ECLI:NL:RBAMS:2024:1304

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
13/128091-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overvallen en criminele uitbuiting van minderjarigen

Op 7 maart 2024 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van meerdere gewapende winkelovervallen en de criminele uitbuiting van twee minderjarige jongens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar. De feiten vonden plaats tussen november 2022 en april 2023, waarbij de verdachte betrokken was bij overvallen op onder andere de Kruidvat en een tankstation. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen aanleiding zag om het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks de jonge leeftijd van de slachtoffers, omdat de verdachte een coördinerende rol vervulde en de minderjarigen onder druk zette om de overvallen te plegen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten de minderjarigen hebben gedwongen tot het plegen van deze strafbare feiten, waarbij gebruik werd gemaakt van geweld en dreiging. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer vordering tul: 13.063223.21Parketnummers: 13.128091.23 en 13.242926.23 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/128091-23 (A) en 13/242926-23 (B) (gevoegd) (Promis)
Parketnummer vordering tul: 13/063223-21
Datum uitspraak: 7 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2002,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd en ingeschreven in de Basisregistratie Personen in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2024.
De gevoegde zaken, aangebracht onder de bovenvermelde parketnummers, worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Modder, van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. van Gils, en de getuige-deskundige [persoon 1] van de Reclassering Nederland, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – in
zaak Aten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van een gewapende overval op de Kruidvat op het [locatie 1] in Amsterdam op 11 februari 2023;
medeplegen van de voorbereiding van diefstal met (bedreiging van) geweld en/of afpersing in de periode 9 februari tot en met 13 februari 2023 in Amsterdam;
medeplegen van poging tot overval op de Albert Heijn aan de [locatie 2] in Amsterdam op 15 februari 2023;
medeplegen van een gewapende overval op tankstation Esso aan de [locatie 3] in Huizen op 18 februari 2023;
medeplegen van een gewapende overval op tankstation BP in [plaats] op 7 april 2023;
medeplegen van het voorhanden hebben van een gasrevolver en munitie in de periode van 9 februari tot en met 13 februari 2023 in Amsterdam.
In
zaak Bwordt verdachte – kort weergegeven – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
medeplegen van de criminele uitbuiting, oftewel mensenhandel, van twee minderjarige jongens in de periode van 28 november 2022 tot en met 7 april 2023 door hen gewapende overvallen te laten plegen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de dagvaarding in zaak A partieel nietig moet worden verklaard, omdat de feitelijke omschrijving van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde onvoldoende duidelijk is en niet overeenkomt met de werkelijke verdenking. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het in zaak B ten laste gelegde feit. De tenlastelegging in zaak B heeft feitelijk betrekking op dezelfde strafbare feiten die in zaak A ten laste zijn gelegd en voegt daarom niet veel toe. Om die reden zou – mede gelet op de persoon van verdachte – geen redelijk denkend officier van justitie tot de vervolging voor deze feiten mogen overgaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding in zaak A voldoende duidelijk is en dat de overlap tussen de in zaak A en zaak B ten laste gelegde feiten niet aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de weg staat, omdat met de verdenking van mensenhandel evident een ander beschermd belang wordt gediend. Wel is volgens de officier van justitie sprake van samenloop tussen beide dagvaardingen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaardingen geldig zijn, dat deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en dat de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht de tenlasteleggingen van zaak A en zaak B voldoende duidelijk omschreven. Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde merkt de rechtbank op dat dit feit een geheel ander belang beschermt dan de feiten zoals ten laste zijn gelegd in zaak A, zodat van niet ontvankelijkheid van de officier van justitie om die reden geen sprake kan zijn.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig de pleitnota – bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat hij daarbij een faciliterende en aansturende rol heeft gehad zodat hij niet als medepleger kan worden aangemerkt. Verdachte heeft de daders van de overvallen (of poging of voorbereiding daarvan) daartoe niet aangezet en niet gedwongen. Verdachte was geïnteresseerd in de door anderen van de woongroep gepleegde overvallen en hield zich op bij het flatgebouw [flatgebouw] om hun verhalen hierover aan te horen. De woning in het flatgebouw [flatgebouw] heeft verdachte niet verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden gehad in juridische zin.
Van wapen- en munitiebezit blijkt niet uit enig bewijsmiddel.
Ook ten aanzien van de verdenking van mensenhandel heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte [betrokkene 6] en [betrokkene 5] heeft uitgebuit. Ook is niet gebleken dat deze jongens zich in een kwetsbare positie bevonden waardoor zij geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze hadden dan het misbruik te ondergaan.
De rechtbank zal hierna in haar oordeel, voor zover nodig, ingaan op de verweren die specifiek met betrekking tot de verschillende feiten zijn gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Op 11 februari 2023 heeft opnieuw een gewapende overval plaatsgevonden op de Kruidvat op het [locatie 1] in Amsterdam. [2] Op de camerabeelden is te zien dat om 18:03 uur twee jongens de winkel binnenkomen en zich richting de kassa begeven. [3] Daarbij richt één van de jongens een zwart vuurwapen op de kassamedewerker. [4] De kassamedewerker verklaart dat een van de jongens daarbij meermalen zei: “Geef mij dat geld”. Hierop heeft de kassamedewerker de kassalade geopend en het geld aan de andere jongen gegeven. [5] Bij deze overval is een geldbedrag van € 185,- weggenomen. [6]
Op 13 februari 2023 stuitte de politie tijdens een surveillance op twee jongens die zich ophielden in de omgeving van het [locatie 1] in Amsterdam. Beide jongens sloegen op de vlucht. Na een achtervolging werd één van hen aangehouden. Dat bleek te zijn: [betrokkene 5] , geboren op [geboortedag 2] 2007. [7]
Bij [betrokkene 5] werd een rode bigshopper tas en een schoudertas met daarin een zwart vuurwapen aangetroffen. [8] Uit onderzoek aan dit vuurwapen is gebleken dat het een gasrevolver van het merk Record met kaliber 9mm betrof, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie, en dat zich in de trommel van dit vuurwapen 6 patronen van het kaliber 9mm bevonden, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en Munitie. [9] De ruwe delen van het vuurwapen ( [nummer] ) en de binnenzijde van de loop ( [nummer] ) zijn bemonsterd voor DNA-onderzoek. [10] Zowel op de ruwe delen van het vuurwapen als aan de binnenzijde van de loop werd een DNA-mengprofiel aangetroffen met mogelijk celmateriaal van medeverdachte [betrokkene] . [11] Daarbij is het zeer veel waarschijnlijker dat de bemonstering van het spoor op de ruwe delen van het vuurwapen DNA van [betrokkene] en drie onbekende, niet verwante personen bevat, dan dat het spoor DNA van vier onbekende, niet verwante personen bevat. [12]
In het politieverhoor [13] (en later als getuige bij de rechter-commissaris [14] ) heeft [betrokkene 5] verklaard dat hij de overval onder bedreiging heeft gepleegd. [betrokkene 5] heeft verklaard dat [betrokkene 3] , een vriend van hem van de woongroep, op 11 februari 2023 telefonisch contact heeft gehad met [betrokkene] en dat [betrokkene] tegen [betrokkene 5] heeft gezegd dat hij naar de flat moest komen en dat hij hem zou vermoorden als hij dat niet zou doen. [betrokkene 5] was bang voor zijn leven en is daarom naar de flat gegaan. Daar kreeg hij een vuurwapen. [betrokkene] gaf hem de opdracht om de overval te plegen en zei dat hij hem zou mishandelen als [betrokkene 5] dat niet zou doen. Toen [betrokkene 5] zei dat hij de overval niet wilde plegen, sloeg [betrokkene] hem in zijn gezicht.
Na het plegen van de overval is [betrokkene 5] teruggegaan naar de woning in de flat en heeft hij de buit en het vuurwapen aan [betrokkene] gegeven. [betrokkene 5] heeft niet gedeeld in de buit en voelde zich als een slaaf gebruikt. Op 13 februari 2023 is [betrokkene 5] opnieuw naar de woning in de flat is gegaan, omdat hij een overval moest plegen op een telefoonwinkel. Hij durfde het dit keer niet te doen en is die avond op straat aangehouden door de politie, aldus [betrokkene 5] .
