ECLI:NL:RBAMS:2024:1305

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
13/128084-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overvallen en criminele uitbuiting van minderjarigen

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van meerdere gewapende winkelovervallen en de criminele uitbuiting van twee minderjarige jongens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de jongens heeft gedwongen om gewapende overvallen te plegen, waarbij hij hen onder druk zette met geweld en dreiging. De feiten vonden plaats tussen februari en april 2023, waarbij de verdachte de jongens heeft geworven en hen heeft voorzien van wapens en instructies. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de woning van zijn moeder ter beschikking stelde als schuilplaats, maar ook een actieve rol speelde in de organisatie en uitvoering van de overvallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, omdat hij de kwetsbare positie van de minderjarigen heeft misbruikt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer vordering tul: 16.046719.21Parketnummers: 13.128084.23 en 13.242938.23 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/128084-23 en 13/242938-23 (gevoegd) (Promis)
Parketnummer vordering tul: 16/046719-21
Datum uitspraak: 7 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd en ingeschreven in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2024.
De gevoegde zaken, aangebracht onder de bovenvermelde parketnummers, worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Modder, van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Dayala, de raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. M. Öz, en de getuige-deskundige, dhr. [naam 1] , van de Reclassering Nederland, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – in
zaak Aten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van een gewapende overval op de Kruidvat op het [locatie 1] in Amsterdam op 9 februari 2023;
medeplegen van een gewapende overval op de Kruidvat op het [locatie 1] in Amsterdam op 11 februari 2023;
medeplegen van de voorbereiding van diefstal met (bedreiging van) geweld en/of afpersing in de periode 9 februari tot en met 13 februari 2023 in Amsterdam;
medeplegen van poging tot overval op de Albert Heijn aan de [locatie 2] in Amsterdam op 15 februari 2023;
medeplegen van een gewapende overval op tankstation Esso aan de [locatie 3] in Huizen op 18 februari 2023;
medeplegen van een gewapende overval op tankstation BP in Diemen op 7 april 2023;
medeplegen van het voorhanden hebben van een gasrevolver en munitie in de periode van 9 februari tot en met 13 februari 2023 in Amsterdam.
In
zaak Bwordt verdachte – kort weergegeven – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
medeplegen van de criminele uitbuiting, oftewel mensenhandel, van twee minderjarige jongens in de periode van 28 november 2022 tot en met 7 april 2023 door hen gewapende overvallen te laten plegen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig de pleitnota – bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat hij de overvallen niet zelf heeft gepleegd en het dossier geen bewijs bevat voor een significante bijdrage van verdachte in de nauwe en bewuste samenwerking met de plegers op basis waarvan hij als medepleger van de overvallen kan worden aangemerkt. Het feit dat verdachte de woning van zijn moeder aan de overvallers beschikbaar heeft gesteld, is daarvoor onvoldoende.
De gasrevolver heeft verdachte slechts kort vastgehouden, wat volgens de raadsman onvoldoende is voor het voorhanden hebben van de gasrevolver in strafbare zin. Daarom moet verdachte ook van het wapenbezit worden vrijgesproken.
Ook ten aanzien van de verdenking van mensenhandel heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] onder bedreiging en/of met geweld tot het plegen van de overvallen heeft bewogen, dat hij misbruik heeft gemaakt van hun kwetsbare positie en dat hij een dusdanig overwicht op hen heeft gehad dat zij daartegen redelijkerwijs geen weerstand hebben kunnen bieden.
De rechtbank zal hierna in haar oordeel, voor zover nodig, ingaan op de verweren die specifiek met betrekking tot de verschillende feiten zijn gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
Op 9 februari 2023 heeft een gewapende overval plaatsgevonden op de Kruidvat op het [locatie 1] in Amsterdam. [2] Op de camerabeelden is te zien dat om 13:05 uur een jongen de winkel binnenkomt, uit zijn schoudertas een zwarte revolver pakt en dit vuurwapen op de kassière richt. [3] Volgens de kassière heeft hij daarbij gezegd: “Geef mij al het geld”. [4] Toen de kassière niet direct reageerde heeft de jongen zelf het briefgeld uit de openstaande kassalade gepakt en in een rode plastic tas gedaan die hij bij zich droeg. [5] Bij deze overval is een geldbedrag van € 505,- weggenomen. [6]
Op 11 februari 2023 heeft opnieuw een gewapende overval plaatsgevonden op de Kruidvat op het [locatie 1] in Amsterdam. [7] Op de camerabeelden is te zien dat om 18:03 uur twee jongens de winkel binnenkomen en zich richting de kassa begeven. [8] Daarbij richt één van de jongens een zwart vuurwapen op de kassamedewerker. [9] De kassamedewerker verklaart dat een van de jongens daarbij meermalen zei: “Geef mij dat geld”. Hierop heeft de kassamedewerker de kassalade geopend en het geld aan de andere jongen gegeven. [10] Bij deze overval is een geldbedrag van € 185,- weggenomen. [11]
Op 13 februari 2023 stuitte de politie tijdens een surveillance op twee jongens die zich ophielden in de omgeving van het [locatie 1] in Amsterdam. Beide jongens sloegen op de vlucht. Na een achtervolging werd één van hen aangehouden. Dat bleek te zijn: [betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum] . [12]
Bij [betrokkene 2] werd een rode bigshopper tas en een schoudertas met daarin een zwart vuurwapen aangetroffen. [13] Uit onderzoek aan dit vuurwapen is gebleken dat het een gasrevolver van het merk Record met kaliber 9mm betrof, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie, en dat zich in de trommel van dit vuurwapen 6 patronen van het kaliber 9mm bevonden, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en Munitie. [14] De ruwe delen van het vuurwapen ( [nummer 1] ) en de binnenzijde van de loop ( [nummer 1] ) zijn bemonsterd voor DNA-onderzoek. [15] Zowel op de ruwe delen van het vuurwapen als aan de binnenzijde van de loop werd een DNA-mengprofiel aangetroffen met mogelijk celmateriaal van [verdachte] . [16] Daarbij is het zeer veel waarschijnlijker dat de bemonstering van het spoor op de ruwe delen van het vuurwapen DNA van [verdachte] en drie onbekende, niet verwante personen bevat, dan dat het spoor DNA van vier onbekende, niet verwante personen bevat. [17]
In het politieverhoor [18] (en later als getuige bij de rechter-commissaris [19] ) heeft [betrokkene 2] verklaard dat hij de overvallen onder bedreiging heeft gepleegd. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2023 met een vriend van zijn woongroep van [woongroep] , [betrokkene 3] , naar een flat in [wijk] is gegaan, dat zij daar werden opgevangen door iemand die [bijnaam verdachte] wordt genoemd, dat [bijnaam verdachte] hem naar binnen duwde, een vuurwapen tegen zijn hoofd zette en hem de opdracht gaf om de Kruidvat te overvallen. [bijnaam verdachte] heeft daarbij tegen hem gezegd: “Als je die overval doet dan krijg je geld van mij en ben je een strijder, als je het niet doet ben je een homo en een pussy en een bitch”. [betrokkene 2] wilde graag vrienden maken en ervaarde groepsdruk. Vervolgens heeft [bijnaam verdachte] [betrokkene 2] de geladen zwarte revolver gegeven met de instructie om dat wapen op de vrouw achter de kassa te richten en dan al het geld te pakken. Ook heeft [bijnaam verdachte] gedreigd [betrokkene 2] te mishandelen als hij de overval niet zou plegen. [betrokkene 2] durfde verder niets te verklaren over [bijnaam verdachte] , omdat hij bang was dat [bijnaam verdachte] hem zou vermoorden.
Verder heeft [betrokkene 2] verklaard dat [betrokkene 3] op 11 februari 2023 telefonisch contact heeft gehad met [bijnaam verdachte] en dat [bijnaam verdachte] tegen [betrokkene 2] heeft gezegd dat hij weer naar de flat moest komen en dat hij hem zou vermoorden als hij dat niet zou doen. [betrokkene 2] was bang voor zijn leven en is daarom opnieuw naar de flat gegaan. Daar kreeg hij weer een vuurwapen. [bijnaam verdachte] gaf hem de opdracht om de overval te plegen en zei dat hij hem zou mishandelen als [betrokkene 2] dat niet zou doen. Toen [betrokkene 2] zei dat hij de overval niet wilde plegen, sloeg [bijnaam verdachte] hem in zijn gezicht.
Zowel op 9 als 11 februari 2023 is [betrokkene 2] na het plegen van de overvallen teruggegaan naar de woning in de flat en heeft hij de buit en het vuurwapen aan [bijnaam verdachte] gegeven. [betrokkene 2] heeft bij beide overvallen niet gedeeld in de buit en voelde zich als een slaaf gebruikt. Op 13 februari 2023 is [betrokkene 2] opnieuw naar de woning in de flat gegaan, omdat hij een overval moest plegen op een telefoonwinkel. Hij durfde het dit keer niet te doen en is die avond op straat aangehouden door de politie, aldus [betrokkene 2] .
