ECLI:NL:RBAMS:2023:6641

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
13.046803.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; gewapende overval op supermarkt en winkel met intensieve behandeling en jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee gewapende overvallen. De eerste overval vond plaats op 15 februari 2023 bij een supermarkt in Amsterdam, waar de verdachte samen met een mededader onder bedreiging van messen geld en goederen heeft geprobeerd te stelen. De verdachte werd kort na de poging tot overval aangehouden. De tweede overval vond plaats op 9 december 2022 bij een andere winkel, waarbij de verdachte onder bedreiging van een vuurwapen geld en mobiele telefoons heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing en diefstal met geweld, beide gepleegd in vereniging met anderen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, met een bijkomende maatregel van Gedragsbeïnvloedende Maatregelen (GBM) voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van intensieve behandeling voor de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €750,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot hoofdelijkheid afgewezen, gezien de omstandigheden van de zaak en het contactverbod tussen de medeverdachten.

De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte in een gesloten kader moet worden behandeld om recidive te voorkomen en dat de behandeling moet plaatsvinden in een omgeving die hem helpt om zijn gedrag te verbeteren. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan een avondklok en andere voorwaarden die zijn gesteld door de jeugdreclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.046803.23
Parketnummer vordering tul: 15.144006.22
Datum uitspraak: 10 augustus 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008,
ingeschreven op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H. Buijsman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.M. Steller, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [medewerkster Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [medewerkster JBRA] , namens Jeugdbescherming [locatie 1] (hierna: [Jeugdbescherming] ), de heer [medewerker jeugdzorg] , namens [jeugdzorg] (hierna: [afkorting jeugdzorg] ) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.
Als benadeelde partij is ter zitting verschenen mevrouw [benadeelde partij 1] , bijgestaan door mr. L.D. Weerkamp, advocaat te Amsterdam.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 15 februari 2023 te Amsterdam poging diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van geld en/of goederen toebehorende aan de [supermarkt]
en/of
op 15 februari 2023 te Amsterdam poging afpersing in vereniging van geld en/of goederen toebehorende aan de [supermarkt] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 9 december 2022 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van geld en/of goederen toebehorende aan [winkel] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde poging afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Op 15 februari 2023 heeft er een poging overval plaatsgevonden bij de [supermarkt] aan de [winkelcentrum] . Twee personen hebben hierbij onder bedreiging van messen geld en/of goederen proberen weg te nemen. Verdachte is kort na de poging overval aangehouden in de omgeving, nadat bleek dat hij aan het signalement van één van de twee overvallers voldeed. Verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander heeft geprobeerd de [supermarkt] te overvallen en ook uit zijn enkelbandgegevens blijkt dat verdachte ten tijde van de poging overval uitpeilde op de [winkelcentrum] .
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde poging afpersing in vereniging.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Het onderzoek naar de poging overval op de [supermarkt] op 15 februari 2023 is deel geweest van een groter onderzoek naar meerdere overvallen. Zo is ook de overval op de [winkel] op [locatie 2] op 9 december 2022 naar voren gekomen in dit onderzoek. Bij deze overval zijn de medewerkers onder bedreiging van een vuurwapen beroofd van onder andere geld en meerdere telefoons.
Op de camerabeelden is verdachte door een verbalisant herkend als de overvaller met het vuurwapen en uit de enkelbandgegevens van verdachte blijkt dat verdachte op het moment van de overval uitpeilt op [locatie 2] waarbij uit de enkelbandgegevens verder blijkt dat de enkelband van verdachte exact de route van de vluchtscooter volgt.