[betrokkene 5] heeft verklaard dat hij autisme heeft dat hij het moeilijk vindt als mensen hem dingen aansmeren. Zijn woonbegeleider bij [woongroep 1] heeft ook aangegeven dat [betrokkene 5] erg beïnvloedbaar is, graag aardig gevonden wil worden en dat hij iedereen snel zijn vriend noemt. [15]
[betrokkene] heeft tijdens zijn eerste politieverhoor verklaard dat hij [betrokkene] genoemd wordt. [16]
Uit onderzoek naar de camerabeelden bij de voordeur van de woongroep [woongroep 1] aan de [adres] is gebleken dat [betrokkene 5] op 11 en 13 februari 2023 telkens met [betrokkene 3] enige tijd voordat de overvallen plaatsvonden de woongroep heeft verlaten, dat zij een paar uur later samen weer terugkwamen en dat [betrokkene 3] op 13 februari 2023 alleen terugkomt. [17] . In de tijd dat [betrokkene 3] en [betrokkene 5] weg waren van de woongroep is op 11 februari 2023 de gewapende overval op de Kruidvat gepleegd en op 13 februari 2023 is [betrokkene 5] aangehouden. [18] [betrokkene 3] droeg in die periode een enkelband. Uit de locatiegegevens van die enkelband is gebleken dat [betrokkene 3] zich op genoemde data tussen de woongroep, het flatgebouw [flatgebouw] en het [locatie 1] in Amsterdam bewoog. [19]
De moeder van [betrokkene] staat ingeschreven op het adres [flatgebouw] . [20]
Op de camerabeelden van het flatgebouw [flatgebouw] is te zien dat [betrokkene 3] en [betrokkene 5] op 11 en 13 februari 2023 kort voordat de overval plaatsgevond de portiek van het flatgebouw binnenkomen en in andere kleding de flat weer verlaten. [21] Op 13 februari droeg [betrokkene 5] bij het verlaten van het flatgebouw een schoudertas die hij bij binnenkomst niet bij zich had. [22]
11 februari 2023
Op de camerabeelden is ook te zien dat [betrokkene 3] op 11 februari 2023 om 17:51 uur (ongeveer tien minuten nadat hij met [betrokkene 5] het flatgebouw is binnengekomen) opnieuw in het portiek verschijnt en twee andere jongens binnenlaat. Eén van die jongens was gekleed in een donkerblauwe jas met een capuchon met oranje/rode voering. [23] Deze persoon is herkend als verdachte [verdachte] . [24] De andere jongen wordt herkend als [betrokkene 2] . [25] Als [betrokkene 5] en [betrokkene 2] na de overval om 18:14 uur opnieuw het portiek binnenkomen, worden zij op de voet gevolgd door [verdachte] en [betrokkene 3] . [26] Om 18:57 uur verlaten [betrokkene 5] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] samen het gebouw. Een half uur later, om 19:27 uur verlaat [verdachte] het portiek. [27]
In de telefoon van de later aangehouden [betrokkene 3] [28] wordt ook een chatgesprek gevonden tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 2] van 11 februari 2023 over het plegen van een overval op de Kruidvat of de CEX in de [wijk 2] . [betrokkene 2] zegt tegen [betrokkene 3] dat hij zijn telefoon op niet storen moet zetten. [betrokkene 3] antwoordt dat hij dat niet wil, omdat hij dan geen berichten van [verdachte] binnenkrijgt. Daarna stuurt [betrokkene 3] naar [betrokkene 2] het volgende spraakbericht: “die [verdachte] ding et vandaag man, dus beetje spits zijn op die tellie ja. Hij moet alleen nog een scooter regelen”. [29] Verder wordt in deze telefoon een video aangetroffen van twee rennende jongens ( [betrokkene 5] en [betrokkene 2] ) na de overval op de Kruidvat op 11 februari 2023 met de tekst: “Mn goons zijn op jobs”. [30]
13 februari 2023
Op 13 februari 2023 wordt [verdachte] eveneens op de camerabeelden van het portiek van het flatgebouw [flatgebouw] waargenomen. Op de beelden is te zien dat [betrokkene 5] en [betrokkene 2] om 17:39 uur het portiek verlaten en dat [verdachte] om 18:41 uur (ongeveer een halfuur na de aanhouding van [betrokkene 5] ) met [betrokkene 3] en [betrokkene 2] het portiek weer binnenloopt. [31] [verdachte] heeft een zwarte fiets met een bruin zadel aan zijn hand. Om 18:54 uur verlaten [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] het portiek. [32] [verdachte] heeft daarbij opnieuw de zwarte fiets met bruin zadel aan zijn hand. Om 19:45 uur komt [betrokkene 3] terug bij zijn woongroep met een zwarte fiets met een bruin zadel die hij naar eigen zeggen van een vriend had gekregen of geleend. [33]
[betrokkene 5] is om 18:05 uur aangehouden. Om 18:12 uur werd vanaf het Snapchataccount van [verdachte] ( [snapchataccount] / [snapchataccount] [34] ) een video verstuurd naar het Snapchataccount van [betrokkene] (geïdentificeerd als [betrokkene] [35] ) van de aanhouding van [betrokkene 5] op het [locatie 1] in Amsterdam. [36] Hierop stuurde [betrokkene] ( [betrokkene] ) om 22:00 uur een video naar [verdachte] ( [snapchataccount] / [snapchataccount] ) van de doorzoeking van de kamer van [betrokkene 5] bij [woongroep 1] door de politie met de tekst: “kijk ze hier”. [37]
Op 5 maart 2023 heeft [betrokkene 2] een telefoongesprek met [betrokkene 3] . [betrokkene 3] en [betrokkene] ( [betrokkene] ) zitten op dat moment in detentie. [38] [betrokkene 3] denkt dat het ‘game over’ is voor [verdachte] , omdat [betrokkene] en [betrokkene 5] (
de rechtbank begrijpt: [betrokkene 5]) er niet zijn en [verdachte] geen spelers heeft. Vervolgens bespreken [betrokkene 3] en [betrokkene 2] dat [betrokkene 5] het sowieso niet lang zou volhouden met [betrokkene] en [verdachte] en dat ze hem goed zouden gebruiken. Ook verwijzen zij naar de vorige overval die [betrokkene 5] heeft gepleegd en waarvoor [betrokkene 5] maar € 30,- heeft gekregen terwijl hij al het werk had gedaan. Opgemerkt wordt: “Ze gebruiken die man gewoon toch”. [39] [verdachte] zou samen met [betrokkene] ( [betrokkene] ) en [betrokkene 3] op de woongroep bij [woongroep 1] verblijven. [40]
[verdachte] heeft een kamer gehad bij [woongroep 1] aan de [adres] , waar [betrokkene] , [betrokkene 3] en [betrokkene 5] ook verbleven.
Gelet hierop, in samenhang bezien met de overige bevindingen uit het dossier, gaat de rechtbank ervan uit dat met de in telefoon- en chatgesprekken aangeduide ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’ [verdachte] wordt bedoeld en passeert daarmee dit verweer van de raadsman.
[betrokkene 5] is op 30 mei 2023 door de kinderrechter (onder andere) veroordeeld voor het plegen van de overval op de Kruidvat op 11 februari 2023, het voorbereiden van een overval op 13 februari 2023 en het voorhanden hebben van de gasrevolver en munitie. [41]
Ten aanzien van feit 3:
Op 15 februari 2023 heeft een poging tot een gewapende overval plaatsgevonden op de Albert Heijn op de [locatie 2] in Amsterdam. [42] Op de camerabeelden is te zien dat om 18:26 uur twee jongens ( [betrokkene 3] en [betrokkene 2] ) de winkel binnenkomen, dat zij beiden uit hun jaszak een mes pakken en deze op aangeefster [persoon 2] richten. [43] Zij bevond zich op dat moment achter de servicebalie. [44] [betrokkene 3] plaatste een rode tas op de balie en tikte drie keer met een mes op de balie, waarbij hij zei: “Geef mij het geld, geef mij het geld”. Hij wees met het mes richting kassière [persoon 3] en maakte verschillende horizontale bewegingen met het mes (
de rechtbank begrijpt dat als zwaaiende bewegingen) en stekende bewegingen richting [persoon 2] en kassamedewerker [persoon 4] toen hij de servicebalie naderde. [45]
[betrokkene 2] liep naar één van de kassa’s. [46] Hij tikte meermalen met zijn mes op de kassalade van kassière [persoon 5] en gaf haar opdracht hem het geld te geven. [47] Toen kassière [persoon 3] de kassa naderde om [persoon 5] te hulp te schieten, hoorde zij de overvaller tegen haar zeggen: “Kom dichterbij, dan ga je zien”. [48] Kassamedewerker [persoon 4] heeft een soortgelijke bedreiging gehoord. Hij heeft verklaard dat de overvaller tegen [persoon 3] zei: “Als je wat doet, dan ga je zien wat ik ga doen”. [49]
Om 18:27 uur zijn de jongens zonder buit de winkel uitgerend. [50] [betrokkene 3] werd kort daarna aangehouden. [51] Op 18 februari 2023 stuurt [betrokkene] met zijn Snapchataccount [betrokkene] naar het account [snapchataccount] ( [verdachte] ) een foto met de tekst: “ [betrokkene 3] (
de rechtbank begrijpt: [betrokkene 3]) heeft gepraat. Hij zei dat er mensen betrokken waren bij de appie, maar noemde geen namen”. [52]
Uit onderzoek aan de telefoon van [betrokkene] blijkt dat hij op die 15 februari 2023 tussen 15:36 uur en 16:33 uur een chatgesprek had via Snapchat met [betrokkene 3] (geïdentificeerd als [betrokkene 3] [53] ). [betrokkene 3] stuurt dat hij met “ [verdachte] ” onderweg is naar [betrokkene] en zij spreken met elkaar over wie als tweede man de overval gaat doen, of er een wapen is en of [betrokkene] iets voor [betrokkene 3] heeft om zijn gezicht te bedekken. [54]
Verder blijkt uit de locatiegegevens van de enkelband van [betrokkene 3] dat hij zich voorafgaand aan en na afloop van de overval op de Albert Heijn op het adres [flatgebouw] bevond. [55] Op de camerabeelden van de flatgebouw [flatgebouw] van 15 februari 2023 is te zien dat [betrokkene] om 18:04 uur twee jongens met fietsen de portiek binnenlaat. De eerste jongen herkent de politie als [betrokkene 3] . [betrokkene] en [betrokkene 3] geven elkaar een boks. [betrokkene 3] heeft een zwarte fiets met een bruin zadel bij zich. De tweede jongen heeft de politie herkend als [verdachte] . [56] [verdachte] heeft een zwarte damesfiets bij zich. [betrokkene] , [betrokkene 3] en [verdachte] stappen vervolgens met hun fietsen te lift in. [57] Om 18:11 uur komt [betrokkene 2] het portiek binnenlopen en om 18:20 uur verlaat [betrokkene 2] samen met [betrokkene 3] en de twee eerder omschreven fietsen het flatgebouw. [58]
Op 5 maart 2023 heeft [betrokkene 2] een telefoongesprek met [betrokkene 3] . [betrokkene 3] en [betrokkene] (medeverdachte [betrokkene] ) zitten op dat moment in detentie. [betrokkene 3] vraagt aan [betrokkene 2] of hij nu “joint met [verdachte] ”. [betrokkene 2] antwoordt ontkennend en zegt dat [verdachte] druk is, hem niet meer belt en zich vooral bezig houdt die andere jonge jongens van hem. [betrokkene 3] zegt hierop: “Hij geeft geen spelers he. Je zag hoe het ging. Ik zou eigenlijk niet die Appie in gaan, maar omdat hij geen spelers kon regelen. Hij ging nog matties bellen die weer andere matties moesten bellen om spelers te zoeken, maar toch is het niet gelukt”. [59]
[betrokkene 3] is op 10 augustus 2023 door de kinderrechter (onder andere) veroordeeld voor het medeplegen van deze poging tot gewapende overval op de Albert Heijn op 15 februari 2023. [60] Hij heeft bij de politie verklaard dat hij van andere jongens de opdracht had gekregen om de overval te plegen en dat zij hem en zijn mededader de tas en de messen hadden meegegeven. [61]
Later heeft [betrokkene 3] als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat hij net als [betrokkene] en [verdachte] de overvallen heeft gepland. [62]
[betrokkene 2] heeft bij de politie verklaard dat hij de overval op Albert Heijn heeft gepleegd en dat hij een hakmes in zijn handen hield. [63]
Ten aanzien van feit 4:
Op 18 februari 2023 heeft een overval plaatsgevonden op het tankstation Esso aan de [locatie 3] in Huizen. [64] Op de camerabeelden is te zien dat om 19:40 uur twee jongens (NN1 en NN2) de winkel binnenlopen. Beiden hebben een mes bij zich. [65] Aangever [persoon 6] heeft – kort weergegeven – verklaard dat één van de jongens met het mes op de kassalade tikte, waarbij hij zei: “kassa, kassalade”. [66] Hierop heeft [persoon 6] de deur naar de achterzijde van de balie geopend en zijn beide jongens, terwijl de eerste jongen het mes op hem gericht hield, naast [persoon 6] achter de kassa komen staan. [persoon 6] heeft de kassa opengemaakt. De eerste jongen pakte het geld uit de kassa. De tweede jongen gaf [persoon 6] opdracht op de lichten uit te doen en de toegangsdeur op slot te doen, waaraan [persoon 6] gehoor gaf. Daarna hebben de jongens [persoon 6] naar de ruimte met de kluis bewogen en gaven hem een aantal Albert Heijn tassen die hij moest vullen met sloffen sigaretten. De jongens hebben [persoon 6] met tie-wraps om zijn polsen vastgebonden [67] en hebben rond 19:44 uur het tankstation met drie volle blauwe Albert Heijn tassen verlaten. [68] Bij de overval is voor een bedrag van € 4.823,30 (verkoopprijs) aan sigaretten en € 745,- contant geld weggenomen. [69]
Direct na de overval is onderzoek gedaan naar biologische sporen op de tie-wraps waarmee de overvallers [persoon 6] hebben vastgebonden. Van beide tie-wraps zijn de uiteinden bemonsterd ([nummer] en [nummer]). [70] Op één van deze tie-wraps is een relatief grote hoeveelheid DNA van [betrokkene] aangetroffen. [71]
Eén van de overvallers (NN2) op de beelden is herkend als [betrokkene 4] . [72] Hij is op 3 november 2023 door de kinderrechter (onder andere) veroordeeld voor het medeplegen van deze overval. [73] De andere overvaller (NN1) is op de beelden herkend als [betrokkene 2] .