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij autisme heeft dat hij het moeilijk vindt als mensen hem dingen aansmeren. Zijn woonbegeleider bij [woongroep] heeft ook aangegeven dat [betrokkene 2] erg beïnvloedbaar is, graag aardig gevonden wil worden en dat hij iedereen snel zijn vriend noemt. [20]
[verdachte] heeft tijdens zijn eerste politieverhoor verklaard dat hij [bijnaam verdachte] genoemd wordt. [21]
Uit onderzoek naar de camerabeelden bij de voordeur van de woongroep [woongroep] aan de [adres] is gebleken dat [betrokkene 2] op 9, 11 en 13 februari 2023 telkens met [betrokkene 3] enige tijd voordat de overvallen plaatsvonden de woongroep heeft verlaten, dat zij op 9 en 11 februari 2023 een paar uur later samen weer terugkwamen en dat [betrokkene 3] op 13 februari 2023 alleen terugkomt. In de tijd dat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] weg waren van de woongroep, zijn op 9 en 11 februari 2023 de gewapende overvallen op de Kruidvat gepleegd en op 13 februari 2023 is [betrokkene 2] aangehouden. [22] [betrokkene 3] droeg in die periode een enkelband. Uit de locatiegegevens van die enkelband is gebleken dat [betrokkene 3] zich op genoemde data tussen de woongroep, het flatgebouw [flat] en het [locatie 1] in Amsterdam bewoog. [23]
De moeder van [verdachte] staat ingeschreven op het adres [flat] . [24]
Op de camerabeelden van het flatgebouw [flat] is te zien dat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] op 9, 11 en 13 februari 2023 kort voordat de overvallen plaatsvonden de portiek van het flatgebouw binnenkomen en in andere kleding de flat weer verlaten. [25] Op 9 en 13 februari droeg [betrokkene 2] bij het verlaten van het flatgebouw een schoudertas die hij bij binnenkomst niet bij zich had. [26]
Op de camerabeelden is ook te zien dat [betrokkene 3] op 11 februari 2023 om 17:51 uur (ongeveer tien minuten nadat hij met [betrokkene 2] het flatgebouw is binnengekomen) opnieuw in het portiek verschijnt en twee andere jongens binnenlaat. Eén van die jongens was gekleed in een donkerblauwe jas met een capuchon met oranje/rode voering. [27] Deze persoon is herkend als medeverdachte [betrokkene 4] . [28] De andere jongen wordt herkend als [betrokkene 5] . [29] Als [betrokkene 2] en [betrokkene 5] na de overval om 18:14 uur opnieuw het portiek binnenkomen, worden zij op de voet gevolgd door [betrokkene 4] en [betrokkene 3] . [30] Om 18:57 uur verlaten [betrokkene 2] , [betrokkene 5] en [betrokkene 3] samen het gebouw. Een half uur later, om 19:27 uur verlaat [betrokkene 4] het portiek. [31]
Op de camerabeelden van het flatgebouw [flat] van 13 februari 2023 is te zien dat [betrokkene 4] ongeveer een half uur na de aanhouding van [betrokkene 2] (om 18:41 uur) met een fiets aan zijn hand samen met [betrokkene 3] en [betrokkene 5] het portiek binnenloopt. [32] Deze fiets heeft een zwart frame en een bruin zadel. Om 18:54 uur verlaat het drietal het portiek. [33] [betrokkene 4] heeft daarbij de fiets aan zijn hand. Omstreeks 19:45 uur komt [betrokkene 3] terug bij zijn woongroep met een zwarte fiets met een bruin zadel die hij naar eigen zeggen van een vriend had gekregen of geleend. [34]
[betrokkene 2] is op 13 februari 2023 om 18:05 uur aangehouden. Om 18:12 uur werd vanaf het Snapchataccount van [betrokkene 4] ( [snapchataccount 1] ) [35] een video verstuurd naar het Snapchataccount van [snapchataccount 2] ( [verdachte] [36] ) van de aanhouding van [betrokkene 2] op het [locatie 1] in Amsterdam. [37] Hierop stuurde [snapchataccount 2] ( [verdachte] ) om 22:00 uur een video naar [betrokkene 4] ( [snapchataccount 1] ) van de doorzoeking van de kamer van [betrokkene 2] bij [woongroep] door de politie met de tekst: “kijk ze hier”. [38]
Op 5 maart 2023 heeft [betrokkene 5] een telefoongesprek met [betrokkene 3] . [betrokkene 3] en [verdachte] ( [bijnaam verdachte] ) zitten op dat moment in detentie. [39] [betrokkene 3] denkt dat het ‘game over’ is voor [betrokkene 4] ( [betrokkene 4] ), omdat [bijnaam verdachte] en [betrokkene 2] (
de rechtbank begrijpt: [betrokkene 2]) er niet zijn en [betrokkene 4] geen spelers heeft. Vervolgens bespreken [betrokkene 3] en [betrokkene 5] dat [betrokkene 2] het sowieso niet lang zou volhouden met [bijnaam verdachte] en [betrokkene 4] en dat ze hem goed zouden gebruiken. Ook verwijzen zij naar de vorige overval die [betrokkene 2] heeft gepleegd en waarvoor [betrokkene 2] maar € 30,- heeft gekregen terwijl hij al het werk had gedaan. Opgemerkt wordt: “Ze gebruiken die man gewoon toch”. [40] [betrokkene 4] zou samen met [bijnaam verdachte] ( [verdachte] ) en [betrokkene 3] op de woongroep bij [woongroep] verblijven. [41]
[verdachte] heeft een kamer gehad bij [woongroep] aan de [adres] , waar [betrokkene 4] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] ook verbleven.
[betrokkene 2] is op 30 mei 2023 door de kinderrechter veroordeeld voor het plegen van de overvallen op de Kruidvat op 9 en 11 februari 2023, het voorbereiden van een overval op 13 februari 2023 en het voorhanden hebben van de gasrevolver en munitie. [42]
Ten aanzien van feit 4
Op 15 februari 2023 heeft een poging tot een gewapende overval plaatsgevonden op de Albert Heijn op de [locatie 2] in Amsterdam. [43] Op de camerabeelden is te zien dat om 18:26 uur twee jongens ( [betrokkene 3] en [betrokkene 5] ) de winkel binnenkomen, dat zij beiden uit hun jaszak een mes pakken en deze op aangeefster [aangeefster] richten. [44] Zij bevond zich op dat moment achter de servicebalie. [45] [betrokkene 3] plaatste een rode tas op de balie en tikte drie keer met een mes op de balie, waarbij hij zei: “Geef mij het geld, geef mij het geld”. Hij wees met het mes richting kassière [persoon 1] en maakte verschillende horizontale bewegingen met het mes (
de rechtbank begrijpt dat als zwaaiende bewegingen) en stekende bewegingen richting [aangeefster] en kassamedewerker [persoon 3] toen hij de servicebalie naderde. [46]
[betrokkene 5] liep naar één van de kassa’s. [47] Hij tikte meermalen met zijn mes op de kassalade van kassière [persoon 2] en gaf haar opdracht hem het geld te geven. [48] Toen kassière [persoon 1] de kassa naderde om [persoon 2] te hulp te schieten, hoorde zij de overvaller tegen haar zeggen: “Kom dichterbij, dan ga je zien”. [49] Kassamedewerker [persoon 3] heeft een soortgelijke bedreiging gehoord. Hij heeft verklaard dat de overvaller tegen [persoon 1] zei: “Als je wat doet, dan ga je zien wat ik ga doen”. [50]
Om 18:27 uur zijn de jongens zonder buit de winkel uitgerend. [51] [betrokkene 3] werd kort daarna aangehouden. [52] Op 18 februari 2023 stuurt [verdachte] met zijn Snapchataccount [snapchataccount 2] naar het account [snapchataccount 1] ( [betrokkene 4] ) een foto met de tekst: “ [betrokkene 3] (
de rechtbank begrijpt: [betrokkene 3]) heeft gepraat. Hij zei dat er mensen betrokken waren bij de appie, maar noemde geen namen”. [53]
Uit onderzoek aan de telefoon van [verdachte] blijkt dat hij op die 15 februari 2023 tussen 15:36 uur en 16:33 uur een chatgesprek had via Snapchat met [betrokkene 3] (geïdentificeerd als [betrokkene 3] [54] ). [betrokkene 3] stuurt dat hij met “ [betrokkene 4] ” onderweg is naar [verdachte] en zij spreken met elkaar over wie als tweede man de overval gaat doen, of er een wapen is en of [verdachte] iets voor [betrokkene 3] heeft om zijn gezicht te bedekken. [55]
Verder blijkt uit de locatiegegevens van de enkelband van [betrokkene 3] dat hij zich voorafgaand aan en na afloop van de overval op de Albert Heijn op het adres [flat] bevond. [56] Op de camerabeelden van de flatgebouw [flat] van 15 februari 2023 is te zien dat [verdachte] om 18:04 uur twee jongens met fietsen de portiek binnenlaat. De eerste jongen herkent de politie als [betrokkene 3] . [verdachte] en [betrokkene 3] geven elkaar een boks. [betrokkene 3] heeft een zwarte fiets met een bruin zadel bij zich. De tweede jongen heeft de politie herkend als [betrokkene 4] . [57] [betrokkene 4] heeft een zwarte damesfiets bij zich. [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] stappen vervolgens met hun fietsen te lift in. [58] Om 18:11 uur komt [betrokkene 5] het portiek binnenlopen en om 18:20 uur verlaat [betrokkene 5] samen met [betrokkene 3] en de twee eerder omschreven fietsen het flatgebouw. [59]
[betrokkene 3] is op 10 augustus 2023 door de kinderrechter (onder andere) veroordeeld voor het medeplegen van deze poging tot gewapende overval op de Albert Heijn op 15 februari 2023. [60] Hij heeft bij de politie verklaard dat hij van andere jongens de opdracht had gekregen om de overval te plegen en dat zij hem en zijn mededader de tas en de messen hadden meegegeven. [61]
Later heeft [betrokkene 3] als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat hij net als [verdachte] en [betrokkene 4] de overvallen heeft gepland. [62]
[betrokkene 5] heeft bij de politie verklaard dat hij de overval op Albert Heijn heeft gepleegd en dat hij een hakmes in zijn handen hield. [63]
Ten aanzien van feit 5
Op 18 februari 2023 heeft een overval plaatsgevonden op het tankstation Esso aan de [locatie 3] in Huizen. [64] Op de camerabeelden is te zien dat om 19:40 uur twee jongens (NN1 en NN2) de winkel binnenlopen. Beiden hebben een mes bij zich. [65] Aangever [aangever 1] heeft – kort weergegeven – verklaard dat één van de jongens met het mes op de kassalade tikte, waarbij hij zei: “kassa, kassalade”. [66] Hierop heeft [aangever 1] de deur naar de achterzijde van de balie geopend en zijn beide jongens, terwijl de eerste jongen het mes op hem gericht hield, naast [aangever 1] achter de kassa komen staan. [aangever 1] heeft de kassa opengemaakt. De eerste jongen pakte het geld uit de kassa. De tweede jongen gaf [aangever 1] opdracht op de lichten uit te doen en de toegangsdeur op slot te doen, waaraan [aangever 1] gehoor gaf. Daarna hebben de jongens [aangever 1] naar de ruimte met de kluis bewogen en gaven hem een aantal Albert Heijn tassen die hij moest vullen met sloffen sigaretten. De jongens hebben [aangever 1] met tie-wraps om zijn polsen vastgebonden [67] en hebben rond 19:44 uur het tankstation met drie volle blauwe Albert Heijn tassen verlaten. [68] Bij de overval is voor een bedrag van € 4.823,30 (verkoopprijs) aan sigaretten en € 745,- contant geld weggenomen. [69]
Direct na de overval is onderzoek gedaan naar biologische sporen op de tie-wraps waarmee de overvallers [aangever 1] hebben vastgebonden. Van beide tie-wraps zijn de uiteinden bemonsterd ( [nummer 1] en [nummer 1] ). [70] Op één van deze tie-wraps is een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] aangetroffen. [71]
Eén van de overvallers (NN2) op de beelden is herkend als [betrokkene 6] . [72] Hij is op 3 november 2023 door de kinderrechter (onder andere) veroordeeld voor het medeplegen van deze overval. [73] De andere overvaller (NN1) is op de beelden herkend als [betrokkene 5] .
