijn van de vergunning. Het college heeft op de zitting toegelicht dat de eerder besproken voorschriften over de gaten in de damwanden aan de vergunning zijn verbonden en dat er nog een detailuitwerking komt vlak voor de bouw. Voor zover eisers wijzen op een andere verleende omgevingsvergunning voor kelderbouw op de locatie [adres 3] [huisnummer t/m huisnummer] , gaat de vergelijking niet op. Daar gaat het om een veel groter plan waaraan andere hydrologische eisen worden gesteld.
20. Gezien het voorgaande mocht het college het advies van Waternet aan de vergunningverlening ten grondslag leggen.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, voorzitter, en mr. A.E.J.M. Gielen en mr. J.W. Vriethoff leden, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 20
Griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid en onder a, van de Wabo
2.Artikel 2.1, eerste lid en onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2, van de Wabo
3.Op basis van artikel 4, lid 1, van bijlage II, van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1095.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Afdeling van 29 maart 2023 ECLI:RVS:2023:1253.
6.Van 17 maart 2020, door eisers in de bezwaarfase ingebracht.
7.Vastgesteld op 10 oktober 2021.
8.Zie artikel 7, Overgangsrecht Paraplu bestemmingsplan Grondwaterneutrale kelders.
9.Zie artikel 7, inwerkingtreding en overgangsrecht van de Hemelwaterverordening.
10.van 17 maart 2020 en 20 januari 2022.