Ter zitting heeft verdachte bekend dat hij samen met een ander de overval op de [winkel] heeft gepleegd en dat hij degene was die de medewerkers heeft bedreigd met een vuurwapen.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 15 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, die aan winkelbedrijf [supermarkt] , filiaal gelegen aan de [locatie 3] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan winkelbedrijf [supermarkt] , filiaal gelegen aan de [locatie 3] , naar voornoemd winkelbedrijf zijn toegegaan en vervolgens naar de aldaar gelegen servicebalie en kassa zijn gelopen en vervolgens op korte afstand voornoemde [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] messen hebben getoond en voorgehouden en vervolgens met voornoemde messen in de richting van voornoemde [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 3] hebben gewezen en steekbewegingen hebben gemaakt en vervolgens met voornoemde messen op de servicebalie en kassalade hebben getikt en vervolgens daarbij hebben gezegd; "geef me het geld, geef me het geld" en "als je wat doet, dan ga je zien wat ik ga doen" en "kom dichterbij, dan ga je zien", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 9 december 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, uit een winkelbedrijf [winkel] , filiaal gelegen aan [locatie 4] , een geldbedrag van 2655 euro en 28 mobiele telefoons en 5 smartwatches en een koptelefoon, merk JBL, en meer simkaarten, merk Lebara, en een pak sigaretten, merk Marlboro, die aan winkelbedrijf [winkel] en [benadeelde partij 5] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
-op korte afstand een vuurwapen op voornoemde [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 5] te richten en vervolgens daarbij te zeggen; "overval, overval" en "dit is een overval" en "open de kassa" en "ga op de grond liggen"
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 96 dagen, met aftrek van voorarrest.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM) op te leggen voor de duur van twaalf maanden, met een vervangende jeugddetentie van 9 maanden. De GBM dient te bestaan uit de voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening, met uitzondering van de urinecontroles, en daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaarden bij de GBM dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsman van verdachteheeft verzocht de vervangende jeugddetentie bij de GBM te beperken tot 3 maanden. Tevens heeft hij verzocht de voorwaarde van urinecontroles niet op te leggen en de avondklok in het weekend uit te breiden. Voor het overige heeft de raadsman van verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkelovervallen, waarbij de medewerkers respectievelijk zijn bedreigd met messen en een vuurwapen. Op deze bijzonder ernstige feiten dient in beginsel te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke jeugddetentie, ook omdat slachtoffers van dergelijke overvallen vaak langdurig psychische klachten ondervinden van wat hen is overkomen. Ook dragen gewapende overvallen er aan bij dat mensen zich minder veilig voelen op straat en als ze in een winkel werken. Dit blijkt ook uit de ingediende vordering benadeelde partij.
Daarnaast lijkt de rechtbank uit het dossier, waaronder de tapgesprekken en het OVC-gesprek, op te maken dat verdachte voortdurend bezig was met het plannen van overvallen en diep in die wereld leek te zitten. Dit baart de rechtbank zorgen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 mei 2023 waaruit blijkt dat verdachte op 31 januari 2023 door de meervoudige kamer van de rechtbank te Noord-Holland is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf voor meerdere strafbare feiten, waaronder een winkeloverval.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 2 augustus 2023;
  • rapport van [Jeugdbescherming] opgemaakt op 4 augustus 2023;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door drs. M.E. Bredero-Onderis, GZ-psycholoog, op 31 mei 2023.
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Bij verdachte is sprake een zwakbegaafd tot beneden gemiddeld intelligentieniveau. Er is verder sprake van een weinig positief zelfbeeld en weinig eigen identiteit. De opvoeding en de vroege jeugd zijn problematisch verlopen. . Er kan diagnostisch gezien gesproken worden van een normoverschrijdend-gedragsstoornis met begin in de adolescentie met beperkte prosociale emoties. Tevens wordt een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling gezien met antisociale trekken. Tenslotte kan er gezien de verschillende moeizame relaties met beide ouders gesproken worden van een ouder-kindrelatieprobleem.
Er kan op basis van bovenstaande gesproken worden van een verminderde handelingsvrijheid, waardoor ondergetekende adviseert om verdachte het eerste ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen. Doordat het tweede feit niet besproken kon worden, is het niet mogelijk geweest een delictscenario uit te werken om een verband te kunnen leggen tussen de diagnose bij verdachte en het tweede ten laste gelegde feit. Ondanks dat er geen directe verbanden gelegd kunnen worden, adviseert ondergetekende om verdachte ook het tweede ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive wordt, zonder interventie, al met al als hoog ingeschat. Om de kans op recidive te verkleinen en voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is het van belang dat behandeling ingezet wordt gericht op het vergroten van het
mentaliserend vermogen en gewetensontwikkeling, de identiteitsontwikkeling en zelfwaardering, probleeminzicht en realistisch toekomstperspectief. Gezien de neiging van verdachte zich te onttrekken aan toezicht en behandeling, is het geïndiceerd de behandeling in eerste instantie te starten binnen een meer gesloten kader, zoals een civielrechtelijke plaatsing binnen een instelling als [kliniek] , kliniek voor orthopsychiatrie van de GGZE (middels de OTS).