Uit de locatiegegevens van de enkelband van [betrokkene 6] is gebleken dat hij zich op 18 februari 2023 van 16:44 uur tot 19:09 uur bij de flat [flat] in Amsterdam bevond, zich vanaf daar over de Rijksweg A1 via Hilversum naar Huizen heeft verplaatst en om 19:49 uur aankwam op de [locatie 3] . Om 20:05 uur is hij vanaf deze locatie vertrokken en om 20:30 uur kwam hij aan op [flat] in Amsterdam. [74] Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [betrokkene 4] blijkt dat hij zich tussen 19:00 uur en 20:30 uur langs dezelfde locaties als [betrokkene 6] in Amsterdam, Hilversum en Huizen bewoog en zich ten tijde van de overval in de nabije omgeving van de [locatie 3] bevond. [75]
Op de camerabeelden van het flatgebouw [flat] van 18 februari 2023 is te zien dat [betrokkene 6] samen met [betrokkene 5] en [betrokkene 4] om 18:18 uur het portiek binnenloopt. Om 20:33 uur komt [betrokkene 4] opnieuw het portiek binnen en om 21:14 uur verlaat hij het portiek met in zijn handen drie blauwe Albert Heijn tassen, gevuld met langwerpige voorwerpen met glinsterende verpakking. [76] Deze tassen met inhoud zijn zeer gelijkend op de tassen die overvallers van de Esso bij zich droegen. [77]
Op de dag van de overval hebben [verdachte] en [betrokkene 4] veelvuldig telefonisch contact met elkaar. Zo ontvangt [verdachte] op 18 februari 2023 een spraakbericht van [betrokkene 4] waarin hij aangeeft dat [verdachte] de werkers niet te weinig moet betalen. [78] Vervolgens hebben zij vanaf 19:31 uur veelvuldig telefonisch contact en wordt [verdachte] op de hoogte gehouden van het verloop van de overval op het tankstation die op dat moment plaatsvindt en wordt besproken hoeveel en wanneer de werkers betaald krijgen. [79]
Gebruiker ‘ [snapchataccount 2] ’ ( [verdachte] ) stuurt op 18 februari 2023 om 20:59 uur via Snapchat een foto van een blauwe bigshopper, gevuld met meerdere sloffen sigaretten van het merk Camel, type Blue 35. [80] In de Snapchatberichten van gebruiker ‘ [snapchataccount 2] ’ van 19 februari 2023 om 13:25 uur en 14:01 uur biedt [verdachte] aan verschillende anderen sloffen sigaretten van het merk Marlboro te koop aan. [verdachte] ontvangt een spraakbericht, waarin een mannelijke stem zegt “Die kil heeft nu geen contant bij zich maar (vraagt op de achtergrond: Kan je wel overmaken? Derde persoon zegt kan wel) Hij kan wel overmaken”. Zelf stuurt [verdachte] een foto van een slof Marlboro sigaretten met daarop de tekst “Deze mag weg voor 55€”. [81]
Ten aanzien van feit 6
Op 7 april 2023 heeft een gewapende overval plaatsgevonden op het tankstation BP op de [locatie 5] in Diemen. Aangever [aangever 2] heeft – kort weergegeven – verklaard dat hij rond 22:15 uur een jongen met een mes in zijn hand voor zich zag staan die meermalen schreeuwde “Geef me die geld, geef me die geld” en dat hij deze jongen telkens heeft uitgelegd dat hij hem geen geld kon geven. Daarna is de overvaller zonder buit weggerend. [82]
Ten tijde van deze overval was er een telefoontap aangesloten op het mobiele nummer van [betrokkene 4] . [betrokkene 4] heeft op de dag van deze overval vanaf 22:18 uur veelvuldig telefonisch contact met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op * [nummer 1] . [83] De gebruiker van dit telefoonnummer is geïdentificeerd als [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] . [84] Om 22:18 uur zegt [betrokkene 1] dat hij “nu die bellie gaat aantrekken”.
Volgens de politie wordt met ‘bellie’ een bivakmuts bedoeld.Vervolgens zegt [betrokkene 4] tegen [betrokkene 1] dat hij “een beetje tempo moet maken, want die snorder zegt dat we hem te lang laten wachten”. Om 22:29 uur en om 22:31 uur zegt [betrokkene 1] tegen [betrokkene 4] “ik NTV tot die twee auto’s weg zijn, dan ga ik naar binnen man” en “als die waggies weg zijn ga ik gewoon naar binnen man”. Vervolgens zegt [betrokkene 4] om 22:36 uur: “Deze snorder kan niet de hele dag wachten. Ik ga ook niet lopen hier. Ik ken deze blok niet.” Om 22:40 uur laat [betrokkene 1] aan [betrokkene 4] weten dat hij naar binnen gaat en om 22:42 uur dat het niet gelukt is omdat aangever de kassa niet wilde open maken”. Om 22:50 uur zegt [betrokkene 1] tegen [betrokkene 4] dat hij “in die waggie zit” en “naar [wijk] gebracht wordt”. [85] Om 22:54 uur belt [betrokkene 4] naar [betrokkene 1] en zegt dat hij niet gelooft dat hij die overval heeft gepleegd, omdat hij daar net is geweest om een blikje te kopen en dat die man achter de kassa normaal deed. Als [betrokkene 1] hem ervan heeft weten te overtuigen dat hij het wel heeft gedaan, maar dat de kassamedewerker hem geen geld kon geven zegt [betrokkene 4] dat hij moet wachten bij “die kill die op nummer [nummer 1] woont”. [86] Om 23:00 uur belt [betrokkene 1] [betrokkene 4] op omdat de zus van [bijnaam verdachte] de deur niet open wil doen. [betrokkene 4] zegt dat [betrokkene 1] moet zeggen dat die kleine jongen hem heeft gestuurd. [87] Om 23:04 uur belt [betrokkene 1] dat [bijnaam verdachte] er niet is en dat hij gewoon zijn spullen kan pakken en “naar osso kan gaan”. Om 23:11 uur zegt [betrokkene 4] dat hij onderweg is en dat hij op hem moet wachten. [88]
Op de camerabeelden van het flatgebouw [flat] van 7 april 2023 is te zien dat [betrokkene 1] om 23:03 uur het portiek van het flatgebouw binnen loopt en zich naar de lift begeeft. [89] Om 23:13 uur komt [verdachte] binnen [90] en om 23:26 uur betreedt [betrokkene 4] het portiek. [91]
[betrokkene 1] is op 22 mei 2023 aangehouden voor het plegen van de overval op het tankstation BP in Diemen op 7 april 2023. [92]
Over de overval op het tankstation BP heeft [betrokkene 1] (als verdachte) bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de overval onder bedreiging van [verdachte] , [betrokkene 4] en nog een andere jongen heeft gepleegd. [betrokkene 4] heeft daarbij tegen [betrokkene 1] gezegd dat hij hem zou slaan als hij niet mee zou werken en dat hij niet als een pussy moest doen. [betrokkene 1] durfde dit niet aan te geven bij de hulpverlening, omdat hij bang was dat de jongens zijn familie zouden lastigvallen. [93] In het verhoor van 30 juni 2023 heeft [betrokkene 1] (als verdachte) verklaard dat hij op 7 april 2023 naar de woning in de flat moest komen en dat [bijnaam verdachte] ( [verdachte] ) en die andere jongen hem daar onder druk bleven zetten om de overval te plegen en dat hij de buit bij hen moest inleveren. [betrokkene 4] ( [betrokkene 4] ) was er ook bij. Er was niets afgesproken over het aandeel dat hij zou krijgen. Als [betrokkene 1] de overval niet zou plegen zou hem dit grote problemen opleveren. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij beïnvloedbaar is en het moeilijk vindt om ‘nee’ te zeggen. Hij is daarvoor ook in behandeling bij [behandelcentrum] . [94]
[betrokkene 1] is op 12 december 2023 door de kinderrechter veroordeeld voor het medeplegen van de overval op tankstation BP. [95]
Op 5 februari 2024 is [betrokkene 1] als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. [96] In dat verhoor heeft hij verklaard dat hij door [betrokkene 4] werd gebeld en dat hij hem zei dat hij naar [wijk] moest komen voor ‘een job’. Toen hij bij die flat in [wijk] aankwam, was [betrokkene 4] er nog niet en moest hij met [bijnaam verdachte] wachten tot [betrokkene 4] en een andere jongen er waren. [betrokkene 1] kreeg de opdracht om de overval op het tankstation BP te plegen. [betrokkene 1] zei dat hij niet wist of dat zou lukken, omdat bij dat tankstation de kassa is afgescheiden met een glaswand, maar dat hem geen gelegenheid werd geboden om uit te praten en dat ze zeiden dat hij het toch moest doen. [betrokkene 1] kreeg een mes en een tas om de overval te plegen. [bijnaam verdachte] heeft [betrokkene 1] gezegd hoe hij het moest doen. Na de overval werd hij opgehaald en bij [wijk] afgezet. Hij belde aan bij de flat, maar [bijnaam verdachte] was er niet en de vrouw van de woning wilde niet opendoen. Hierop heeft [betrokkene 1] [betrokkene 4] gebeld. [betrokkene 4] heeft toen via de luidspreker met de vrouw gesproken en toen kon [betrokkene 1] naar binnen. [betrokkene 1] heeft in de woning gewacht tot [bijnaam verdachte] er was en heeft het mes en de tas weer bij hem ingeleverd. De buit zou over [betrokkene 1] , [bijnaam verdachte] , [betrokkene 4] en die andere jongen verdeeld worden. Later hoorde [betrokkene 1] dat hij helemaal niets zou krijgen en hij door deze jongens gebruikt werd.
[betrokkene 1] heeft toen ook verklaard dat hij zich onder druk gezet voelde om deze overval te plegen. Hij werd vaak door [betrokkene 4] gebeld en lastiggevallen. Ook was [betrokkene 1] alleen met die drie jongens in de woning en hij had niemand om hem bij te staan. [betrokkene 1] is naar eigen zeggen kwetsbaar en gemakkelijk te beïnvloeden. Hij vond het moeilijk om ‘nee’ te zeggen tegen zulke mensen. Hij is bang voor [betrokkene 4] omdat anderen zeggen dat hij gevaarlijk is en doordat [betrokkene 4] tegen hem heeft gezegd dat hij hem zou slaan toen [betrokkene 1] niet op zijn oproepen reageerde.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze verklaringen van [betrokkene 1] onbetrouwbaar te achten. Zijn verklaringen zijn consistent en vinden steun in andere bewijsmiddelen in het dossier.
