ECLI:NL:RBAMS:2024:137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
AMS 23/4445
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek politiegegevens en schending inzagerecht

Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en de korpschef van de politie, eenheid Amsterdam. De zaak betreft een inzageverzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg). Eiser had op 21 februari 2023 verzocht om inzage in zijn politiegegevens, inclusief een rapport van een recherchepsycholoog. Het bestreden besluit van 27 juni 2023 wees dit verzoek gedeeltelijk toe, maar eiser was van mening dat er meer registraties waren dan de 26 die hem waren verstrekt en dat zijn inzagerecht was geschonden omdat zijn gemachtigde niet mee mocht naar de inzage.

Tijdens de zitting op 11 december 2023 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser stelde dat de korpschef ten onrechte had geweigerd om afschriften van documenten te verstrekken en dat hij niet in staat was om zijn gemachtigde mee te nemen naar de inzage. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet verplicht was om afschriften te verstrekken en dat de weigering om de gemachtigde toe te laten niet tot vernietiging van het Wpg-besluit leidde. De rechtbank concludeerde dat het inzageverzoek correct was behandeld en dat de korpschef voldoende had gezocht naar de gevraagde gegevens.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er meer politiegegevens over hem waren verwerkt dan de 26 registraties die hem waren verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4445

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de korpschef van de politie, eenheid Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Filali).

Procesverloop

Met een besluit van 27 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiser zijn verzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) om inzage in politiegegevens die van hem worden verwerkt toegewezen.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Buiten bezwaar van de korpschef heeft eiser op de zitting een nader stuk ingediend.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Met een brief van 21 februari 2023 heeft eiser bij verweerder een verzoek om inzage gedaan op grond van artikel 25 van de Wpg. Eiser heeft in dit verzoek gevraagd om alle persoonsgegevens die van hem worden verwerkt tussen politieambtenaren onderling, tussen afdelingen van de politie en tussen de politie en derden. Voorts heeft eiser inzage gevraagd in het rapport "Gedragskundige dreigingsinschatting van [eiser] " dat een recherchepsycholoog heeft opgemaakt. Ook heeft hij aan verweerder meerdere vragen gesteld met betrekking tot zijn gegevens.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het inzageverzoek toegewezen, in die zin dat aan eiser een overzicht uit het politiesysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH) is verstrekt waarin 26 registraties staan vermeld. Verweerder heeft ook het inzageverzoek in het rapport van de recherchepsycholoog toegewezen. Verweerder heeft eiser erop gewezen om een afspraak te maken om de toegewezen registraties in te zien. Eiser heeft vervolgens de registraties ingezien.
Standpunt van eiser
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij acht het niet aannemelijk dat de 26 registraties de enige registraties zijn waarin politiegegevens over hem zijn verwerkt. Eiser is het daarnaast niet eens met de weigering van verweerder om afschriften van documenten te verstrekken. Eiser heeft daarbij gewezen op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 4 mei 2023 [1] . Ook voert eiser aan dat zijn inzagerecht is geschonden, omdat hij zijn gemachtigde niet mee mocht nemen naar het inzagemoment. De gemachtigde van eiser geeft aan dat hij jarenlang mee mocht naar inzagemomenten, maar sinds september 2023 ineens niet meer.
Het oordeel van de rechtbank
Schending inzagerecht?
4. Met een e-mail van 20 september 2023 heeft de coördinator privacydesk eiser bericht dat hij zijn gemachtigde niet mee kan nemen naar de inzage. Zijn gemachtigde is geen advocaat en het recht op inzage is een persoonlijk recht van eiser. Volgens de coördinator privacydesk staat het de politie niet vrij zijn gemachtigde kennis te laten nemen van zijn politiegegevens.
5. De rechtbank overweegt dat het Wpg-besluit in deze procedure centraal staat. De korpschef heeft de gemachtigde van eiser niet met dit besluit geweigerd om bij een inzage aanwezig te zijn. Het betoog dat zijn gemachtigde ten onrechte is geweigerd, kan daarom niet tot vernietiging van het Wpg-besluit leiden. Anders dan eiser stelt, maakt de e-mail ook geen deel uit van het Wpg-besluit. Het Wpg-besluit van de korpschef gaat over het recht van eiser op inzage. De e-mail, die afkomstig is van de privacyfunctionaris, bevat een mededeling over de wijze waarop dat recht kan worden uitgeoefend en staat op zichzelf. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Had de korpschef afschriften moeten verstrekken?