Uit de locatiegegevens van de enkelband van [betrokkene 4] is gebleken dat hij zich op 18 februari 2023 van 16:44 uur tot 19:09 uur bij de flat [flatgebouw] in Amsterdam bevond, zich vanaf daar over de Rijksweg A1 via Hilversum naar Huizen heeft verplaatst en om 19:49 uur aankwam op de [locatie 3] . Om 20:05 uur is hij vanaf deze locatie vertrokken en om 20:30 uur kwam hij aan op [flatgebouw] in Amsterdam. [74] Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte] blijkt dat hij zich tussen 19:00 uur en 20:30 uur langs dezelfde locaties als [betrokkene 4] in Amsterdam, Hilversum en Huizen bewoog en zich ten tijde van de overval in de nabije omgeving van de [locatie 3] bevond. [75]
Op de camerabeelden van het flatgebouw [flatgebouw] van 18 februari 2023 is te zien dat [betrokkene 4] samen met [betrokkene 2] en [verdachte] om 18:18 uur het portiek binnenloopt. Om 20:33 uur komt [verdachte] opnieuw het portiek binnen en om 21:14 uur verlaat hij het portiek met in zijn handen drie blauwe Albert Heijn tassen, gevuld met langwerpige voorwerpen met glinsterende verpakking. [76] Ter zitting bevestigde [verdachte] dat hij op die beelden te zien is met de tassen met sigaretten die bij de overval op de Esso buit zijn gemaakt.
Op de dag van de overval hebben [betrokkene] en [verdachte] veelvuldig telefonisch contact met elkaar. Zo ontvangt [betrokkene] op 18 februari 2023 een spraakbericht van [verdachte] waarin hij aangeeft dat [betrokkene] de werkers niet te weinig moet betalen. [77] Vervolgens hebben zij vanaf 19:31 uur veelvuldig telefonisch contact en wordt [betrokkene] op de hoogte gehouden van het verloop van de overval op het tankstation die op dat moment plaatsvindt en wordt besproken hoeveel en wanneer de werkers betaald krijgen. [78]
Gebruiker ‘ [betrokkene] ’ ( [betrokkene] ) stuurt op 18 februari 2023 om 20:59 uur via Snapchat een foto van een blauwe bigshopper, gevuld met meerdere sloffen sigaretten van het merk Camel, type Blue 35. [79] In de Snapchatberichten van gebruiker ‘ [betrokkene] ’ van 19 februari 2023 om 13:25 uur en 14:01 uur biedt [betrokkene] aan verschillende anderen sloffen sigaretten van het merk Marlboro te koop aan. [betrokkene] ontvangt een spraakbericht, waarin een mannelijke stem zegt “Die kil heeft nu geen contant bij zich maar (vraagt op de achtergrond: Kan je wel overmaken? Derde persoon zegt kan wel) Hij kan wel overmaken”. Zelf stuurt [betrokkene] een foto van een slof Marlboro sigaretten met daarop de tekst “Deze mag weg voor 55€”. [80]
Ten aanzien van feit 5:
Op 7 april 2023 heeft een gewapende overval plaatsgevonden op het tankstation BP op de Provinciale weg in [plaats] . Aangever [persoon 7] heeft – kort weergegeven – verklaard dat hij rond 22:15 uur een jongen met een mes in zijn hand voor zich zag staan die meermalen schreeuwde “Geef me die geld, geef me die geld” en dat hij deze jongen telkens heeft uitgelegd dat hij hem geen geld kon geven. Daarna is de overvaller zonder buit weggerend. [81]
Ten tijde van deze overval was er een telefoontap aangesloten op het mobiele nummer van [verdachte] . [verdachte] heeft op de dag van deze overval vanaf 22:18 uur veelvuldig telefonisch contact met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op *[nummer]. [82] De gebruiker van dit telefoonnummer is geïdentificeerd als [betrokkene 6] , geboren op [geboortedag 3] 2006. [83] Om 22:18 uur zegt [betrokkene 6] dat hij “nu die bellie gaat aantrekken”.
Volgens de politie wordt met ‘bellie’ een bivakmuts bedoeld.Vervolgens zegt [verdachte] tegen [betrokkene 6] dat hij “een beetje tempo moet maken, want die snorder zegt dat we hem te lang laten wachten”. Om 22:29 uur en om 22:31 uur zegt [betrokkene 6] tegen [verdachte] “ik NTV tot die twee auto’s weg zijn, dan ga ik naar binnen man” en “als die waggies weg zijn ga ik gewoon naar binnen man”. Vervolgens zegt [verdachte] om 22:36 uur: “Deze snorder kan niet de hele dag wachten. Ik ga ook niet lopen hier. Ik ken deze blok niet.” Om 22:40 uur laat [betrokkene 6] aan [verdachte] weten dat hij naar binnen gaat en om 22:42 uur dat het niet gelukt is omdat aangever de kassa niet wilde open maken”. Om 22:50 uur zegt [betrokkene 6] tegen [verdachte] dat hij “in die waggie zit” en “naar [wijk 1] gebracht wordt”. [84] Om 22:54 uur belt [verdachte] naar [betrokkene 6] en zegt dat hij niet gelooft dat hij die overval heeft gepleegd, omdat hij daar net is geweest om een blikje te kopen en dat die man achter de kassa normaal deed. Als [betrokkene 6] hem ervan heeft weten te overtuigen dat hij het wel heeft gedaan, maar dat de kassamedewerker hem geen geld kon geven zegt [verdachte] dat hij moet wachten bij “die kill die op nummer [nummer] woont”. [85] Om 23:00 uur belt [betrokkene 6] [verdachte] op omdat de zus van [betrokkene] de deur niet open wil doen. [verdachte] zegt dat [betrokkene 6] moet zeggen dat die kleine jongen hem heeft gestuurd. [86] Om 23:04 uur belt [betrokkene 6] dat [betrokkene] er niet is en dat hij gewoon zijn spullen kan pakken en “naar osso kan gaan”. Om 23:11 uur zegt [verdachte] dat hij onderweg is en dat hij op hem moet wachten. [87]
Op de camerabeelden van het flatgebouw [flatgebouw] van 7 april 2023 is te zien dat [betrokkene 6] om 23:03 uur het portiek van het flatgebouw binnen loopt en zich naar de lift begeeft. [88] Om 23:13 uur komt [betrokkene] binnen [89] en om 23:26 uur betreedt [verdachte] het portiek. [90]
[betrokkene 6] is op 22 mei 2023 aangehouden voor het plegen van de overval op het tankstation BP in [plaats] op 7 april 2023. [91]
Over de overval op het tankstation BP heeft [betrokkene 6] (als verdachte) bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de overval onder bedreiging van [betrokkene] , [verdachte] en nog een andere jongen heeft gepleegd. [verdachte] heeft daarbij tegen [betrokkene 6] gezegd dat hij hem zou slaan als hij niet mee zou werken en dat hij niet als een pussy moest doen. [betrokkene 6] durfde dit niet aan te geven bij de hulpverlening, omdat hij bang was dat de jongens zijn familie zouden lastigvallen. [92] In het verhoor van 30 juni 2023 heeft [betrokkene 6] (als verdachte) verklaard dat hij op 7 april 2023 naar de woning in de flat moest komen en dat [betrokkene] ( [betrokkene] ) en die andere jongen hem daar onder druk bleven zetten om de overval te plegen en dat hij de buit bij hen moest inleveren. [verdachte] ( [verdachte] ) was er ook bij. Er was niets afgesproken over het aandeel dat hij zou krijgen. Als [betrokkene 6] de overval niet zou plegen zou hem dit grote problemen opleveren. [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij beïnvloedbaar is en het moeilijk vindt om ‘nee’ te zeggen. Hij is daarvoor ook in behandeling bij [behandelcentrum] . [93]
In de telefoon van [betrokkene 6] is een chatgesprek aangetroffen met [verdachte] over een overval die op de [winkel] op 28 november 2022. [94] [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij op het station Amsterdam Centraal werd benaderd om een overval te plegen. Hij zou daarvoor € 5000,- krijgen. Deze jongen heeft hem een vuurwapen, een hamer en een gestolen scooter gegeven. Het wapen, de scooter en de buit heeft hij daarna weer aan deze jongen teruggegeven. [betrokkene 6] heeft uiteindelijk geen geld gekregen. [95] Later heeft [betrokkene 6] verklaard dat hij het wapen en de spullen om de overval te doen van [verdachte] ( [verdachte] ) heeft gekregen, dat hij de buit aan hem heeft afgegeven en dat dit niet in de woning in [wijk 1] was. [96]
[betrokkene 6] is op 12 december 2023 door de kinderrechter veroordeeld voor het medeplegen van de overval dit tankstation [97] en op 23 maart 2023 voor het medeplegen van de overval op de [winkel] in Amsterdam op 28 november 2022. [98]
Op 5 februari 2024 is [betrokkene 6] als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. [99] In dat verhoor heeft hij verklaard dat hij door [verdachte] ( [verdachte] ) werd gebeld en dat hij hem zei dat hij naar [wijk 1] moest komen voor ‘een job’. Toen hij bij die flat in [wijk 1] aankwam, was [verdachte] er nog niet en moest hij met [betrokkene] wachten tot [verdachte] en een andere jongen er waren. [betrokkene 6] kreeg de opdracht om de overval op het tankstation BP te plegen. [betrokkene 6] zei dat hij niet wist of dat zou lukken, omdat bij dat tankstation de kassa is afgescheiden met een glaswand, maar dat hem geen gelegenheid werd geboden om uit te praten en dat ze zeiden dat hij het toch moest doen. [betrokkene 6] kreeg een mes en een tas om de overval te plegen. [betrokkene] heeft [betrokkene 6] gezegd hoe hij het moest doen. Na de overval werd hij opgehaald en bij [wijk 1] afgezet. Hij belde aan bij de flat, maar [betrokkene] was er niet en de vrouw van de woning wilde niet opendoen. Hierop heeft [betrokkene 6] [verdachte] gebeld. [verdachte] heeft toen via de luidspreker met de vrouw gesproken en toen kon [betrokkene 6] naar binnen. [betrokkene 6] heeft in de woning gewacht tot [betrokkene] er was en heeft het mes en de tas weer bij hem ingeleverd. De buit zou over [betrokkene 6] , [betrokkene] , [verdachte] en die andere jongen verdeeld worden. Later hoorde [betrokkene 6] dat hij helemaal niets zou krijgen en hij door deze jongens gebruikt werd.