4.3.2
De rol van [verdachte]
De gewapende overvallen
Uit onderzoek in de telefoon van [verdachte] is gebleken dat hij zowel voorafgaand aan, als tijdens en na de overvallen op 9, 11, 15 en 18 februari 2023 en op de dag van de aanhouding van [betrokkene 2] 13 februari 2023 op zijn telefoon via internet zoekt naar informatie over deze overvallen. [97]
[verdachte] heeft op de zitting (7 februari 2024) verklaard dat de jongens of ‘de werkers’ die de verschillende overvallen hebben gepleegd, vooraf bij hem in de flat op [flat] kwamen. De flat was volgens [verdachte] een plek om te schuilen. [verdachte] wist dat deze jongens overvallen zouden plegen en heeft gezien dat zij in de woning van kleding wisselden. Ook heeft hij bevestigd dat deze jongens na de overvallen met de buit terugkeerden naar de woning. [verdachte] heeft ontkend dat hij de jongens opdracht heeft gegeven of hen heeft gedwongen de overvallen te plegen. Ook heeft [verdachte] ontkend dat hij de jongens heeft geworven om de overvallen te plegen. [verdachte] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2023 door twee andere jongens (de opdrachtgevers) is gedwongen om de woning van zijn moeder ter beschikking te stellen als schuilplaats. Deze opdrachtgevers zouden [verdachte] in het portiek van het flatgebouw [flat] hebben bedreigd met een vuurwapen en hem in zijn gezicht hebben geslagen, waarop hij de sleutels van de flat heeft afgegeven. Telkens werd [verdachte] een dag voor de overval door zijn opdrachtgevers telefonisch of in persoon geïnformeerd over wanneer er een overval zou plaatsvinden en dat hij op een bepaald tijdstip thuis moest zijn om de overvallers te ontvangen. [verdachte] was zo onder de indruk van de eerste bedreiging dat hij daarna niet tegen de opdrachtgevers durfde te zeggen dat hij niet meer wilde meewerken. Zijn moeder en zus, die op hetzelfde adres wonen, waren ten tijde van de verschillende overvallen niet thuis.
[verdachte] heeft verder verklaard dat hij zich telkens met de jongens die de overvallen zouden gaan plegen in de woonkamer bevond en dat de opdrachtgevers in de slaapkamer bleven, waardoor de overvallers de opdrachtgevers niet hebben gezien. [verdachte] denkt dat de opdrachtgevers de achteringang van het flatgebouw hebben gebruikt om binnen te komen en dat ze om die reden niet op de camerabeelden van het portiek zijn waargenomen. [verdachte] heeft de opdrachtgevers niet zelf binnengelaten.
Volgens de verklaring van [verdachte] fungeerde hij als tussenpersoon voor de opdrachtgevers en heeft hij op verzoek van de opdrachtgevers messen, tassen, gezichtsbedekking en tie-wraps aan de overvallers meegegeven. Na de overval nam hij telkens de buit van de overvallers in de woonkamer in ontvangst en gaf deze vervolgens aan de opdrachtgevers die zich in de slaapkamer bevonden. Om aan de opdrachtgevers te kunnen bewijzen dat de overvallen daadwerkelijk hadden plaatsgevonden, ook als het niet gelukt was, zocht [verdachte] op internet naar nieuwsberichten over deze incidenten.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] zijn verklaring voor het eerst op de zitting heeft afgelegd zodat het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek heeft kunnen verrichten om zijn verklaring te verifiëren. Daar komt bij dat [verdachte] geen details heeft willen geven over de opdrachtgevers, zodat zijn verklaring ook niet verifieerbaar zou zijn geweest. De verklaring van [verdachte] vindt overigens ook geen steun in het dossier, nu dat in het geheel geen aanwijzingen bevat voor het bestaan en de aanwezigheid van de twee opdrachtgevers in de flat ten tijde van de overvallen. De rechtbank schuift dan ook de verklaring van [verdachte] als ongeloofwaardig ter zijde.
De rechtbank gaat er op basis van de onder 4.3.1. genoemde bewijsmiddelen vanuit dat [verdachte] de overvallers of ‘de werkers’ met geweld en/of bedreiging met geweld opdrachten gaf om gewapende overvallen te plegen, dat hij hen in de flat van zijn moeder op [flat] ontving, hun daartoe de benodigde wapens (messen en een gasrevolver) en hulpmiddelen (tassen, tie-wraps en kleding) verschafte en later alle buit in ontvangst nam, ondanks dat hij de ‘werkers’ vooraf had voorgehouden dat zij een deel van de buit zouden krijgen. Daarbij onderhield [verdachte] nauw contact met [betrokkene 4] over de planning van de overvallen en de betaling van de overvallers. Ook blijkt uit de zoekgeschiedenis van de telefoon van [verdachte] dat hij zowel voorafgaand, tijdens en na de overvallen de meldingen met betrekking tot de verschillende winkels/tankstations bekijkt, in de gaten houdt en doorstuurt naar anderen, onder wie [betrokkene 4] . Ten slotte acht de rechtbank de verklaring van [betrokkene 3] van belang, inhoudende dat [verdachte] , [betrokkene 4] en hij de overvallen planden.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [betrokkene 4] en anderen gericht op het plegen van de ten laste gelegde gewapende overvallen en de voorbereiding daarvan. Anders dan de verdediging heeft bepleit, heeft [verdachte] niet enkel de woning van zijn moeder ter beschikking gesteld, maar heeft hij ook een aanzienlijke bijdrage gehad in de voorbereiding van de overvallen, tijdens de overvallen en de afloop daarvan, zodat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Dit verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Dat [betrokkene 2] ter zake van de overval op de Kruidvat op 9 februari 2023 (feit 1) is veroordeeld voor het plegen van de overval en is vrijgesproken van het medeplegen daarvan, maakt dat niet anders. Immers, op dat moment was alleen [betrokkene 2] als feitelijk uitvoerder van het delict in beeld en bestond voor de rechtbank in de zaak van [betrokkene 2] (nog) geen aanleiding om rekening te houden met de mogelijke betrokkenheid van anderen op de achtergrond.
Het vuurwapen en de munitie
[verdachte] heeft op de zitting verklaard dat de onder [betrokkene 2] aangetroffen revolver niet van hem is, maar dat [betrokkene 2] hem deze in het verleden heeft getoond, dat hij deze toen heel kort heeft vastgehouden en de munitietrommel heeft bekeken en dat daardoor zijn DNA op de ruwe delen en in de binnenzijde van de loop terecht kunnen zijn gekomen.
De rechtbank volgt deze verklaring niet en acht bewezen dat [verdachte] het onder [betrokkene 2] aangetroffen vuurwapen en de daarin geladen munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[betrokkene 2] heeft consistent verklaard dat [verdachte] hem op 9 februari 2023 met een vuurwapen heeft bedreigd en hem dat vuurwapen heeft meegegeven om de overval te plegen. Op 11 en 13 februari 2023 zou het ook zo zijn gegaan. De verklaring van [betrokkene 2] wordt ondersteund door de camerabeelden van de portiek van [flat] . Hierboven is al beschreven dat op deze beelden te zien is dat [betrokkene 2] op 9 en 13 februari 2023 zonder schoudertas aankomt en het portiek met een schoudertas verlaat. Bij de aanhouding van [betrokkene 2] op 13 februari 2023 wordt in deze schoudertas het geladen vuurwapen aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] tussen 9 en 13 februari 2023 in ieder geval samen met [betrokkene 2] wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over dit geladen vuurwapen, nu dit vuurwapen is gebruikt bij de overvallen waartoe [verdachte] hem de opdracht had gegeven. Of het vuurwapen en de patronen daadwerkelijk aan [verdachte] toebehoorden is daarbij niet relevant.
4.3.3
Criminele uitbuiting
Gelet op de bewezenverklaring voor het medeplegen van de gewapende overvallen door [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , moet de rechtbank vervolgens de vraag beantwoorden of het handelen van [verdachte] onder de hierboven beschreven feiten en omstandigheden kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 2, 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Toetsingskader
Sub 1
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr ziet op het – door middel van een (dwang)middel – werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen of dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
De (dwang)middelen zijn dwang, (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie of het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft. De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
De handelingen omschreven in sub 1 zijn slechts strafbaar als deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen. [98]
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting', is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die deze activiteit voor de betrokkene(n) meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is.
Uitbuiting veronderstelt een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een bepaalde situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren.
Uit jurisprudentie lijkt te volgen dat uitbuiting eerder aan de orde is in het geval van (zeer) kwetsbare slachtoffers, zoals minderjarigen, illegalen, verslaafden en schuldenaren, en als het gaat om het uitvoeren van strafbare activiteiten in plaats van het verrichten van andere arbeid.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de onmiskenbare bedoeling van de dader. Wel moet het opzet gericht zijn op de uitbuiting. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
Sub 2
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr is het equivalent van sub 1, maar dan voor gevallen waarbij het slachtoffer minderjarig is. Het verschil met sub 1 zit hem in het feit dat voor strafbaarheid ten aanzien van minderjarige slachtoffers de in sub 1 genoemde dwangmiddelen niet zijn vereist, tenzij de vervolging plaats heeft op grond van art. 273f lid 1 sub 4 Sr (zie hiervoor onder ‘Sub 4’).
Sub 2 strekt dus ter bescherming van minderjarigen. Bij hen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. De leeftijd van het slachtoffer is geobjectiveerd, opzet of schuld daaromtrent is niet vereist. De wetgever heeft tot uitdrukking willen brengen dat aan de wil van de minderjarige en daarmee de instemming geen betekenis toekomt. Het opzet hoeft enkel gericht te zijn op de uitbuiting. Er bestaat een verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd.
Sub 4
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr stelt het gebruik van iemand in een uitbuitingssituatie strafbaar. Het gaat om de situatie waarbij een ander met een dwangmiddel (dezelfde als genoemd in sub 1) wordt gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, of waarbij onder de in sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling wordt ondernomen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor daartoe beschikbaar stelt. Gedoeld wordt op degenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie van een ander, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd. De gedragingen in sub 4 volgen vaak op de gedragingen in sub 1 en 2, maar ze kunnen elkaar ook overlappen.