6. De rechtbank overweegt dat het verstrekkingenregime van de Wpg uitsluitend betrekking heeft op politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet en niet op documenten waarin deze gegevens zijn vervat. Dat een document politiegegevens bevat, brengt niet met zich dat het document als zodanig onder de werking van de Wpg valt, ook voor zover dit document andere gegevens dan politiegegevens bevat. [2] Voorts overweegt de rechtbank dat het Hof in het aangehaalde arrest een uitleg heeft gegeven aan artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de Avg. Echter gaat het in deze procedure om de Wpg, zodat dat arrest niet tot een ander oordeel leidt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het aannemelijk dat er meer registraties zijn?
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [3] is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde gegevens niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, bepaalde gegevens toch onder dat bestuursorgaan berusten.
8. Verweerder stelt dat een overzicht aan eiser is overgelegd van alle registraties en meldingen waarin informatie van hem is verwerkt. Desgevraagd heeft verweerder op zitting nader toegelicht welke zoekslag is gemaakt. Volgens verweerder is in het politiesysteem Basisvoorziening - Integrale bevraging (BVH-BI) gezocht naar politiegegevens met zoektermen die gerelateerd zijn aan de persoonsgegevens van eiser. Ook is gezocht met een zogeheten keno-sleutel. Verweerder heeft uitgelegd dat indien daaruit registraties naar voren komen, die registraties worden gecontroleerd met gegevens in de BVH. Ook wordt gezocht in de zogeheten Blue Spot Monitor. Verder vindt er een zoekslag plaats in Summ-IT. De korpschef doet in het belang van lopende onderzoeken echter geen mededelingen over de gegevens van een verzoeker in Summ-IT. Andere systemen worden alleen geraadpleegd als daarvoor een aanknopingspunt is. Naar de mening van verweerder was daar in deze zaak geen aanleiding toe. In het bestreden besluit heeft verweerder reeds toegelicht dat in de landelijke politiesystemen geen mailverkeer is gevonden tussen ambtenaren van de politie onderling en tussen de politie en de gemeente, het Openbaar Ministerie en derden met betrekking tot eiser. Ook levert raadpleging van de landelijke politiesystemen geen informatie over tapgesprekken ten aanzien van eiser op. Verder is niet gebleken dat de verwerkte politiegegevens van eiser in de vier jaren voorafgaand aan het verzoek zijn verstrekt aan derden. De rechtbank is van oordeel dat de uitleg van verweerder dat hij geen andere documenten onder zich heeft niet ongeloofwaardig voorkomt.
9. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat er meer politiegegevens over hem zijn verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat verweerder, gelet op de door hem voor zijn zoekslagen gegeven motivering, onvoldoende of onjuist heeft gezocht. De enkele stelling van eiser dat er politiegegevens aanwezig zijn in de persoonlijke mailboxen en op persoonlijke schijven van politiemedewerkers, is geen concrete aanwijzing. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus geen grond voor het oordeel dat het overzicht niet volledig is. De beroepsgrond slaagt daarom niet. Overigens heeft de korpschef op de zitting ook toegelicht dat het Wpg-verzoek, voor zover dat betrekking heeft op een zoekslag in deze e-mailboxen en schijven, buitensporig is, gezien het aanzienlijk aantal politiemedewerkers bij wie gegevens zouden moeten worden opgevraagd en de tijdsbesteding die daarmee en met de afhandeling van gegevens gepaard gaat.
Conclusie
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Man, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Hof van 4 mei 2023, ECLI:EU:C:2023:369.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:80.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1320