[betrokkene 6] heeft toen ook verklaard dat hij zich onder druk gezet voelde om deze overval te plegen. Hij werd vaak door [verdachte] gebeld en lastiggevallen. Ook was [betrokkene 6] alleen met die drie jongens in de woning en hij had niemand om hem bij te staan. [betrokkene 6] is naar eigen zeggen kwetsbaar en gemakkelijk te beïnvloeden. Hij vond het moeilijk om ‘nee’ te zeggen tegen zulke mensen. Hij is bang voor [verdachte] omdat anderen zeggen dat hij gevaarlijk is en doordat [verdachte] tegen hem heeft gezegd dat hij hem zou slaan toen [betrokkene 6] niet op zijn oproepen reageerde.
4.3.2
De rol van [verdachte]
De gewapende overvallen
[verdachte] heeft op de zitting (7 februari 2024) ontkend dat hij betrokken was bij het organiseren van de overvallen en dat hij anderen heeft bewogen of gedwongen deze te plegen. Op de woongroep van [woongroep 1] hoorde verdachte van [betrokkene 5] en [betrokkene 3] wat zij hadden gedaan. Hij vond het interessant en ging soms naar het flatgebouw [flatgebouw] om te zien wat er gebeurde en om hun verhalen aan te horen. [verdachte] wist niet dat op de momenten dat hij daar was een overval werd gepleegd. [verdachte] heeft niets willen verklaren over hoe hij wist dat hij bij het flatgebouw [flatgebouw] moest zijn en wat de jongens precies over de overvallen vertelden. [verdachte] heeft verklaard dat hij niet in de woning of flat van medeverdachte [betrokkene] is geweest; alleen in het portiek van het flatgebouw [flatgebouw] . Wel wist [verdachte] volgens zijn zeggen zo’n beetje wat er daar gebeurde. Op vragen van de rechtbank waarom hij zich op 11 februari 2023 van 18:14 uur tot 19:27 uur in het portiek bevond, heeft [verdachte] geen antwoord willen geven. Of hij op 13 februari 2023 bij het flatgebouw [flatgebouw] is geweest, zegt [verdachte] zich dat niet meer te kunnen herinneren. Dat [verdachte] op 15 februari 2023 in het portiek van het flatgebouw [flatgebouw] is geweest, kan wel kloppen, al weet [verdachte] niet meer hoe laat dat was. Op 15 februari 2023 heeft [verdachte] de jongens wel horen praten dat de overval mislukt was, maar wat er daarna precies gebeurde, weet [verdachte] niet meer.
[verdachte] heeft ter zitting ook verklaard dat hij op 18 februari 2023 wèl in de woning in het flatgebouw is geweest en dat hij daar drie tassen met sigaretten heeft gekregen die hij naar beneden moest brengen en aan de opdrachtgevers moest afgeven. [verdachte] kende deze personen niet. [verdachte] wist dat de sigaretten van een overval afkomstig waren, maar heeft niet willen zeggen van wie hij de tassen naar beneden moest brengen.
Over 7 april 2023 heeft [verdachte] verklaard dat het kan kloppen dat hij om 21:00 uur een gesprek met [betrokkene 6] voerde en ook daarna. Over de gesprekken die [betrokkene 6] met [verdachte] vanuit de taxi heeft gevoerd, heeft [verdachte] verklaard dat dat niet klopt. Hij heeft verklaard dat hij niet degene is die de telefoongesprekken met [betrokkene 6] heeft gevoerd en dat zijn stem niet te horen is op de opnames van die gesprekken. [verdachte] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat er gesproken is over het binnenkomen in de woning of flat bij [flatgebouw] . Het klopt, zo verklaart [verdachte] ter zitting, niet dat hij na de overval die niet gelukt was, nog een blikje is gaan kopen bij het tankstation BP.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat bij alle ten laste gelegde overvallen sprake is van een feitelijke gang van zaken (modus operandi) die op essentiële punten overeenkomt. Deze overeenkomende modus operandi weegt de rechtbank mee bij de beoordeling van de rol van [verdachte] in het geheel. Het is [betrokkene] die de woning faciliteert van waaruit de overvallen worden gepleegd, die zorg draagt voor de vermomming en wapens, en die de buit in ontvangst neemt. Het is vervolgens [verdachte] die (samen met [betrokkene 3] ) de jongens regelt om de overvallen te plegen. Dit blijkt ook uit telefoongesprekken tussen [verdachte] en [persoon 8] – met wie hij op 7 april 2023 ’s avonds rond het tijdstip van de overval bij het tankstation BP en later bij het portiek van [flatgebouw] wordt gezien [100] – over het regelen van ‘spelers’ en de kosten en de opbrengsten daarvan. [101] Op de vraag van [persoon 8] of [verdachte] niet zelf wil gaan, reageert [verdachte] : “Ben je kanker dom”. [102] Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] zelf geen risico’s wil lopen en dat hij dus anderen daarvoor inzet.
Daarnaast is op de camerabeelden van het portiek van het flatgebouw [flatgebouw] te zien dat [verdachte] , [betrokkene 3] en de overvallers elkaar telkens voor en na de overval ontmoeten. Daarbij neemt [verdachte] op 13 februari 2023 een zwarte fiets met een bruin zadel mee naar de woning, die op 15 februari 2023 bij de overval op de Albert Heijn als vervoersmiddel is gebruikt. Dat [verdachte] zich telkens precies op de momenten dat een overval werd gepleegd bij het flatgebouw [flatgebouw] bevond, alleen maar omdat hij geïnteresseerd was in de verhalen die de jongens van de woongroep hierover hadden verteld, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Te meer nu op de camerabeelden van het portiek te zien is dat [verdachte] zich met de medeverdachten doelgericht door het portiek naar de liften beweegt en zich, zonder enige verklaring hiervoor, langere tijd in het flatgebouw zou ophouden. Ook bevond [verdachte] zich telkens in de omgeving van de te overvallen objecten en keerde hij na de overvallen samen met de overvallers terug naar het flatgebouw [flatgebouw] . Tevens regelde hij het vervoer van en naar de overvallocaties. Daarbij hield [verdachte] voortdurend contact met de overvallers en [betrokkene] over het verloop van de overval. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] een regelende en controlerende taak vervulde en ervoor moest zorgen dat de overvallers er niet met de buit vandoor gingen. Verder had [verdachte] met [betrokkene] ook contact over de afwikkeling van de overvallen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat met het hiervoor genoemde sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [betrokkene] en anderen gericht op het plegen van de ten laste gelegde gewapende overvallen en de voorbereiding daartoe. Anders dan de verdediging heeft bepleit, vervulde [verdachte] een aanzienlijke rol in de voorbereiding van de overvallen, tijdens de overvallen en na afloop daarvan, zodat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Ook acht de rechtbank de verklaring van [betrokkene 3] van belang, inhoudende dat hij, [betrokkene] en [verdachte] de overvallen planden. Daarmee wordt het verweer van de raadsman, dat [verdachte] alleen een geïnteresseerde toeschouwer was met een bovenmatig grote belangstelling voor de stoere daden van de jongens van zijn woongroep, verworpen.
Het vuurwapen en de munitie
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] het onder [betrokkene 5] aangetroffen vuurwapen en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Ondanks dat [verdachte] wel op de hoogte was van het feit dat bij de gewapende overvallen een vuurwapen werd gebruikt, bevat het dossier geen wettige bewijsmiddelen waaruit volgt dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode ook feitelijke macht, direct of indirect, over dit vuurwapen heeft kunnen uitoefenen. Om die reden spreekt de rechtbank [verdachte] vrij van het onder 6 ten laste gelegde feit en het voorhanden hebben van dit vuurwapen in het kader van de onder 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
4.3.3
Criminele uitbuiting
Gelet op de bewezenverklaring voor het medeplegen van de gewapende overvallen door [betrokkene 5] en [betrokkene 6] , moet de rechtbank vervolgens de vraag beantwoorden of het handelen van [verdachte] onder de hierboven beschreven feiten en omstandigheden kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 2, 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Toetsingskader
Sub 1
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr ziet op het – door middel van een (dwang)middel – werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen of dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4 van artikel 273f, eerste lid, Sr.
De (dwang)middelen zijn dwang, (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie of het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft. De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
De handelingen omschreven in sub 1 zijn slechts strafbaar als deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen. [103]
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting', is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die deze activiteit voor de betrokkene(n) meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is.
Uitbuiting veronderstelt een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een bepaalde situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren.
Uit jurisprudentie lijkt te volgen dat uitbuiting eerder aan de orde is in het geval van (zeer) kwetsbare slachtoffers, zoals minderjarigen, illegalen, verslaafden en schuldenaren, en als het gaat om het uitvoeren van strafbare activiteiten in plaats van het verrichten van andere arbeid.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de onmiskenbare bedoeling van de dader. Wel moet het opzet gericht zijn op de uitbuiting. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
Sub 2
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr is het equivalent van sub 1, maar dan voor gevallen waarbij het slachtoffer minderjarig is. Het verschil met sub 1 zit hem in het feit dat voor strafbaarheid ten aanzien van minderjarige slachtoffers de in sub 1 genoemde dwangmiddelen niet zijn vereist, tenzij de vervolging plaats heeft op grond van art. 273f lid 1 sub 4 Sr (zie hiervoor onder ‘Sub 4’).
Sub 2 strekt dus ter bescherming van minderjarigen. Bij hen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. De leeftijd van het slachtoffer is geobjectiveerd, opzet of schuld daaromtrent is niet vereist. De wetgever heeft tot uitdrukking willen brengen dat aan de wil van de minderjarige en daarmee de instemming geen betekenis toekomt. Het opzet hoeft enkel gericht te zijn op de uitbuiting. Er bestaat een verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd.
Sub 4
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr stelt het gebruik van iemand in een uitbuitingssituatie strafbaar. Het gaat om de situatie waarbij een ander met een dwangmiddel (dezelfde als genoemd in sub 1) wordt gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, of waarbij onder de in sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling wordt ondernomen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor daartoe beschikbaar stelt. Gedoeld wordt op degenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie van een ander, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd. De gedragingen in sub 4 volgen vaak op de gedragingen in sub 1 en 2, maar ze kunnen elkaar ook overlappen.
In het kader van sub 4 kan worden aangenomen dat in gevallen waarin minderjarigen worden aangezet tot criminele activiteiten per definitie sprake is van het middel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ of ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’, gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen en hun afhankelijke positie ten opzichte van ouders/volwassenen.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, wanneer uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Met dien verstande dat die afweging bij minderjarigen anders kan uitvallen dan bij meerderjarigen.
Sub 6
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, omdat anders onachtzaam handelen onder deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Een dwangmiddel is hier niet nodig.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich samen met [betrokkene] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door [betrokkene 5] en [betrokkene 6] uit te buiten in die zin dat [verdachte] en [betrokkene] hen telkens hebben gedwongen tot het plegen van strafbare feiten, te weten gewapende overvallen op winkels en tankstations, (artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 4) en daaruit opzettelijk voordeel hebben getrokken (sub 6).