In het kader van sub 4 kan worden aangenomen dat in gevallen waarin minderjarigen worden aangezet tot criminele activiteiten per definitie sprake is van het middel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ of ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’, gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen en hun afhankelijke positie ten opzichte van ouders/volwassenen.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, wanneer uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Met dien verstande dat die afweging bij minderjarigen anders kan uitvallen dan bij meerderjarigen.
Sub 6
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, omdat anders onachtzaam handelen onder deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Een dwangmiddel is hier niet nodig.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich samen met [betrokkene 4] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door [betrokkene 2] en [betrokkene 1] uit te buiten in die zin dat [verdachte] en [betrokkene 4] hen telkens hebben gedwongen tot het plegen van strafbare feiten, te weten gewapende overvallen op winkels en tankstations, (artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 4) en daaruit opzettelijk voordeel hebben getrokken (sub 6).
Allereerst stelt de rechtbank vast dat [verdachte] en [betrokkene 4] [betrokkene 2] en [betrokkene 1] telkens voor het plegen van de overvallen hebben geworven en overgebracht, terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt. Zij waren ten tijde van de overvallen immers 15 en 16 jaar oud.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene 4] [betrokkene 2] en [betrokkene 1] telkens door dwang, geweld en/of dreiging met geweld, misleiding, misbruik van de kwetsbare positie en/of door misbruik van de uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, hebben gedwongen en bewogen tot het plegen van de gewapende overvallen. Ook al zijn deze dwangmiddelen voor een bewezenverklaring van sub 1 en sub 2 niet vereist, feitelijk zijn deze door [verdachte] en [betrokkene 4] toegepast, en dat is relevant in verband met een bewezenverklaring van sub 4.
Het plegen van deze overvallen kwalificeert de rechtbank als het verrichten van diensten in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr.
[betrokkene 2]
De 15-jarige [betrokkene 2] heeft, in opdracht, de gewapende overvallen op de Kruidvat op 9 en 11 februari 2023 uitgevoerd en is, onderweg naar de uitvoering van de opdracht tot het plegen van een overval op een telefoonwinkel op 13 februari 2023, aangehouden.
Hiervoor heeft de rechtbank al bewezen geacht dat [verdachte] medepleger was van deze drie feiten en [betrokkene 4] van de twee laatst genoemde feiten.
[betrokkene 2] heeft autisme, is makkelijk te beïnvloeden, wil graag aardig gevonden worden en noemt andere jongens al snel ‘vriend’. [betrokkene 2] woonde ten tijde van de overvallen bij [woongroep] : een woonvoorziening voor moeilijk bereikbare multiculturele jongeren en (jong)volwassenen met een licht verstandelijke beperking, gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en/of delinquent gedrag, die niet passen binnen de kaders van de reguliere geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg. [99] [verdachte] en [betrokkene 4] verbleven bij diezelfde zorginstelling en waren dus op de hoogte van de kwetsbaarheid van de jongeren die daar woonden. Ook zijn [verdachte] en [betrokkene 4] een aantal jaar ouder dan [betrokkene 2] . Zij waren ten tijde van de overvallen 23 jaar en 20 jaar oud en daarmee in een leeftijdscategorie waar jongens van 15/16 jaar – die zich midden in de pubertijd bevinden en kunnen worstelen met het onderzoeken en ontwikkelen van hun eigen identiteit – tegenop kijken en graag bij willen horen. Door [betrokkene 2] onder die omstandigheden te werven en in te zetten voor het plegen van overvallen, hebben [verdachte] en [betrokkene 4] opzettelijk (in ieder geval in voorwaardelijke zin) misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [betrokkene 2] en het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat zij op [betrokkene 2] hadden.
Bovendien is sprake van dwang en (dreiging met) geweld. [verdachte] heeft [betrokkene 2] geduwd, een vuurwapen tegen zijn hoofd gezet en gedreigd dat hij hem zou vermoorden als hij niet opnieuw naar de woning zou komen. Ook heeft hij [betrokkene 2] in zijn gezicht geslagen toen hij aangaf de overval niet te willen plegen. [betrokkene 2] voelde zich hierdoor onder druk gezet, was bang dat hem iets zou overkomen en durfde geen nee meer te zeggen.
Ook heeft [verdachte] [betrokkene 2] misleid door hem voorafgaand aan de overval voor te houden dat hij een deel van de buit zou ontvangen, terwijl achteraf bleek dat [betrokkene 2] de buit moest afstaan aan [verdachte] en [betrokkene 2] niets of bijna niets kreeg.
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van [betrokkene 2] onbetrouwbaar is, verwerpt de rechtbank dat verweer. [betrokkene 2] heeft consistent en onder ede verklaard over waar en wanneer hij door [verdachte] is bedreigd en geslagen. Zijn verklaring wordt ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier.
[betrokkene 1]
De rechtbank wijst erop dat in de telefoon van de 16-jarige [betrokkene 1] een chatgesprek is aangetroffen met [betrokkene 4] over een overval die op de [winkel] op 28 november 2022. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op het station Amsterdam Centraal werd benaderd om een overval te plegen. Hij zou daarvoor € 5000,- krijgen. Deze jongen heeft hem een vuurwapen, een hamer en een gestolen scooter gegeven. Het wapen, de scooter en de buit heeft hij daarna weer aan deze jongen teruggegeven. [betrokkene 1] heeft uiteindelijk geen geld gekregen. Later heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij het wapen en de spullen om de overval te doen van [betrokkene 4] ( [betrokkene 4] ) heeft gekregen, dat hij de buit aan hem heeft afgegeven en dat dit niet in de woning in [wijk] was. [betrokkene 1] is veroordeeld voor het medeplegen van de overval op de [winkel] in en Amsterdam op 28 november 2022.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen bewijs bevat voor de betrokkenheid van [verdachte] bij de werving en/of uitbuiting van [betrokkene 1] voor deze overval en spreekt hem daarom van dat deel van de ten laste gelegde periode vrij.
Dat is anders voor de overval op het tankstation BP op 7 april 2023, die [betrokkene 1] heeft uitgevoerd. [betrokkene 1] was ten tijde van die overval minderjarig. Daarnaast was [betrokkene 1] beïnvloedbaar en onder behandeling bij [behandelcentrum] om weerbaarder te worden. Hoewel het dossier geen bewijs bevat dat [verdachte] en [betrokkene 4] op de hoogte waren van deze bijzonder kwetsbare positie en daarvan bewust misbruik hebben gemaakt, is de rechtbank wel van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene 4] , net als bij [betrokkene 2] , tenminste misbruik hebben gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht gelet op het leeftijdsverschil tussen hen en [betrokkene 1] .
Ook ten aanzien van [betrokkene 1] is sprake van dwang en dreiging met geweld. [betrokkene 4] heeft [betrokkene 1] veelvuldig gebeld, hem bevolen naar de flat op [flat] te komen en gedreigd dat hij [betrokkene 1] zou slaan als hij zich niet bereikbaar hield. [betrokkene 1] werd door [verdachte] , [betrokkene 4] en een derde persoon, onder druk gezet om de overval op het tankstation BP te plegen, ook toen hij aangaf dat deze overval niet kon slagen omdat de kassa bij dat tankstation was afgescheiden met een glazen wand. [verdachte] heeft [betrokkene 1] vervolgens een mes en een tas gegeven en hem gezegd hoe hij de overval moest plegen. Daarnaast oefenden [verdachte] en [betrokkene 4] allebei een sterke mate van controle uit op [betrokkene 1] . Zo onderhield [betrokkene 4] tijdens de overval voortdurend contact met [betrokkene 1] en [verdachte] en bevond [betrokkene 4] zich in de directe omgeving van het tankstation en controleerde hij of [betrokkene 1] de overval wel echt had geprobeerd te plegen. Na de overval werd [betrokkene 1] door een door [betrokkene 4] geregelde snorder bij het tankstation opgehaald en naar de flat op [flat] gebracht waar hij de spullen (zoals het mes en de tas) bij [verdachte] moest inleveren en [betrokkene 4] kort daarna arriveerde.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door het handelen van [verdachte] en [betrokkene 4] voor [betrokkene 2] en [betrokkene 1] telkens een uitbuitingssituatie is ontstaan waaraan zij zich uit angst voor represailles niet konden onttrekken.
Dat [verdachte] geen misbruik kon maken van de kwetsbare positie van [betrokkene 2] , omdat [verdachte] zich vanwege zijn eigen zwakbegaafdheid ook in een kwetsbare positie bevindt, zoals door de verdediging is betoogd, acht de rechtbank niet aannemelijk gezien de doordachte manier waarop de overvallen zijn gepland, met een verzamelplaats waar de overvallers zich vooraf en achteraf verzamelden, de kleding van de overvallers die werd gewisseld en de wapens die werden geleverd. Dit alles ging langere tijd door. Bovendien heeft [verdachte] ook dwangmiddelen die hiervoor zijn genoemd (dreiging en slaan) toegepast om er voor te zorgen dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] de overvallen zouden plegen.
De rechtbank is ook van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene 4] hebben gehandeld met het oogmerk van uitbuiting. Het ging hen immers om het behalen van financieel gewin. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] moesten de buit van de overvallen bij [verdachte] en [betrokkene 4] inleveren en verdiende zelf niets of een heel kleine vergoeding (€ 30,-). Dat staat niet in verhouding tot de risico’s die [betrokkene 2] en [betrokkene 1] liepen om opgepakt te worden, terwijl [verdachte] en [betrokkene 4] buiten beeld van politie en justitie de winst opstreken.