Ter zitting heeft
de Raadnaar voren gebracht dat zij zich al langere tijd zorgen maken over verdachte. Het is goed dat verdachte vandaag zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en de feiten heeft bekend. Sinds het verblijf van verdachte bij [afkorting jeugdzorg] in Marokko worden er mogelijkheden gezien voor behandeling. Bij de GBM is er ook de mogelijkheid een time-out in te zetten als verdachte zich niet houdt aan de voorwaarden. Daarnaast dient de vervangende jeugddetentie als een stok achter de deur. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is overwogen, maar is nu nog niet aan de orde. Verdachte moet de kans krijgen om zich te bewijzen. Tijdens zijn verblijf in Marokko wordt hij klaargestoomd voor zijn terugkeer naar Nederland.
De voorwaarde van urinecontroles is niet langer aan de orde.
[Jeugdbescherming]heeft zich ter zitting aangesloten bij de Raad. Verdachte moet stap voor stap laten zien dat hij de vrijheden aan kan. Er is een stijgende lijn te zien, maar verdachte heeft nog steeds moeite om zich aan de afspraken te houden. Zo zou hij in Marokko vermoedelijk een mobiele telefoon hebben. Hij zoekt de grenzen op.
[Jeugdbescherming] ziet geen reden om de avondklok in het weekend uit te breiden. Echter zou dit op termijn incidenteel wel mogelijk zijn, na overleg met [Jeugdbescherming] .
De begeleider van
[afkorting jeugdzorg]heeft ter zitting verklaard dat verdachte in Marokko drie keer per week, twaalf weken lang, weerbaarheidstraining krijgt om zich voor te bereiden op zijn terugkeer naar Nederland.
De moeder van verdachteheeft verklaard dat zij al jaren om hulp heeft geroepen. Verdachte heeft nu een groep hulpverleners om hem heen die hem willen helpen, maar de sleutel ligt bij hemzelf.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De bewezen verklaarde feiten zijn ernstig genoeg om verdachte met een langdurige onvoorwaardelijke jeugddetentie te bestraffen.
De rechtbank neemt in haar beslissing mee dat verdachte gedurende langere tijd in jeugddetentie heeft verbleven en vervolgens is geschorst en bij [afkorting jeugdzorg] in Marokko is geplaatst. Tijdens het verblijf in Marokko, waar verdachte in totaal zes maanden zal verblijven, dient hij zich aan zeer strikte regels te houden en is sprake van weinig vrijheid. Verdachte lijkt tijdens zijn verblijf in Marokko te hebben ingezien dat hij hulp nodig heeft en heeft tevens stappen gezet richting een positieve toekomst.
Echter is nog wel sprake van ernstige problematiek bij verdachte en lijkt hij nog steeds moeite te hebben om zich aan afspraken te houden. Gelet daarop is een langdurige en intensieve behandeling noodzakelijk. De rechtbank ziet dat verdachte gedurende zijn verblijf in Marokko positieve stappen heeft gezet en open staat voor behandeling. De rechtbank acht het daarom van belang dat verdachte het ingezette behandeltraject kan voortzetten, in plaats van opnieuw gedetineerd te raken. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan het voorarrest.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het voorgaande aanleiding geeft tot oplegging van de GBM. Illustratief voor de noodzaak van behandeling is de korte tijd (twee weken) tussen de veroordeling door de rechtbank en het plegen van het onder 1 ten laste gelegde feit. Een voorwaardelijke straf lijkt onvoldoende te helpen. Behandeling en begeleiding binnen een strak kader met veel structuur zijn essentieel voor verdachte om recidive te voorkomen en om zo gunstig mogelijk verder te ontwikkelen. Daarnaast zal de behandeling binnen de GBM beter gewaarborgd kunnen worden door de mogelijkheid van een time-out.
De rechtbank zal het programma van de GBM, zoals ingevuld door de Raad en [Jeugdbescherming] , overnemen en opleggen binnen een open setting, te weten [afkorting jeugdzorg] . Echter acht de rechtbank het wel van belang dat verdachte zal worden geplaatst op een locatie van [afkorting jeugdzorg] buiten Amsterdam, om ervoor te zorgen dat verdachte uit de negatieve omgeving blijft waarin hij zich eerder bevond.
De rechtbank ziet geen aanleiding om urinecontroles als voorwaarde op te nemen en ziet vooralsnog ook geen aanleiding om de avondklok in het weekend uit te breiden. Mocht er sprake zijn van een situatie waarin de avondklok zou moeten worden uitgebreid, dan kan dit in overleg met [Jeugdbescherming] , zonder tussenkomst van de rechtbank.
Gelet op verdachtes stoornissen en het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.