Allereerst stelt de rechtbank vast dat [verdachte] en [betrokkene] [betrokkene 5] en [betrokkene 6] telkens voor het plegen van de overvallen hebben geworven en overgebracht, terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt. Zij waren ten tijde van de overvallen immers 15 en 16 jaar oud.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene] [betrokkene 5] en [betrokkene 6] telkens door dwang, geweld en/of dreiging met geweld, misleiding, misbruik van de kwetsbare positie en/of door misbruik van de uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, hebben gedwongen en bewogen tot het plegen van de gewapende overvallen. Ook al zijn deze dwangmiddelen voor een bewezenverklaring van sub 1 en sub 2 niet vereist, feitelijk zijn deze door [verdachte] en [betrokkene] toegepast, en dat is relevant in verband met een bewezenverklaring van sub 4.
Het plegen van deze overvallen kwalificeert de rechtbank als het verrichten van diensten in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr.
[betrokkene 5]
De 15-jarige [betrokkene 5] heeft, in opdracht, de gewapende overval op de Kruidvat op 11 februari 2023 uitgevoerd en is, onderweg naar de uitvoering van de opdracht tot het plegen van een overval op een telefoonwinkel op 13 februari 2023, aangehouden.
Hiervoor heeft de rechtbank al bewezen geacht dat [verdachte] en [betrokkene] medeplegers waren van deze feiten.
[betrokkene 5] heeft autisme, is makkelijk te beïnvloeden, wil graag aardig gevonden worden en noemt andere jongens al snel ‘vriend’. [betrokkene 5] woonde ten tijde van de overvallen bij [woongroep 1] : een woonvoorziening voor moeilijk bereikbare multiculturele jongeren en (jong)volwassenen met een licht verstandelijke beperking, gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en/of delinquent gedrag, die niet passen binnen de kaders van de reguliere geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg. [104] [verdachte] en [betrokkene] verbleven bij diezelfde zorginstelling en waren dus op de hoogte van de kwetsbaarheid van de jongeren die daar woonden. Ook zijn [verdachte] en [betrokkene] een aantal jaar ouder dan [betrokkene 5] . Zij waren ten tijde van de overvallen 20 jaar en 23 jaar oud en daarmee in een leeftijdscategorie waar jongens van 15/16 jaar – die zich midden in de pubertijd bevinden en kunnen worstelen met het onderzoeken en ontwikkelen van hun eigen identiteit – tegenop kijken en graag bij willen horen. Door [betrokkene 5] onder die omstandigheden te werven en in te zetten voor het plegen van overvallen, hebben [verdachte] en [betrokkene] opzettelijk (in ieder geval in voorwaardelijke zin) misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [betrokkene 5] en het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat zij op [betrokkene 5] hadden.
Bovendien is sprake van dwang en (dreiging met) geweld. [betrokkene] heeft gedreigd dat hij [betrokkene 5] zou vermoorden als hij niet naar de woning zou komen. Ook heeft hij [betrokkene 5] in zijn gezicht geslagen toen hij aangaf de overval niet te willen plegen. [betrokkene 5] voelde zich hierdoor onder druk gezet en durfde geen nee meer te zeggen.
Ook heeft [betrokkene] [betrokkene 5] misleid door hem voorafgaand aan de overval voor te houden dat hij een deel van de buit zou ontvangen, terwijl achteraf bleek dat [betrokkene 5] de buit moest afstaan aan [betrokkene] en [betrokkene 5] niets of bijna niets kreeg.
Het feit dat [betrokkene 5] op foto’s en video’s pronkt met de buit van de overvallen, ziet de rechtbank – anders dan verdediging – niet als contra-indicatie voor de uitbuiting dan wel als aanwijzing voor enige vorm van vrijwilligheid bij [betrokkene 5] om de overvallen te plegen. Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat vrijwilligheid bij het slachtoffer niet relevant is voor de beoordeling van een uitbuitingssituatie bij minderjarigen.
[betrokkene 6]
De 16-jarige [betrokkene 6] is eind november 2022 op straat benaderd voor het plegen van een overval op de [winkel] . Hij kreeg toen van [verdachte] een nepvuurwapen, een hamer en een gestolen scooter om de overval te plegen en zou daarvoor € 5.000,- euro krijgen. Na de overval heeft [betrokkene 6] de wapens, de scooter en de buit aan [verdachte] gegeven. Hij heeft geen geld gekregen voor het plegen van de overval. De rechtbank stelt vast dat het dossier geen bewijs bevat voor de betrokkenheid van [betrokkene] bij de werving en/of uitbuiting van [betrokkene 6] voor deze overval. De rechtbank ziet in de verklaring van [betrokkene 6] wel bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en een ander gericht op het werven van die [betrokkene 6] , nu [betrokkene 6] door deze ander op straat is benaderd en misleid om hem over te halen tot het plegen van deze overval.
Ten aanzien van [betrokkene 6] is sprake geweest van dwang en dreiging met geweld. In aanloop naar de overval op het tankstation BP op 7 april 2023 heeft [verdachte] [betrokkene 6] veelvuldig gebeld, hem bevolen naar de flat in het flatgebouw [flatgebouw] te komen en gedreigd dat hij [betrokkene 6] zou slaan als hij zich niet bereikbaar hield. [betrokkene 6] werd door [verdachte] , [betrokkene] en een derde persoon, onder druk gezet om de overval op het tankstation BP te plegen, ook toen hij aangaf dat deze overval niet kon slagen omdat de kassa bij dat tankstation was afgescheiden met een glazen wand. [betrokkene] heeft [betrokkene 6] vervolgens een mes en een tas gegeven en hem gezegd hoe hij de overval moest plegen. Daarnaast oefenden [verdachte] en [betrokkene] allebei een sterke mate van controle uit op [betrokkene 6] . Zo onderhield [verdachte] tijdens de overval voortdurend contact met [betrokkene 6] en [betrokkene] , bevond hij zich in de directe omgeving van het tankstation en controleerde hij of [betrokkene 6] de overval wel echt had geprobeerd te plegen. Na de overval werd [betrokkene 6] door een door [verdachte] geregelde snorder bij het tankstation opgehaald en naar de flat op [flatgebouw] gebracht waar hij de spullen (zoals het mes en de tas) bij [betrokkene] moest inleveren en [verdachte] kort daarna arriveerde.
De rechtbank heeft hiervoor al bewezen geacht dat [verdachte] en [betrokkene] medeplegers waren van dit feit.
[betrokkene 6] was ten tijde van deze overval minderjarig. Daarnaast was [betrokkene 6] beïnvloedbaar en onder behandeling bij [behandelcentrum] om weerbaarder te worden. Hoewel het dossier geen bewijs bevat dat [verdachte] en [betrokkene] op de hoogte waren van deze bijzonder kwetsbare positie en daarvan bewust misbruik hebben gemaakt, is de rechtbank wel van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene] , net als bij [betrokkene 5] , tenminste misbruik hebben gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht gelet op het leeftijdsverschil tussen hen en [betrokkene 6] .
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door het handelen van [verdachte] en [betrokkene] voor [betrokkene 5] en [betrokkene 6] een uitbuitingssituatie is ontstaan waaraan zij zich uit angst voor represailles niet konden onttrekken.
Dat [verdachte] zelf verstandelijk beperkt tot zeer zwakbegaafd is en om die reden niet in staat is eventuele verstandelijke beperkingen, kwetsbaarheid en/of beïnvloedbaarheid bij anderen te herkennen, zoals door de verdediging is betoogd, acht de rechtbank niet aannemelijk gezien de doordachte manier waarop de overvallen zijn gepland, met een verzamelplaats waar de overvallers vooraf en achteraf verzamelden, de kleding van de overvallers die werd gewisseld en de wapens die werden geleverd. Dit alles ging langere tijd door. Bovendien heeft [verdachte] ook andere dwangmiddelen toegepast om er voor te zorgen dat [betrokkene 5] en [betrokkene 6] de overvallen zouden plegen.
De rechtbank is ook van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene] hebben gehandeld met het oogmerk van uitbuiting. Het ging hen immers om het behalen van financieel gewin. [betrokkene 5] en [betrokkene 6] moesten de buit van de overvallen bij [verdachte] en [betrokkene] inleveren en verdiende zelf niets dan wel een heel kleine vergoeding (€ 30,-). Dat staat niet in verhouding tot de risico’s die [betrokkene 5] en [betrokkene 6] liepen om opgepakt te worden, terwijl [verdachte] en [betrokkene] buiten beeld van politie en justitie de winst opstreken.