Dat brengt de rechtbank ook tot de conclusie dat [verdachte] en [betrokkene 4] voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zoals bedoeld in sub 6 van artikel 273, eerste lid, Sr.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
In zaak A:
1
op 9 februari 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 505 euro dat aan winkelbedrijf de Kruidvat (filiaal gelegen aan het [locatie 1] ), toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door op korte afstand een vuurwapen op voornoemde [persoon 4] te richten en voor te houden en te tonen en daarbij te zeggen: "Geef mij al het geld";
2
op 11 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 185 euro, toebehorende aan winkelbedrijf de Kruidvat (filiaal gelegen aan het [locatie 1] ), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachtes mededader op korte afstand een vuurwapen op voornoemde [persoon 5] heeft gericht en voorgehouden en getoond en daarbij meermalen tegen voornoemde [persoon 5] heeft gezegd: “Geef mij dat geld”;
3
in de periode van 9 februari 2023 tot en met 13 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van diefstal met geweld of bedreiging met geweld (artikel 312 WvSr) en/of afpersing (artikel 317 WvSr), opzettelijk voorwerpen, een ruimte en een vervoermiddel bestemd tot het in vereniging begaan van genoemde misdrijven, te weten onder meer
- een woning gelegen aan [flat] en,
- een vuurwapen, te weten een gasrevolver en zes patronen en,
- een bigshopper tas,
voorhanden heeft gehad;
4
op 15 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om geld dat aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de [locatie 2] ) toebehoorde weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en [persoon 3] en [persoon 2] en [aangeefster] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, naar voornoemd winkelbedrijf zijn toegegaan en naar de servicebalie en kassa zijn gelopen en op korte afstand voornoemde [persoon 1] en [persoon 3] en [persoon 2] en [aangeefster] messen, hebben getoond en voorgehouden en met voornoemde messen, in de richting van voornoemde [aangeefster] en [persoon 3] hebben gewezen en gezwaaid en steekbewegingen hebben gemaakt en met voornoemde messen, op de servicebalie en kassalade hebben getikt en daarbij hebben gezegd; "geef me het geld, geef me het geld" en "als je wat doet, dan ga je zien wat ik ga doen" en "kom dichterbij, dan ga je zien", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
op 15 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld dat aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de [locatie 2] ), toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 1] en [persoon 3] en [persoon 2] en [aangeefster] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de [locatie 2] ), naar voornoemd winkelbedrijf zijn toegegaan en naar de servicebalie en kassa zijn gelopen en op korte afstand voornoemde [persoon 1] en [persoon 3] en [persoon 2] en [aangeefster] messen, hebben getoond en voorgehouden en met voornoemde messen, in de richting van voornoemde [aangeefster] en [persoon 3] hebben gewezen en gezwaaid en steekbewegingen hebben gemaakt en met voornoemde messen, op de servicebalie en kassalade hebben getikt en daarbij hebben gezegd; "geef me het geld, geef me het geld" en "als je wat doet, dan ga je zien wat ik ga doen" en "kom dichterbij, dan ga je zien", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
op 18 februari 2023 te Huizen, tezamen en in vereniging met anderen, uit tankstation Esso (filiaal gelegen aan de [locatie 3] ) een geldbedrag van 745 euro en een grote hoeveelheid sloffen sigaretten (ter waarde van 4823,30 euro) dat/die aan tankstation Esso toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- op korte afstand twee messen op voornoemde [aangever 1] te richten en te tonen en voor te houden en
- te zeggen; "kassa, kassalade" en "lichten uit" en "deur op slot", en daarbij met voornoemd mes op de kassalade te tikken en
- voornoemde [aangever 1] vast te binden met tie-wraps;
6
op 7 april 2023 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, dat/die aan tankstation BP (filiaal gelegen aan de [locatie 5] ) toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan tankstation BP (filiaal gelegen [locatie 5] ), naar voornoemd winkelbedrijf zijn toegegaan en naar de kassa zijn gelopen en op korte afstand voornoemde [aangever 2] een mes hebben getoond en voorgehouden en daarbij hebben gezegd; geef me die geld, geef me die geld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7
in de periode van 9 februari 2023 tot en met 13 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, te weten een gasrevolver van het merk Record, kaliber 9 mm en munitie van categorie III, te weten 6 patronen van het kaliber 9, voorhanden heeft gehad;
en in zaak B dat verdachte
in de periode 9 februari 2023 tot en met 7 april 2023 te Amsterdam en Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, te weten, [betrokkene 4] , een ander, genaamd [betrokkene 1] geboren op [geboortedatum] en/of [betrokkene 2] geboren op [geboortedatum] , terwijl zij zich in een kwetsbare positie bevonden als bedoeld in artikel 273f, lid 6,
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en geweld en/of door dreiging met geweld, misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft,
- geworven en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , terwijl die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt (lid 1 sub 2),
en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: het plegen van één of meerdere diefstallen met geweld (lid 1 sub 4),
en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] (lid 1 sub 6),
immers hebben verdachte en zijn mededader:
- [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , ertoe gebracht en gedwongen om één of meer gewapende overvallen te plegen, en
- die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] ertoe gebracht en/of gedwongen de daarbij behorende weggenomen geldbedragen vervolgens aan hem en/of zijn mededader af te geven,
- de ouderlijke woning [flat] van [verdachte] gebruikt als uitvalbasis of
toevluchtsoord voor en na de gepleegde overvallen en,
- een vuurwapen verstrekt voor het plegen van overvallen en
- een snorder en een fiets geregeld voor het vervoer van en naar de locatie van een of meer overvallen,
waarbij dat geweld en/of die dreiging met geweld hebben bestaan uit:
- terwijl hij en zijn mededader redelijkerwijs moesten vermoeden, dat die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] kwetsbaar en gemakkelijk te beïnvloeden waren,
- met die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] contact gelegd en
- tegen die [betrokkene 2] gezegd “als je die overval doet, dan krijg je geld van mij, dan ben je een strijder. Als je het niet doet ben je een homo en een pussy en een bitch”, en
- tegen die [betrokkene 1] gezegd dat “hij hem zou slaan als hij niet zou meewerken en dat hij niet als een pussy moest doen”, en
- zich in de omgang met die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] agressief en intimiderend hebben opgesteld en
- bij die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] angst is ingeboezemd en
- die [betrokkene 2] in zijn gezicht is geslagen nadat [betrokkene 2] in eerste instantie had geweigerd een overval te plegen en
- door welke feiten en omstandigheden voor die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] een situatie is ontstaan waaraan zij zich niet hebben kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders hebben kunnen bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor de door de haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor de verschillende feiten, het strafblad van [verdachte] en zijn leeftijd.
Gelet op de nog ongespecificeerde persoonlijkheidsproblematiek van [verdachte] , het gebrek aan inzicht in zijn beweegredenen voor de gepleegde feiten het daarmee gepaard gaande hoge recidiverisico, acht de officier van justitie het daarnaast noodzakelijk dat na afloop van de gevangenisstraf gedurende een langere periode toezicht kan worden uitgeoefend dan een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling kan bieden en vordert daarom dat ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (GVM) zoals bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank in geval van bewezenverklaring verzocht in de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij zwakbegaafd en beperkt weerbaar is. [verdachte] is bereid mee te werken aan alle bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder een opname in de forensisch psychiatrische kliniek.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vijf gewapende winkelovervallen, een voorbereiding van een gewapende overval, het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en het medeplegen criminele uitbuiting van twee minderjarige kwetsbare jongens. Dat zijn zeer ernstige feiten. [verdachte] heeft in het geheel een sturende en faciliterende rol vervuld, waarbij hij en zijn mededader 15/16-jarige jongens met een ontwikkelingsachterstand en/of persoonlijkheidsproblematiek onder bedreiging van een vuurwapen en/of met fysiek en verbaal geweld hebben gedwongen tot het plegen van gewapende overvallen. [verdachte] en zijn mededader streken de buit op, terwijl de jongens die de gewapende overvallen uitvoerden, onder wie de eerder genoemde uitgebuite jongens, alle risico’s liepen. Zij hebben hun eigen financiële gewin vooropgesteld en daarbij geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen voor anderen. Zowel de uitgebuite jongens die de overvallen uitvoerden, als de medewerkers van de overvallen winkels, zijn hierdoor emotioneel beschadigd. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen en dat hij zijn betrokkenheid bij deze feiten heeft geprobeerd te bagatelliseren door zichzelf als slachtoffer van onbekend gebleven opdrachtgevers te presenteren. Bovendien is één van de uitgebuite jongens geworven binnen een begeleide woongroep; wat voor dit soort kwetsbare jongeren een veilige woonomgeving zou moeten zijn. Van deze veilige omgeving hebben [verdachte] en zijn mededader misbruik gemaakt. Dat rekent de rechtbank hen zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 1 januari 2024. Hieruit blijkt dat [verdachte] op 14 september 2021 en op 30 mei 2023 onherroepelijk is veroordeeld tot (deels) voorwaardelijke jeugddetenties en een forse werkstraf voor het plegen van gewapende overvallen. Het is dus niet de eerste keer dat [verdachte] voor gewapende overvallen in aanraking komt met politie en justitie. Ook dat weegt de rechtbank in zijn nadeel mee bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het NIFP-rapport van het psychologisch onderzoek naar de persoon van verdachte, uitgevoerd door drs. W. Groen, GZ-psycholoog, van 23 augustus 2023. Hieruit volgt dat [verdachte] een IQ heeft van 75, functioneert op een zwakbegaafd intelligentieniveau en dat zijn copingsvaardigheden en emotieregulatie-mechanismen gebrekkig zijn ontwikkeld. Ook worden een aantal antisociale trekken in zijn persoonlijkheid gezien. Hoewel het mentaliserend vermogen – het begrijpen en hanteren van gedachten en gevoelens van zichzelf en anderen – enigszins beperkt is, is [verdachte] daartoe tot op zeker niveau wel in staat. De psycholoog kan niet beoordelen of de zwakbegaafdheid heeft doorgewerkt in de gedragskeuzes en gedragingen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten en kan dus ook geen gegrond advies geven over de mate van toerekenbaarheid en de inschatting van de risico’s. In geval van bewezenverklaring wordt geadviseerd aan [verdachte] een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder het verblijf in een begeleide woonvorm met een strak toezichtskader en een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. De psycholoog acht het van belang dat [verdachte] ingebed raakt in de maatschappij en dat een uitgebreide delictsanalyse plaatsvindt van waaruit een passende behandeling kan worden gestart.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van [naam 1] van 19 september 2023 en 16 januari 2024. De reclassering signaleert in geval van bewezenverklaring van de feiten bij [verdachte] een pro-criminele houding. [verdachte] kampt sinds zijn jeugd met ontwikkelingsproblemen en functioneert op zwakbegaafd intelligentieniveau. Hij woonde op een woongroep bij [woongroep] waar hij 24 uur per dag begeleiding ontving en werd behandeld met het oog op het versterken van zijn weerbaarheid en zelfredzaamheid. Zijn behandelaar heeft tegenover de reclassering aangegeven dat [verdachte] openstaat voor hulpverlening en zorg, maar dat hij zich in de praktijk zorgmijdend gedraagt, moeite heeft met het nakomen van zijn afspraken en niet altijd eerlijk is. De behandelaar is bang dat hij in dezelfde patronen terugvalt als hij opnieuw bij [woongroep] wordt geplaatst. De reclassering ziet mogelijk delictgerelateerde risicofactoren in het psychosociaal functioneren van [verdachte] , zijn sociale netwerk, financiën en houding. Het risico op recidive wordt gemiddeld tot hoog ingeschat. Ook het risico op onttrekking aan voorwaarden schat de reclassering hoog in. De reclassering acht de geadviseerde maatregelen door de psycholoog onvoldoende om het recidivegevaar te kunnen beperken. De reclassering adviseert dan ook een behandeling in een klinische setting voor de duur van maximaal een jaar als onderdeel van de bijzondere voorwaarden.