Beslag
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 STK Papier, omschrijving: PL1300-2023036961-G6302594, Bruin, merk: Opdruk van [bedrijf] .
De officier van justitieheeft gevorderd het papier te onttrekken aan het verkeer, omdat dit papier gebruikt is om het mes in te bewaren.
De raadsman van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Nu met betrekking het stuk papier is gebruikt om het mes in te bewaren dat bij het onder 1 ten laste gelegde feit is gebruikt, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij en haar raadsvrouwhebben ter zitting naar voren gebracht dat de benadeelde partij haar baan bij de [supermarkt] heeft opgezegd en er daarna ook niet meer is geweest. Het gaat stukje bij beetje steeds wat beter en de benadeelde partij hoopt dat het beter zal gaan nadat zij de zitting heeft bijgewoond. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft, aanvullend op de ingediende vordering, verzocht de wettelijke rente toe te wijzen tot 31 mei 2023, omdat dat de datum is dat het bedrag door het schadefonds is uitgekeerd.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft primair verzocht de vordering af te wijzen, omdat de benadeelde partij al gecompenseerd is door het schadefonds. Subsidiair heeft de raadsman van verdachte verzocht de vordering te matigen. Het gaat om een bedreiging met een mes en jonge jongens. Daarnaast zijn de daders gelijk weggerend toen één van de kassamedewerkers begon te gillen. De raadsman van verdachte heeft verzocht de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen, omdat de benadeelde partij die schade niet heeft geleden. Het bedrag is immers al uitgekeerd door het schadefonds en de overheid heeft voldoende invorderingsmogelijkheden zonder het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de raadsman van verdachte verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen. In de praktijk is gebleken dat het lastig is om een bedrag op medeverdachten te verhalen, vooral nu sprake is van een contactverbod. Verdachte heeft een kleinere rol gehad in het toebrengen van de schade aan de benadeelde partij en daarom heeft de raadsman van verdachte verzocht het aan verdachte toe te rekenen bedrag lager te bepalen dan dat van de medeverdachte.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen.
De rechtbank overweegt allereerst dat een door het Schadefonds uitgekeerd bedrag niet in mindering komt op hetgeen de benadeelde partij in een strafproces vordert. Uit artikel 6 lid 2 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven blijkt dat het Schadefonds een uitkering kan toekennen met als voorwaarde dat de door het slachtoffer ontvangen vergoeding als bedoeld in het eerste lid – schade die het slachtoffer op een andere manier heeft kunnen verhalen op de dader – waarvan het fonds na uitkering kennis krijgt, alsnog in mindering kan worden gebracht op de uitkering aan het slachtoffer. Tevens blijkt uit deze wet dat het slachtoffer het Schadefonds op de hoogte moet stellen als zij geld van anderen krijgt, bijvoorbeeld de dader.
Zoals door de Hoge Raad in een arrest van 20 april 2004 (LJN-nummer AO3452) al is geoordeeld heeft het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij, in gevallen waarin het Schadefonds reeds een bedrag heeft uitgekeerd, het onwenselijk effect dat de schadeveroorzaker niet wordt veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding, maar (een deel van) de schade feitelijk voor rekening van de Staat blijft. Daarom dient beoordeeld te worden voor welk bedrag verdachte aansprakelijk kan worden gesteld.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.500,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering ten aanzien van het overige, tegenover de betwisting van de raadsman, onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Hoofdelijkheid
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar het bedrag te verdelen tussen de verdachte, waarbij het bedrag van verdachte lager zou moeten uitvallen dan het bedrag van de medeverdachte.
De rechtbank overweegt dat de schade inmiddels aan de benadeelde partij is vergoed, zodat zij deze schade niet bij de verdachten hoeft te verhalen. Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod opleggen met de medeverdachte, wat ingewikkeldheden kan meebrengen met betrekking tot het onderlinge regresrecht tussen de verdachten. De rechtbank ziet hierin aanleiding de vordering van de benadeelde partij niet hoofdelijk toe te wijzen. De rechtbank zal daarom de vordering tot de helft van bovengenoemd bedrag toewijzen, nu uit het dossier blijkt dat sprake is van één medeverdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om te differentiëren in het toe te wijzen bedrag, nu beide verdachten verantwoordelijk zijn voor het plegen van de poging overval. Zij hebben een inwisselbare rol gehad en het is slechts toeval geweest wie bij welke kassa heeft gestaan.