Dat brengt de rechtbank ook tot de conclusie dat [verdachte] en [betrokkene] voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [betrokkene 5] en [betrokkene 6] zoals bedoeld in sub 6 van artikel 273, eerste lid, Sr.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
In zaak A:
1
op 11 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 9] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 185 euro, toebehorende aan winkelbedrijf de Kruidvat (filiaal gelegen aan het [locatie 1] ), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachtes mededader op korte afstand een vuurwapen op voornoemde [persoon 9] heeft gericht en voorgehouden en getoond en daarbij meermalen tegen voornoemde [persoon 9] heeft gezegd; “Geef mij dat geld”;
2
in de periode van 11 februari 2023 tot en met 13 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van diefstal met geweld of bedreiging met geweld (artikel 312 WvSr) en/of afpersing (artikel 317 WvSr), opzettelijk voorwerpen, een ruimte en een vervoermiddel bestemd tot het in vereniging begaan van genoemde misdrijven, te weten onder meer
- een woning gelegen aan [flatgebouw] en
- een bigshopper tas,
voorhanden heeft gehad;
3
op 15 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om geld, dat aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de [locatie 2] ), toebehoorde weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van bedreiging met geweld tegen [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] en [persoon 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, naar voornoemd winkelbedrijf zijn toegegaan en naar de servicebalie en kassa zijn gelopen en op korte afstand voornoemde [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] en [persoon 2] messen, hebben getoond en voorgehouden en met voornoemde messen, in de richting van voornoemde [persoon 2] en [persoon 4] hebben gewezen en gezwaaid en steekbewegingen hebben gemaakt en met voornoemde messen, op de servicebalie en kassalade hebben getikt en daarbij hebben gezegd; "geef me het geld, geef me het geld" en "als je wat doet, dan ga je zien wat ik ga doen" en "kom dichterbij, dan ga je zien", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
op 15 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld dat aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de [locatie 2] ), toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] en [persoon 2] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de [locatie 2] ), naar voornoemd winkelbedrijf zijn toegegaan en naar de servicebalie en kassa zijn gelopen en op korte afstand voornoemde [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] en [persoon 2] messen, hebben getoond en voorgehouden en met voornoemde messen, in de richting van voornoemde [persoon 2] en [persoon 4] hebben gewezen en gezwaaid en steekbewegingen hebben gemaakt en met voornoemde messen, op de servicebalie en kassalade hebben getikt en daarbij hebben gezegd; "geef me het geld, geef me het geld" en "als je wat doet, dan ga je zien wat ik ga doen" en "kom dichterbij, dan ga je zien", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
op 18 februari 2023 te Huizen, tezamen en in vereniging met anderen, uit tankstation Esso (filiaal gelegen aan de [locatie 3] ) een geldbedrag van 745 euro en een grote hoeveelheid sloffen sigaretten (ter waarde van 4823,30 euro), dat/die aan tankstation Esso, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- op korte afstand twee messen op voornoemde [persoon 6] te richten en te tonen en voor te houden en
- te zeggen; "kassa, kassalade" en "lichten uit" en "deur op slot", en daarbij met voornoemd mes op de kassalade te tikken en
- voornoemde [persoon 6] vast te binden met een of meer tie-wraps;
5
op 7 april 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, dat/die aan tankstation BP (filiaal gelegen aan de [locatie 4] ), toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen bedreiging met geweld [persoon 7] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan tankstation BP (filiaal gelegen [locatie 4] ), naar voornoemd winkelbedrijf zijn toegegaan en naar de kassa zijn gelopen en op korte afstand voornoemde [persoon 7] een mes, hebben getoond en voorgehouden en daarbij hebben gezegd; geef me die geld, geef me die geld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in zaak B dat verdachte
in de periode 28 november 2022 tot en met 7 april 2023 te Amsterdam en [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, onder wie [betrokkene] , een ander, genaamd [betrokkene 6] geboren op [geboortedag 3] -2006 en/of [betrokkene 5] geboren op [geboortedag 2] 2007, terwijl zij zich in een kwetsbare positie bevonden als bedoeld in artikel 273f, lid 6,
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en geweld en/of door dreiging met geweld, misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] heeft,
- geworven en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] , terwijl die [betrokkene 6] en [betrokkene 5] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt (lid 1 sub 2),
en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: het plegen van één of meerdere diefstallen met geweld (lid 1 sub 4),
en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] (lid 1 sub 6),
immers hebben verdachte en zijn mededader:
- [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] , ertoe gebracht en gedwongen om één of meer gewapende overvallen te plegen, en
- die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] ertoe gebracht en/of gedwongen de daarbij behorende weggenomen geldbedragen vervolgens aan hem en/of zijn mededader af te geven,
- de ouderlijke woning [flatgebouw] van [betrokkene] gebruikt als uitvalbasis of
toevluchtsoord voor en na de gepleegde overvallen en,
- een vuurwapen verstrekt voor het plegen van overvallen en
- een snorder en een fiets geregeld voor het vervoer van en naar de locatie van een of meer overvallen,
waarbij dat geweld en/of die dreiging met geweld hebben bestaan uit:
- terwijl hij en zijn mededader redelijkerwijs moesten vermoeden, dat die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] kwetsbaar en gemakkelijk te beïnvloeden waren,
- met die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] contact gelegd en
- tegen die [betrokkene 5] gezegd “als je die overval doet, dan krijg je geld van mij, dan ben je een strijder. Als je het niet doet ben je een homo en een pussy en een bitch”, en
- tegen die [betrokkene 6] gezegd dat “hij hem zou slaan als hij niet zou meewerken en dat hij niet als een pussy moest doen”, en
- zich in de omgang met die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] agressief en intimiderend hebben opgesteld en
- bij die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] angst is ingeboezemd en
- die [betrokkene 5] in zijn gezicht is geslagen nadat [betrokkene 5] in eerste instantie had geweigerd een overval te plegen en
- door welke feiten en omstandigheden voor die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 5] een situatie is ontstaan waaraan zij zich niet hebben kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders hebben kunnen bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heet zich op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast, omdat er onvoldoende mogelijkheden zijn om met pedagogische beïnvloeding bij [verdachte] een gedragsverandering teweeg te brengen. Daarbij wijst de officier van justitie er ook op dat [verdachte] voorafgaand aan deze feiten al bijna twee jaar in het kader van het jeugdstrafrecht onder toezicht stond, behandeling ontving en begeleid woonde, en dat dit hem er niet van weerhouden heeft opnieuw strafbare feiten te plegen waarvoor hij geen verantwoordelijkheid neemt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor de verschillende feiten, het strafblad van [verdachte] en zijn jonge leeftijd.
Gelet op de nog ongespecificeerde persoonlijkheidsproblematiek van [verdachte] , het gebrek aan inzicht in zijn beweegredenen voor de gepleegde feiten het daarmee gepaard gaande hoge recidiverisico, acht de officier van justitie het daarnaast noodzakelijk dat na afloop van de gevangenisstraf gedurende een langere periode toezicht kan worden uitgeoefend dan een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling kan bieden en vordert daarom dat ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (GVM) zoals bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank in geval van bewezenverklaring, gelet op het advies van de psycholoog en de persoonlijkheid van verdachte, verzocht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht ingevolge artikel 77c Sr. [verdachte] functioneert op zwakbegaafd tot licht verstandelijk beperkt niveau en ook sociaal-emotioneel loopt hij achter op zijn leeftijdsgenoten. Een pedagogische aanpak behoort tot de mogelijkheden en [verdachte] is zeer ontvankelijk voor ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Ook moet hij zijn opleiding kunnen afronden. De contra-indicaties die de reclassering constateert ten aanzien van de criminele levensstijl, psychopathische trekken en pedagogische mogelijkheden kunnen juist het gevolg zijn van zijn beperkte handelingsvaardigheden en positief worden beïnvloed door de ondersteuning van volwassenen in een gestructureerde omgeving.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan [verdachte] geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de acht maanden die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke taakstraf worden opgelegd, waaraan de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Een GVM is naar het oordeel van de verdediging een disproportioneel middel gelet op de ten laste gelegde feiten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vier gewapende winkelovervallen, een voorbereiding van een gewapende overval en het medeplegen van criminele uitbuiting van twee minderjarige kwetsbare jongens. Dat zijn zeer ernstige feiten. [verdachte] heeft in het geheel een coördinerende en controlerende rol vervuld, waarbij hij en zijn mededader 15/16-jarige jongens met een ontwikkelingsachterstand en/of persoonlijkheidsproblematiek met fysiek en verbaal geweld hebben gedwongen tot het plegen van gewapende overvallen. [verdachte] en zijn mededader streken de buit op, terwijl de jongens die de gewapende overvallen uitvoerden, onder wie de eerder genoemde uitgebuite jongens, alle risico’s liepen. Zij hebben hun eigen financiële gewin vooropgesteld en daarbij geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen voor anderen. Zowel de uitgebuite jongens die de overvallen uitvoerden, als de medewerkers van de overvallen winkels, zijn hierdoor emotioneel beschadigd. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen. Bovendien is één van de uitgebuite jongens geworven binnen een begeleide woongroep; wat voor dit soort kwetsbare jongeren een veilige woonomgeving zou moeten zijn. Van deze veilige omgeving hebben [verdachte] en zijn mededader misbruik gemaakt. Dat rekent de rechtbank hen zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 1 januari 2024. Hieruit blijkt dat hij kort voor de bewezenverklaarde feiten, op 12 januari 2024, nog is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf voor het plegen van vermogensdelicten. Als één van de bijzondere voorwaarden was opgenomen dat [verdachte] zou verblijven in een begeleide woonvorm bij [woongroep 1] . Dat het niet de eerste keer is dat [verdachte] in aanraking komt met politie en justitie en dat hij juist van de begeleide woonvorm uit de bijzondere voorwaarden misbruik heeft gemaakt, weegt de rechtbank in zijn nadeel mee bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het NIFP-rapport van het psychologisch onderzoek door drs. R.A. Sterk, psycholoog, van 18 oktober 2023. Hieruit volgt dat [verdachte] een IQ heeft van 63 en dat hij functioneert op het grensgebied tussen zwakbegaafd en licht verstandelijk beperkt niveau. [verdachte] heeft een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting. De psycholoog kan echter geen uitspraken doen over de doorwerking van deze psychische problematiek op zijn gedrag ten tijde van de feiten en over het recidiverisco. De psycholoog constateert dat [verdachte] over het algemeen intellectueel en sociaal-emotioneel op een jonger niveau functioneert dan zijn kalenderleeftjd zou doen vermoeden en adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. Binnen het jeugdstrafrecht kan behandeling worden gericht op een zo gunstig mogelijke persoonlijke ontwikkeling. Ook zou hij kunnen profiteren van een ambulante behandeling bij een forensisch psychische polikliniek zoals [behandelcentrum] , gericht op zijn gedragsstoornis en bedreigde persoonlijkheidsproblematiek. Verder is het volgens de psycholoog van belang dat [verdachte] weer geplaatst kan worden in een begeleide woonvrom om zijn zelfredzaamheid te vergroten. Geadviseerd wordt deze behandeling plaats te laten vinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de reclasseringsadvies van [persoon 10] van 31 januari 2024. Hieruit volgt dat [verdachte] sinds maart 2021 onder toezicht heeft gestaan van de jeugdreclassering. Vanaf februari 2022 was [verdachte] onder behandeling bij het FACT Jeugd van Inforsa en verbleef hij bij de begeleide woongroep van [woongroep 2] . In september 2022 is hij overgeplaatst naar [woongroep 1] . Hij kon niet langer bij [woongroep 2] blijven vanwege het aantreffen van een alarmpistool op zijn kamer. [verdachte] funtioneert op laag tot beneden gemiddeld niveau, werkte over het algemeen goed mee met de hulpverlening, maar had daarbij veel sturing nodig. De reclassering constateert zowel indicaties als contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht en onthoudt zich van advies hierover. De sterke indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht ziet de reclassering in de handelingsvaardigheden van [verdachte] . Hij functioneert op verstandelijk beperkt niveau en kan de risico’s van zijn gedrag slecht inschatten. Hij handelt impulsief en gedraagt zich kinderlijker dan gelet op zijn kalenderleeftijd mag worden verwacht. In de justitiële voorgeschiedenis, de criminele levensstijl en de psychopathische trekken (met verwijzing naar het NIFP-rapport) ziet de reclassering contra-indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Ook zijn de pedagogische mogelijkheden beperkt. Ten aanzien van de pedagogische mogelijkheden constateert de reclassering dat [verdachte] niet meer actief deelneemt aan een gezin en dat gezinsgerichte hulpverlening niet noodzakelijk is. [verdachte] beschikt niet over een startkwalificatie en het is wenselijk dat hij zijn schoolgang voortzet. [verdachte] heeft een groepsgericht leefklimaat nodig dat hem de nodige structuur in het dagelijks leven biedt.
Verder wijst de reclassering erop dat het lopende toezicht onvoldoende heeft geleid tot beperking van recidive en vindt de reclassering het onwenselijk dat [verdachte] opnieuw in een begeleide woonvorm met minderjarigen of jongvolwassenen wordt geplaatst. Het risico op negatieve beïnvloeding door hem van de andere jongeren die daar wonen is hoog. Binnen het jeugdstrafrecht is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, mits haalbaar, volgens de reclassering een laatste mogelijkheid die een positieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van [verdachte] en waarbij het recidiveriscio voldoende kan worden beperkt. Binnen het volwassenenstrafrecht adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu zij gelet op de verwachte duur van de op te leggen vrijheidsstraf geen goede inschatting kan maken van de aanwezige risicofactoren bij vrijlating. Toezicht en interventies vanuit de reclassering kunnen te zijner tijd ook in het kader van een re-integratieplan worden onderzocht en geadviseerd.