Op de zitting is [naam 1] als getuige-deskundige gehoord en heeft hij naar voren gebracht dat de behandeling in een forensische kliniek kan worden gericht op problemen op verschillende leefgebieden en dat zo wordt gewerkt aan een verantwoorde terugkeer van [verdachte] in de maatschappij. [verdachte] kan met ingang van 28 februari 2024 worden opgenomen in FPA [locatie 4] . Als hem een gevangenisstraf voor langere duur wordt opgelegd, zal aan het einde van die gevangenisstraf een overbruggingsplek worden geregeld tot er voor hem opnieuw een plaats in een forensische kliniek beschikbaar is.
Straf
Bij de straftoemetingsbeslissing houdt de rechtbank allereerst rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De landelijke oriëntatiepunten (LOVS) hanteren bij een gewapende overval op een winkel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen als uitgangspunt. Voor criminele uitbuiting zijn er geen oriëntatiepunten, maar worden in soortgelijke zaken ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, namelijk in opdracht van [verdachte] en zijn mededader, door minderjarige kwetsbare jongens, acht de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf.
Bij het bepalen van de duur van deze straf houdt de rechtbank ook rekening met de samenloopregeling van artikel 57 Sr.
De rechtbank ziet op dit moment geen toegevoegde waarde in een voorwaardelijk strafdeel. In de eerste plaats heeft een eerder opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf [verdachte] er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Daarnaast is voor de rechtbank uit de adviezen van de reclassering en de psycholoog onvoldoende duidelijk geworden welke bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijke straf zouden moeten worden verbonden om het recidiverisico daadwerkelijk in te perken op de lange termijn. Omdat de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden acht, kan op dit moment ook nog niet worden gezegd welke voorwaarden op het moment van vrijlating nodig zijn om het recidiverisico te beperken. Gelet op de langdurige gevangenisstraf die de rechtbank aan [verdachte] zal opleggen, biedt het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling te zijner tijd meer mogelijkheden om een succesvolle re-integratie van verdachte te bewerkstelligen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat de rechtbank [verdachte] vrijspreekt van een deel van de ten laste gelegde periode in zaak B, in combinatie met alle hiervoor genoemde omstandigheden en zijn leeftijd aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles overwegend veroordeelt de rechtbank [verdachte] voor de bewezenverklaarde feiten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de [verdachte] voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een GVM, omdat onvoldoende is gebleken dat de risico’s voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen niet binnen de mogelijkheden van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling gecontroleerd kunnen worden. Een reclasseringsadvies daartoe, als bedoeld in het tweede lid van artikel 38z, is ook niet overgelegd. De vordering wordt daarom afgewezen.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 4] (zaak A onder 1)
De benadeelde partij [persoon 4] (voorheen [persoon 4] ) vordert € 15.873,- aan vergoeding van (toekomstige) materiële schade en € 3.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De schadevergoedingsvordering van de benadeelde partij is in de zaak van [betrokkene 2] toegewezen tot een bedrag van € 2.567,68, bestaande uit € 2.500,- voor de vergoeding van de immateriële schade en € 67,68 voor de vergoeding van de kosten van het opvragen van de medische stukken bij de huisarts.
De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. Öz, heeft op de zitting aangegeven dat gelet op de uitspraak in de zaak van [betrokkene 2] , in deze zaak alleen nog de kosten voor de bril (€ 373,-), de toekomstige geschatte materiële schade (€ 15.000,-) en de resterende vergoeding voor de immateriële schade (€ 3.500,-) worden gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de kosten voor de bril en de resterende gevorderde immateriële schadevergoeding moeten worden toewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat verdachte en medeverdachten hoofdelijk aan deze betalingsverplichting zijn verbonden.
Het standpunt van de verdediging
Nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit, heeft de verdediging primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd, gelet op het ontbreken van de onderbouwing voor het causaal verband tussen de kosten voor de bril en het bewezenverklaarde feit. Ook is de toekomstige materiële schade onvoldoende concreet en is de gevorderde immateriële schadevergoeding niet proportioneel.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van zaak A onder 1, zodat de benadeelde partij niet op voorhand niet ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Materiële schade
De vordering tot vergoeding van de materiële schade is betwist. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde toekomstige schade niet voor toewijzing vatbaar is, omdat deze schade op dit moment nog onvoldoende zeker en concreet is. Ook het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit, het wazige zicht en de daarvoor aangeschafte bril is onvoldoende onderbouwd. Om die reden zullen beide kostenposten niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Ook de vordering tot vergoeding van de immateriële schade is betwist. De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-. De rechtbank stelt vast dat dit bedrag al is toegewezen in de strafzaak van [betrokkene 2] en dat de benadeelde partij om die reden geen belang meer heeft bij de vordering in onderhavige strafzaak.
Daarom verklaart de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
9.2
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2] (zaak A onder 4)
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De schadevergoedingsvordering van de benadeelde partij is in de zaak van medeverdachte [betrokkene 3] beoordeeld. De rechtbank heeft de schade toen geschat op € 1.500,- en gelet op de bewezenverklaring van het medeplegen [betrokkene 3] verplicht tot betaling van de helft daarvan, te weten € 750,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering tot de vergoeding van immateriële schade, gelet op het reeds in de zaak van medeverdachte [betrokkene 3] toegewezen bedrag, moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1.750,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat verdachte en medeverdachten hoofdelijk aan deze betalingsverplichting zijn verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) bepleit dat het gevorderde bedrag aan vergoeding van de immateriële schade moet worden gematigd, omdat niet is gebleken dat de € 2.500,- die door het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan benadeelde partij is uitgekeerd gelijk staat aan het bedrag tot dat in vergelijkbare strafzaken als vergoeding van de schade wordt toegewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.500,-. De rechtbank stelt vast dat in de strafzaak van [betrokkene 3] dit bedrag voor de helft is toegewezen (onder hoofdelijkheid). Om die reden zal de rechtbank [verdachte] slechts verplichten tot vergoeding van de andere helft van dit bedrag, te weten € 750,- (zevenhonderdvijftig euro). Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade op 15 februari 2023 tot het moment van algehele voldoening.
De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank heeft bewezen geacht dat [verdachte] dit feit in vereniging met anderen heeft gepleegd en zal verdachte en zijn mededader ( [betrokkene 4] ) daarom hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schade van de benadeelde partij. Dit houdt in dat [verdachte] en [betrokkene 4] kunnen worden aangesproken voor de betaling van het toegewezen schadebedrag (€ 750,-), maar dat dit bedrag slechts eenmaal aan de benadeelde partij vergoed dient te worden.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, legt de rechtbank de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel op. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2023 tot het moment van algehele voldoening.
Bij gebrek aan de mogelijkheid van (volledig) verhaal bepaalt de rechtbank de duur van de op grond van artikel 6:4:20 Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op 15 dagen.
9.3
Ten aanzien van de benadeelde partij tankstation ESSO (zaak A onder 5)
De benadeelde partij Esso vordert € 4.454,94 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De gevorderde schade bestaat uit het weggenomen contante geldbedrag en de inkoopkosten van de weggenomen sigaretten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering tot de vergoeding van de geleden materiële schade in zijn geheel moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat verdachte en medeverdachten hoofdelijk aan deze betalingsverplichting zijn verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat het gevorderde bedrag gelijk staat aan de waarde van de goederen die zouden zijn weggenomen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De verdediging heeft de vordering onvoldoende concreet betwist. Er bestaat voor de rechtbank geen aanleiding aan de totale waarde van de weggenomen sigaretten te twijfelen. Een uitdraai van de hoeveelheid weggenomen sigaretten en de bijbehorende inkoopprijs is direct bij de aangifte overgelegd en komt de rechtbank niet onredelijk over.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 4.454,94, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade op 18 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] het strafbare feit in vereniging met anderen heeft gepleegd en zal hem en zijn mededaders daarom hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schade van de benadeelde partij. Dit houdt in dat [verdachte] en zijn mededaders kunnen worden aangesproken voor de betaling van het toegewezen schadebedrag (€ 4.454,94), maar dat dit bedrag slechts eenmaal aan de benadeelde partij vergoed dient te worden.
Geen schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij betreft een tankstation dat volgens het Uittreksel van de Kamer van Koophandel onderdeel is van een groter concern dat meerdere grote commerciële bedrijven met meerdere vestigingen onder zich heeft. Anders dan individuele burgers heeft dit bedrijf geen extra waarborg van de overheid nodig om de toegewezen schadevergoeding op de verdachten te verhalen.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf

Bij de stukken bevindt zich de op 16 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 16/046719-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 14 september 2021 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, waarbij [verdachte] is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vijf maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan [verdachte] per post is toegezonden.
Gebleken is dat [verdachte] zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. De rechtbank acht het gezien de leeftijd van [verdachte] en de gebleken criminele uitbuiting van minderjarigen ongewenst dat de tenuitvoerlegging in een jeugdinrichting plaats zal vinden. De rechtbank zal de jeugddetentie dan ook omzetten in een gevangenisstraf van vijf maanden.

11.Beslag

Onder [verdachte] zijn de volgende voorwerpen en het volgende gelbedrag in beslag genomen:
  • 1 STK Huls (Omschrijving: PL1300-2023035213-6344272);
  • 1 STK Telefoon (Omschrijving: PL1300-2023035213-6304870, Apple iPhone);
  • 1 STK Telefoon (Omschrijving: PL1300-2023035213-6304773, Apple iPhone);
  • 150 EURO (Omschrijving: PL1300-2023035213-6304782)
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de huls (6344272) die is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, niet kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en het ook niet van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Om die reden kan dit voorwerp niet worden onttrokken aan het verkeer. Nu de eigenaar van de huls onbekend is, zal het bewaard moeten worden ten behoeve van de rechthebbende.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen telefoons (6304870 en 6304773) en het geldbedrag (6304782) behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die telefoons het bewezen geachte is begaan en/of voorbereid, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Dat geldt ook voor het geldbedrag, omdat de rechtbank van oordeel is dat [verdachte] dit geldbedrag door middel van de strafbare feiten heeft verkregen. De rechtbank heeft meerdere overvallen bewezen verklaard waarin geld is buitgemaakt en gaat er daarom vanuit dat het inbeslaggenomen geld een deel van die buit is.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 46, 47, 56, 57, 63, 273f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A onder 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 2:
afpersing, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 3:
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of afpersing.