De rechtbank zal daarom de vordering in onderhavige zaak toewijzen tot een bedrag van € 750,-.
Wettelijke rente
De raadsman van verdachte heeft verzocht de wettelijke rente niet op te leggen, omdat de benadeelde partij deze schade niet zou hebben geleden.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij op 31 mei 2023 een uitkering heeft ontvangen van het Schadefonds en derhalve zal de vordering tot die datum worden vermeerderd met de wettelijke rente. De wettelijke rente zal worden toegewezen van 15 februari 2023 tot 31 mei 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De raadsman van verdachte heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen, omdat de overheid voldoende invorderingsmogelijkheden heeft. Nu verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 24 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 15.144006.22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 30 januari 2023 van de meervoudige strafkamer te Haarlem, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 176 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 60 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 1 februari 2023 aan verdachte per post is verstuurd.
De Raadheeft ter zitting geadviseerd de proeftijd in bovengenoemd parketnummer te verlengen. Een tenuitvoerlegging zou het huidige traject doorkruisen.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen voor de duur van 30 dagen en deze 30 dagen jeugddetentie om te zetten in een werkstraf van 60 uren.
De raadsman van verdachteheeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat er al een forse straf zal worden opgelegd. Er zullen veel dingen op verdachte af gaan komen bij zijn terugkeer naar Nederland. Een werkstraf zou hem mogelijk overvragen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om (een gedeelte van) de tenuitvoerlegging te bevelen, omdat verdachte de consequenties van zijn handelen dient te ondervinden. Echter ziet de rechtbank aanleiding om niet de gehele tenuitvoerlegging te bevelen, maar een gedeelte hiervan en deze om te zetten in een werkstraf. Een detentie zou het opgezette hulpverleningstraject immers doorkruisen, terwijl het van groot belang is dat verdachte behandeling krijgt. De rechtbank zal een gedeelte van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf bevelen, te weten 30 dagen jeugddetentie en deze omzetten in een werkstraf voor de duur van 60 uren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden, die bestaat uit:
  • dat veroordeelde verblijft bij [jeugdzorg] ( [afkorting jeugdzorg] ) in Marokko tot 1 november 2023;
  • dat veroordeelde aansluitend aan zijn verblijf bij [afkorting jeugdzorg] in Marokko zal worden geplaatst bij [afkorting jeugdzorg] in Nederland, op een locatie buiten [locatie 1] , of een andere passende wooninstelling;
  • dat veroordeelde zal meewerken aan de regels die gelden bij [afkorting jeugdzorg] , alsmede de één op één begeleiding gedurende de eerste twee maanden van zijn verblijf bij [afkorting jeugdzorg] of een andere passende wooninstelling;
  • dat veroordeelde volgens rooster naar school en/of stage zal gaan bij het [school] of een soortgelijke onderwijsinstantie, dan wel dat veroordeelde meewerkt aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding indien school niet haalbaar blijkt te zijn;
  • dat veroordeelde zich houdt aan een avondklok. Deze avondklok houdt in dat veroordeelde zich tussen 19:00 uur en 07:00 uur zal bevinden op het adres van [afkorting jeugdzorg] waar hij bij terugkomst uit Marokko geplaatst zal worden. Uitbreiding van de avondklok is alleen mogelijk na overleg met en goedkeuring van de jeugdreclassering. De avondklok zal gelden gedurende drie maanden, vanaf het moment dat veroordeelde aankomt in Nederland;
  • dat veroordeelde meewerkt aan systeemtherapie van [afkorting jeugdzorg] of een soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde meewerkt aan begeleiding vanuit IFA;
  • dat veroordeelde meewerkt aan individuele behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2007, [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2008, [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 2005, [naam 4] , geboren op [geboortedag 5] 2002 en [naam 5] , geboren op [geboortedag 6] 1999.
waarbij de veroordeelde zich gedurende drie maanden vanaf het moment dat hij aankomt in Nederland onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van het hiervoor genoemde programma.
De
Jeugdbescherming Regio [locatie 1], een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, heeft tot taak de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat,
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1 STK Papier, omschrijving: PL1300-2023036961-G6302594, Bruin, merk: Opdruk van [bedrijf] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot een bedrag van € 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2023 tot 31 mei 2023.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 1] ter hoogte van € 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2023 tot 31 mei 2023. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van 30 januari 2023 voor een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen.
Gelast een taakstraf, te weten
een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Oldekamp-Bakker, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. R. van de Water en A.G.P. van der Baan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 augustus 2023.
[(...)]