Op de zitting heeft [persoon 10] in aanvulling op zijn rapportage naar voren gebracht dat begeleiding in een ambulant kader naar het oordeel van de reclassering onvoldoende mogelijkheden biedt om te voorkomen dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten pleegt. Ook een tijdelijke klinische opname is onvoldoende recidivebeperkend. [verdachte] stond ten tijde van de ten laste gelegde feiten al onder toezicht van de reclassering, woonde begeleid en ontving behandeling van Inforsa, maar dat heeft hem er niet van weerhouden deze feiten te plegen. [persoon 10] heeft aangegeven dat de beperkte intellectuele vermogens ertoe hebben kunnen leiden dat [verdachte] jonger overkomt dat zijn kalenderleeftijd doet vermoeden. Op vragen van de verdediging heeft [persoon 10] toegelicht dat het cluster pedagogische mogelijkheden op de Wegingslijst ASR zowel indicaties als contra-indicaties voor het al dan niet toepassen van jeugdstrafrecht kan bevatten.
Geen jeugdstrafrecht
[verdachte] was ten tijde van de feiten twintig jaar. In dat geval kan de rechtbank, indien de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven, het jeugdstrafrecht toepassen.
De inhoud van de rapportages van de psycholoog en de reclassering in aanmerking genomen, alsmede de feiten en omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om in het geval van [verdachte] het jeugdstrafrecht toe te passen en overweegt daartoe als volgt.
[verdachte] heeft zich gedurende langere tijd bezig gehouden met het plegen van ernstige strafbare feiten en heeft daartoe, samen met zijn mededader(s), jonge en kwetsbare jongens ingezet. Het gebruik van bedreiging en geweld heeft hij daarbij niet geschuwd. Dit levert voor de reclassering dusdanige vrees voor het welzijn van andere jongeren op dat [verdachte] niet kan terugkeren naar [woongroep 1] of een andere begeleide woongroep. Bij een eerdere begeleide woongroep is hij al weggestuurd vanwege het bezit van een alarmpistool. De rechtbank maakt zich dan ook grote zorgen om het gedrag van [verdachte] en het risico op recidive, waarin hij mogelijk andere jongeren meeneemt. De tot nu toe ingezette hulp en begeleiding hebben niet mogen baten en hebben zelfs geleid tot de feiten waarvoor hij nu veroordeeld wordt. Voor pedagogische beïnvloeding via de ouders is volgens de reclassering geen mogelijkheid. Dan zou een PIJ-maatregel uitkomst kunnen bieden, ware het niet dat de rechtbank daar geen aanleiding voor ziet in het NIFP-rapport van de psycholoog. De beperkte intellectuele vermogens van [verdachte] acht de rechtbank geen reden om een jeugdsanctie op te leggen, nu dit niet zal veranderen. Alles in overweging genomen, past de rechtbank het volwassen sanctierecht toe.
Straf
Bij de straftoemetingsbeslissing houdt de rechtbank allereerst rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De landelijke oriëntatiepunten (LOVS) hanteren bij een gewapende overval op een winkel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen als uitgangspunt. Voor criminele uitbuiting zijn er geen oriëntatiepunten, maar worden in soortgelijke zaken ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, namelijk in opdracht van [verdachte] en zijn mededader, door minderjarige kwetsbare jongens, acht de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf.
Bij het bepalen van de duur van deze straf houdt de rechtbank ook rekening met de samenloopregeling van artikel 57 Sr en de jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank ziet op dit moment geen toegevoegde waarde in een voorwaardelijk strafdeel. In de eerste plaats heeft een eerder opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf [verdachte] er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen en er, zoals vermeld, zelfs voor gezorgd dat hij andere jongeren in een uitbuitingssituatie heeft gebracht. Daarnaast acht de rechtbank het op basis van de adviezen van de reclassering en de psycholoog onvoldoende duidelijk welke bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijke straf zouden moeten worden verbonden. Dat er wellicht diagnostiek, behandeling en hulp en begeleiding nodig is, valt op basis van genoemde rapporten te verwachten, maar de exacte invulling daarvan valt nog niet vorm te geven. Gelet op de langdurige gevangenisstraf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, biedt het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling te zijner tijd meer mogelijkheden om een succesvolle re-integratie van verdachte te bewerkstelligen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat de rechtbank [verdachte] vrijspreekt voor feit 6 in zaak A in combinatie met alle hiervoor genoemde omstandigheden en zijn jonge leeftijd, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles overwegend veroordeelt de rechtbank [verdachte] voor de bewezenverklaarde feiten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan [verdachte] voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een GVM, omdat onvoldoende is gebleken dat de risico’s voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen niet binnen de mogelijkheden van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling gecontroleerd kunnen worden. Een reclasseringsadvies daartoe, als bedoeld in het tweede lid van artikel 38z, is ook niet overgelegd. De vordering wordt daarom afgewezen.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 5] (zaak A onder 3)
De benadeelde partij [persoon 5] vordert € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De schadevergoedingsvordering van [persoon 5] is in de zaak van medeverdachte [betrokkene 3] beoordeeld. De rechtbank heeft de schade geschat op € 1.500,- en gelet op de bewezenverklaring van medeplegen [betrokkene 3] verplicht tot betaling van de helft daarvan, te weten € 750,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering tot de vergoeding van immateriële schade, gelet op het reeds in de zaak van medeverdachte [betrokkene 3] toegewezen bedrag, moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1.750,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat verdachte en medeverdachten hoofdelijk aan deze betalingsverplichting zijn verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) bepleit, onder verwijzing naar in de pleitnota opgenomen uitspraken, dat het gevorderde bedrag aan vergoeding van de immateriële schade moet worden gematigd. Er is geen sprake geweest van een bedreiging met een mes zoals bedoeld in de categorie die door het Schadefonds Geweldsmisdrijven is gehanteerd bij het beoordelen van de immateriële schade. Ook is niet onderbouwd dat het Schadefonds € 2.500,- aan benadeelde heeft uitgekeerd en dat haar arbeidscontract bij Albert Heijn daadwerkelijk is beëindigd, omdat zij als gevolg van het feit niet meer op deze locatie durfde te werken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.500,-. De rechtbank stelt vast dat in de strafzaak van [betrokkene 3] dit bedrag voor de helft is toegewezen (onder hoofdelijkheid). Om die reden zal de rechtbank [betrokkene] slechts verplichten tot vergoeding van de andere helft van dit bedrag, te weten € 750,- (zevenhonderdvijftig euro). Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade op 15 februari 2023 tot het moment van algehele voldoening.
De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank heeft bewezen geacht dat [verdachte] dit feit in vereniging met anderen heeft gepleegd en zal verdachte en zijn mededader ( [betrokkene] )daarom hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schade van de benadeelde partij. Dit houdt in dat [verdachte] en [betrokkene] kunnen worden aangesproken voor de betaling van het toegewezen schadebedrag (€ 750,-), maar dat dit bedrag slechts eenmaal aan de benadeelde partij vergoed dient te worden.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, legt de rechtbank de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel op. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2023 tot het moment van algehele voldoening.
Bij gebrek aan de mogelijkheid van (volledig) verhaal bepaalt de rechtbank de duur van de op grond van artikel 6:4:20 Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op 15 dagen.
9.2
Ten aanzien van de benadeelde partij tankstation ESSO (zaak A onder 4)
De benadeelde partij ESSO vordert € 4.454,94 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De gevorderde schade bestaat uit het weggenomen contante geldbedrag en de inkoopkosten van de weggenomen sigaretten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering tot de vergoeding van de geleden materiële schade in zijn geheel moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat verdachte en medeverdachten hoofdelijk aan deze betalingsverplichting zijn verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen of niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat niet kan worden vastgesteld dat de vordering door of namens Esso is ingediend. De vordering is ingediend door dhr. [persoon 11] , vertegenwoordiger van [naam bedrijf] BV en er is geen kopie van een paspoort overgelegd zodat kan worden vastgesteld dat deze persoon de vordering heeft ondertekend. Bovendien is onvoldoende onderbouwd dat het gevorderde contante geldbedrag en de waarde van de sigaretten het geld en de sigaretten betreft die op de bewezenverklaarde datum zijn weggenomen. Ook heeft de raadsman de rechtbank verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu de benadeelde partij een groot bedrijf is.
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van de vordering
De rechtbank stelt vast dat de vordering is ingediend en ondertekend door dhr. [persoon 11] . Hij staat in het register van de Kamer van Koophandel geregistreerd als een wettelijk vertegenwoordiger van het bedrijf [naam bedrijf] BV, waaronder de Esso valt. Het is niet vereist dat de ondertekening door een vertegenwoordiger kan worden verifieerd middels een bijgevoegde (kopie van) een identiteitsbewijs. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De verdediging heeft de vordering onvoldoende concreet betwist. Er bestaat voor de rechtbank dan ook geen aanleiding om te betwijfelen dat het opgegeven contante geldbedrag en de waarde van de sigaretten op een andere moment zijn weggenomen dan tijdens de overval op 18 februari 2023. De uitdraai van de kasttelling en de hoeveelheid weggenomen sigaretten met de bijbehorende inkoopprijs zijn gedateerd op 18 en 19 februari 2023 en direct bij de aangifte overgelegd. Ook komt de rechtbank de opgegeven bedragen niet onredelijk over.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 4.454,94, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade op 18 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] het strafbare feit in vereniging met anderen heeft gepleegd en zal hem en zijn mededaders daarom hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schade van de benadeelde partij. Dit houdt in dat [verdachte] en zijn mededaders kunnen worden aangesproken voor de betaling van het toegewezen schadebedrag (€ 4.454,94), maar dat dit bedrag slechts eenmaal aan de benadeelde partij vergoed dient te worden.
Geen schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij betreft een tankstation dat volgens het Uittreksel van de Kamer van Koophandel onderdeel is van een groter concern dat meerdere grote commerciële bedrijven met meerdere vestigingen onder zich heeft. Anders dan individuele burgers heeft dit bedrijf geen extra waarborg van de overheid nodig om de toegewezen schadevergoeding op de verdachten te verhalen.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf

Bij de stukken bevindt zich de op 16 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/063223-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 januari 2023 van de rechtbank Amsterdam, waarbij [verdachte] is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 50 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan [verdachte] per post is toegezonden.
Gebleken is dat [verdachte] zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Het uitgangspunt is dan dat de eerder opgelegde voorwaardelijk straf ten uitvoer wordt gelegd. Desondanks vindt de rechtbank dat in deze zaak niet opportuun, nu de tenuitvoerlegging van deze werkstraf niet in overeenstemming is met de in onderhavige zaak opgelegde langdurige gevangenisstraf. Daarom wijst de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf af.