Ten aanzien van zaak A onder 4:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en/of
poging tot afpersing, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van zaak A onder 5:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 6:
poging tot afpersing, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 7:
eendaadse samenloop van medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van zaak B:
mensenhandel, terwijl de personen ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid, onder 2, 4 en 6 omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van
6 (zes) jaar.
Beveelt dat de tijd die [verdachte] voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de officier van justitie tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel af.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 4] (zaak A onder 1):
Verklaart de benadeelde partij [persoon 4] niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de vergoeding van de (toekomstige) materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 4] niet-ontvankelijk ten aanzien van de vergoeding van immateriële schade ter hoogte van een bedrag van € 2.500,-.
Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en [verdachte] ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2] (zaak A onder 4):
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] toe tot een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] , behalve voor zover deze vordering al door of namens medeverdachte(n) is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens medeverdachte(n) is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of door een medeverdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij Esso (zaak A onder 5):
Wijst de vordering van de benadeelde partij Esso toe tot een bedrag van € 4.454,94 (vierduizendvierhonderdvierenvijftig euro en vierennegentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Esso, behalve voor zover deze vordering al door of namens medeverdachte(n) is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 14 september 2021, namelijk jeugddetentie voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Gelast dat de jeugddetentie wordt omgezet in gevangenisstraf voor duur van 5 (vijf) maanden.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen:
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Huls (Omschrijving: PL1300-2023035213-6344272).
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Telefoon (Omschrijving: PL1300-2023035213-6304870, Apple iPhone);
  • 1 STK Telefoon (Omschrijving: PL1300-2023035213-6304773, Apple iPhone);
  • 150 EURO (Omschrijving: PL1300-2023035213-6304782).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. D. Bode en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2024.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023031776-4 van 9 februari 2023, pagina Z 8-11, zaaksdossier CIOBA (hierna: ZD CIOBA ).
3.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023031776 van 9 februari 2023, pagina Z 16, ZD CIOBA .
4.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023031776-4 van 9 februari 2023, pagina Z 9, ZD CIOBA .
5.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023031776 van 9 februari 2023, pagina Z 14-16, ZD CIOBA .
6.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 6 maart 2023, pagina Z 359, ZD CIOBA .
7.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023033701-13 van 11 februari 2023, pagina Z 53-55, ZD CIOBA .
8.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023033701-12 van 12 februari 2023, pagina Z 62-66, ZD CIOBA .
9.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023033701-12 van 12 februari 2023, pagina Z 62-67, ZD CIOBA .
10.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023033701-13 van 11 februari 2023, pagina Z 54, ZD CIOBA .
11.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 6 maart 2023, pagina Z 359, ZD CIOBA .
12.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023035213-9 van 13 februari 2023, pagina Z 74, ZD CIOBA .
13.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023035213-8 van 13 februari 2023, p. Z 77-78, ZD CIOBA .
14.Een proces-verbaal wapenonderzoek, met nummer PL1300-202335213 van 14 februari 2023, p. Z 82-83, ZD CIOBA .
15.Een proces-verbaal vooronderzoek lab, met nummerPL1300-2023035213-29 van 20 februari 2023, pagina Z 515-516, ZD CIOBA .
16.Een geschrift, inhoudende een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van het TMFI, van 6 maart 2023, pagina Z 512, ZD CIOBA .
17.Een geschrift, inhoudende een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van het TMFI, van 6 maart 2023, pagina Z 513, ZD CIOBA .
18.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, met nummer 2023035213 van 15 februari 2023, pagina P 36-46, persoonsdossier [betrokkene 2] ;
19.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] door de rechter-commissaris in strafzaken van 24 januari 2024 (
20.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] , met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, p. Z 475, ZD CIOBA .
21.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, met nummer 2023035212 van 22 mei 2023, pagina P 10, persoonsdossier [verdachte] .
22.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 28 februari 2023, pagina Z 294-301, ZD CIOBA ; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 1 maart 2023, pagina Z 314-317, ZD CIOBA ; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 1 maart 2023, pagina Z 334-339, ZD CIOBA .
23.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 7 maart 2023, pagina Z 374-383, ZD CIOBA .
24.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, pagina Z 479, ZD CIOBA .
25.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina Z 304-306, ZD CIOBA ; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 321, ZD CIOBA ; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 352-356, ZD CIOBA .
26.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina Z 307, ZD CIOBA ; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 355, ZD CIOBA .
27.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 322-323, ZD CIOBA .
28.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 17691695 van 11 mei 2023, pagina Z 539-541, ZD CIOBA .
29.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961, pagina Z 362-373 van 8 maart 2023, ZD CIOBA .
30.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 328-330, ZD CIOBA .
31.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 332-333, ZD CIOBA .
32.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 357, ZD CIOBA .
33.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 358, ZD CIOBA .
34.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, pagina Z 476, ZD CIOBA .
35.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 27 juli 2023, pagina Z 694-695, ZD CIOBA .
36.De verklaring van [verdachte] , afgelegd op de zitting van 7 februari 2024.
37.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina Z 691, ZD CIOBA .
38.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina Z 692, ZD CIOBA .
39.
40.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 9 maart 2023, pagina Z 527, ZD CIOBA .
41.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 9 maart 2023, pagina Z 527, ZD CIOBA .
42.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3507.
43.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-7 van 15 februari 2023, pagina A1 15-16, zaaksdossier MOBULA (hierna: ZD MOBULA ).
44.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961 van 16 februari 2023, pagina A1 39-40, ZD MOBULA .
45.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-9 van 15 februari 2023, pagina A1 19, ZD MOBULA .
46.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2023036961-7 van 15 februari 2023, pagina A1 16; Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-9 van 15 februari 2023, pagina A1 20, ZD MOBULA ; Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-11 van 15 februari 2023, pagina A1 29, ZD MOBULA .
47.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961 van 16 februari 2023, pagina A1 41, ZD MOBULA .
48.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-10 van 15 februari 2023, pagina A1 22, ZD MOBULA ;.
49.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-7 van 15 februari 2023, pagina A1 16, ZD MOBULA .
50.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-11 van 15 februari 2023, pagina A1 29, ZD MOBULA .
51.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961 van 16 februari 2023, pagina A1 43-44, ZD MOBULA
52.Een proces-verbaal van aanhouding verdachte, met nummer 2023036961-3 van 15 februari 2023, pagina B1 5, persoonsdossier [betrokkene 3] .
53.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, pagina A1 391, ZD MOUBLA .
54.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 15 februari 2023, pagina Z 181-188, ZD CIOBA .
55.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina A1 388-389 ZD MOBULA .
56.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 7 maart 2023, pagina A1 219-221, ZD MOBULA .
57.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 17691695 van 11 mei 2023, pagina Z 539-540, ZD CIOBA .
58.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina A1 184-188, ZD MOBULA .
59.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina A1 199, ZD MOBULA .
60.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6641.
61.Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte met nummer 2023036961-13 van 15 februari 2023, pagina B1 17-18 en 20, persoonsdossier [betrokkene 3] .
62.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] door de rechter-commissaris in strafzaken van 5 februari 2024.
63.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] met nummer 2023036961 van 8 maart 2023, pagina 42-43, persoonsdossier [betrokkene 5]
64.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2023051585 van 18 februari 2023, pagina Z 25, ZD 14POMP23.
65.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023051585 van 21 februari 2023, pagina Z 33-36 en 38, ZD 14POMP23.
66.Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-202351585-5 van 19 februari 2023, pagina Z 25, ZD 14POMP23.
67.Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-202351585-5 van 19 februari 2023, pagina Z 26, ZD 14POMP23.
68.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023051585 van 21 februari 2023, pagina Z 41-42, ZD 14POMP23.
69.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 april 2023, pagina Z 88, ZD 14POMP23.
70.Een proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [locatie 3] Huizen) met nummer PL0900-2023051585-8 van 19 februari 2023, pagina Z 12-13, ZD 14POMP23.
71.Een geschrift, zijnde een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval in Huizen op 18 februari 2023, van 13 april 2023, pagina Z 98, ZD 14POMP23.
72.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023051585 van 5 april 2023, pagina Z 52, ZD 14POMP23; Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 23 maart 2023, pagina Z 64-67, ZD 14POMP23.
73.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2023 (niet gepubliceerd, parketnummer 13/065382-23).
74.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 29 maart 2023, pagina Z 84, ZD 14POMP23.
75.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 17 mei 2023, pagina Z 174-177, ZD 14POMP23.
76.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 23 maart 2023, pagina 74-76, ZD 14POMP23.
77.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 23 maart 2023, pagina 80, ZD 14POMP23.
78.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, pagina Z 261, ZD 14POMP.
79.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, pagina Z 264-265, ZD 14POMP.
80.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina A1 396, ZD MOBULA .
81.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, ZD MOBULA , pagina A1 398-399.
82.Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023087138-5 van 25 april 2023, pagina Z 19-20, zaaksdossier Overval BP (hierna: ZD Overval BP).
83.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 20 april 2023. pagina Z 2, ZD Overval BP.
84.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 18 april 2023, pagina Z 16-17, ZD Overval BP.
85.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 20 april 2023. pagina Z 2-3, ZD Overval BP.
86.Idem, pagina Z 4.
87.Idem, pagina Z 4.
88.Idem pagina Z 5.
89.Idem, pagina Z 32.
90.Idem, pagina Z 33.
91.Idem, pagina Z 34.
92.Een proces-verbaal van aanhouding verdachte met nummer PL1300-2023087138-8 van 22 mei 2023, pagina P 1, Persoonsdossier [betrokkene 1] .
93.Een proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikelen 59a en 63 Wetboek van Strafvordering, jeugdstrafrecht) van 24 mei 2023.
94.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2023036961 van 30 juli 2023, pagina P 52, Persoonsdossier [betrokkene 1] .
95.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8304.
96.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] door de rechter-commissaris in strafzaken van 5 februari 2024.
97.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 10 juli 2023, pagina 684, ZD CIOBA ; een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina 689, ZD CIOBA ; een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina 691, ZD CIOBA ; een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina 389, ZD MOBULA ; een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 24 juli 2023, pagina 390, ZD MOBULA .
98.
99.Zie: het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, pagina Z 482, ZD CIOBA .