11.Beslag

Onder [verdachte] zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 paar schoenen (Omschrijving: PL1300-2023036961-6344238, merk: Balenciaga, kleur: zwart);
  • 1 jas (Omschrijving: PL1300-2023036961-6344241, merk: Parajumper, kleur: blauw met rode voering).
[verdachte] had deze kleding aan tijdens het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, in die enkele omstandigheid onvoldoende reden om deze goederen verbeurd te verklaren. Daarom zal de rechtbank de teruggave van deze goederen aan verdachte gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 46, 47, 57, 63, 273f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] in zaak A onder 6 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A onder 1:
afpersing, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 2:
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of afpersing.
Ten aanzien van zaak A onder 3:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en/of
poging tot afpersing, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van zaak A onder 4:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak A onder 5:
poging tot afpersing, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van zaak B:
mensenhandel, terwijl de personen ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid, onder 2, 4 en 6 omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) jaar.
Beveelt dat de tijd die [verdachte] voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de officier van justitie tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel af.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 5] (zaak A onder 3):
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] toe tot een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 5] , behalve voor zover deze vordering al door of namens medeverdachte(n) is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 5] aan de Staat € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens medeverdachte(n) is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of door een medeverdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij Esso (zaak A onder 4):
Wijst de vordering van de benadeelde partij Esso toe tot een bedrag van € 4.454,94 (vierduizendvierhonderdvierenvijftig euro en vierennegentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Esso, behalve voor zover deze vordering al door of namens medeverdachte(n) is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/063223-21.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen:
Gelast de teruggave aan [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 2002 in Amsterdam, van:
  • 1 paar schoenen (Omschrijving: PL1300-2023036961-6344238, merk: Balenciaga, kleur: zwart);
  • 1 jas (Omschrijving: PL1300-2023036961-6344241, merk: Parajumper, kleur: blauw met rode voering),
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. D. Bode en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2024.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023033701-13 van 11 februari 2023, pagina Z 53-55, ZD CIOBA.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023033701-12 van 12 februari 2023, pagina Z 62-66, ZD CIOBA.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023033701-12 van 12 februari 2023, pagina Z 62-67, ZD CIOBA.
5.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023033701-13 van 11 februari 2023, pagina Z 54, ZD CIOBA.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 6 maart 2023, pagina Z 359, ZD CIOBA.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023035213-9 van 13 februari 2023, pagina Z 74, ZD CIOBA.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL1300-2023035213-8 van 13 februari 2023, p. Z 77-78, ZD CIOBA.
9.Een proces-verbaal wapenonderzoek, met nummer PL1300-202335213 van 14 februari 2023, p. Z 82-83, ZD CIOBA.
10.Een proces-verbaal vooronderzoek lab, met nummerPL1300-2023035213-29 van 20 februari 2023, pagina Z 515-516, ZD CIOBA.
11.Een geschrift, inhoudende een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van het TMFI, van 6 maart 2023, pagina Z 512, ZD CIOBA.
12.Een geschrift, inhoudende een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van het TMFI, van 6 maart 2023, pagina Z 513, ZD CIOBA.
13.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, met nummer 2023035213 van 15 februari 2023, pagina P 36-46, persoonsdossier [betrokkene 5] ;
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] door de rechter-commissaris in strafzaken van 24 januari 2024 (
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, p. Z 475, ZD CIOBA.
16.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, met nummer 2023035212 van 22 mei 2023, pagina P 10, persoonsdossier [betrokkene] .
17.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 28 februari 2023, pagina Z 294-301, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 1 maart 2023, pagina Z 314-317, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 1 maart 2023, pagina Z 334-339, ZD CIOBA.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 28 februari 2023, pagina Z 294-301, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 1 maart 2023, pagina Z 314-317, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 1 maart 2023, pagina Z 334-339, ZD CIOBA.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 7 maart 2023, pagina Z 374-383, ZD CIOBA.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, pagina Z 479, ZD CIOBA.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina Z 304-306, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 321, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 353-356, ZD CIOBA.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina Z 307, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 355, ZD CIOBA.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 322-323, ZD CIOBA.
24.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 17691695 van 11 mei 2023, pagina Z 539-541, ZD CIOBA.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961, pagina Z 362-373 van 8 maart 2023, ZD CIOBA.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 328-330, ZD CIOBA.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 22 februari 2023, pagina Z 332-333, ZD CIOBA.
28.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023036961-5 van 15 februari 2023, pagina A1 1-2, ZD MOBULA.
29.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 9 maart 2023, pagina Z 526, ZD CIOBA; een proces-verbaal van bevindingen met nummer van , pagina A1 71-72, ZD MOBULA.
30.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 6 maart 2023, pagina A1 50, ZD MOBULA.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 357, ZD CIOBA.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023035213 van 23 februari 2023, pagina Z 358, ZD CIOBA.
33.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, pagina Z 476, ZD CIOBA.
34.De verklaring van [verdachte] , afgelegd op de zitting van 7 februari 2024.
35.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 6 juli 2023, pagina Z 682, ZD CIOBA; Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213, pagina Z 262, ZD 14POMP23; Een proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene] met nummer 2023035213 van 22 mei 2023, pagina 10-11, persoonsdossier [betrokkene] .
36.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina Z 691, ZD CIOBA.
37.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina Z 692, ZD CIOBA.
38.
39.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 9 maart 2023, pagina Z 527, ZD CIOBA.
40.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 9 maart 2023, pagina Z 527, ZD CIOBA.
41.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3507.
42.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-7 van 15 februari 2023, pagina A1 15-16, zaaksdossier MOBULA (hierna: ZD MOBULA).
43.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961 van 16 februari 2023, pagina A1 39-40, ZD MOBULA.
44.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-9 van 15 februari 2023, pagina A1 19, ZD MOBULA.
45.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2023036961-7 van 15 februari 2023, pagina A1 16; Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-9 van 15 februari 2023, pagina A1 20, ZD MOBULA; Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-11 van 15 februari 2023, pagina A1 29, ZD MOBULA.
46.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961 van 16 februari 2023, pagina A1 41, ZD MOBULA.
47.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-10 van 15 februari 2023, pagina A1 22, ZD MOBULA;.
48.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-7 van 15 februari 2023, pagina A1 16, ZD MOBULA.
49.Een proces-verbaal aangifte, met nummer PL1300-2023036961-11 van 15 februari 2023, pagina A1 29, ZD MOBULA.
50.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023036961 van 16 februari 2023, pagina A1 43-44, ZD MOBULA
51.Een proces-verbaal van aanhouding verdachte, met nummer 2023036961-3 van 15 februari 2023, pagina B1 5, persoonsdossier [betrokkene 3] .
52.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, pagina A1 391, ZD MOUBLA.
53.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 15 februari 2023, pagina Z 181-188, ZD CIOBA.
54.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 juli 2023, pagina A1 388-389 ZD MOBULA.
55.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 7 maart 2023, pagina A1 219-221, ZD MOBULA.
56.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 17691695 van 11 mei 2023, pagina Z 539-540, ZD CIOBA.
57.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina A1 184-188, ZD MOBULA.
58.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 20 februari 2023, pagina A1 199, ZD MOBULA.
59.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 9 maart 2023, pagina Z 526, ZD CIOBA.
60.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6641.
61.Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte met nummer 2023036961-13 van 15 februari 2023, pagina B1 17-18 en 20, persoonsdossier [betrokkene 3] .
62.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] door de rechter-commissaris in strafzaken van 5 februari 2024.
63.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 2] met nummer 2023036961 van 8 maart 2023, pagina 42-43, persoonsdossier [betrokkene 2]
64.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2023051585 van 18 februari 2023, pagina Z 25, ZD 14POMP23.
65.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023051585 van 21 februari 2023, pagina Z 33-36 en 38, ZD 14POMP23.
66.Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-202351585-5 van 19 februari 2023, pagina Z 25, ZD 14POMP23.
67.Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-202351585-5 van 19 februari 2023, pagina Z 26, ZD 14POMP23.
68.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023051585 van 21 februari 2023, pagina Z 41-42, ZD 14POMP23.
69.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 11 april 2023, pagina Z 88, ZD 14POMP23.
70.Een proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [locatie 3] Huizen) met nummer PL0900-2023051585-8 van 19 februari 2023, pagina Z 12-13, ZD 14POMP23.
71.Een geschrift, zijnde een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval in Huizen op 18 februari 2023, van 13 april 2023, pagina Z 98, ZD 14POMP23.
72.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023051585 van 5 april 2023, pagina Z 52, ZD 14POMP23; Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 23 maart 2023, pagina Z 64-67, ZD 14POMP23.
73.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2023 (niet gepubliceerd, parketnummer 13/065382-23).
74.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 29 maart 2023, pagina Z 84, ZD 14POMP23.
75.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 17 mei 2023, pagina Z 174-177, ZD 14POMP23.
76.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 23 maart 2023, pagina 74-76, ZD 14POMP23.
77.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, pagina Z 261, ZD 14POMP.
78.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, pagina Z 264-265, ZD 14POMP.
79.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina A1 396, ZD MOBULA.
80.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20230035213 van 24 juli 2023, ZD MOBULA, pagina A1 398-399.
81.Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023087138-5 van 25 april 2023, pagina Z 19-20, zaaksdossier Overval BP (hierna: ZD Overval BP).
82.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 20 april 2023. pagina Z 2, ZD Overval BP.
83.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 18 april 2023, pagina Z 16-17, ZD Overval BP.
84.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 20 april 2023. pagina Z 2-3, ZD Overval BP.
85.Idem, pagina Z 4.
86.Idem, pagina Z 4.
87.Idem pagina Z 5.
88.Idem, pagina Z 32.
89.Idem, pagina Z 33.
90.Idem, pagina Z 34.
91.Een proces-verbaal van aanhouding verdachte met nummer PL1300-2023087138-8 van 22 mei 2023, pagina P 1, Persoonsdossier [betrokkene 6] .
92.Een proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikelen 59a en 63 Wetboek van Strafvordering, jeugdstrafrecht) van 24 mei 2023.
93.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2023036961 van 30 juli 2023, pagina P 52, Persoonsdossier [betrokkene 6] .
94.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 8 augustus 2023, aanvullend proces-verbaal met betrekking tot onderzoek criminele uitbuiting, pagina 11.
95.Een proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikelen 59a en 63 Wetboek van Strafvordering, jeugdstrafrecht) van 2 december 2022.
96.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] door de rechter-commissaris in strafzaken van 5 februari 2024.
97.Rechtbank Amsterdam 12 december 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8304.
98.Rechtbank Amsterdam 23 maart 2023 (niet gepubliceerd, parketnummer: 13/314050-22).
99.Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] door de rechter-commissaris in strafzaken van 5 februari 2024.
100.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 27 juni 2023, pagina Z 73 en Z 78, ZD Overval BP.
101.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 14 juni 2023, p. A 1 378-379, ZD MOBULA.
102.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023036961 van 14 juni 2023, p. A 1 383, ZD MOBULA.
103.
104.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023035213 van 16 februari 2023, pagina Z 482, ZD CIOBA.