ECLI:NL:RBAMS:2024:1236

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
AMS 23/6365 en AMS 23/6372
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over definitieve vaststelling tegemoetkoming NOW-2 en NOW-3

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd op 4 maart 2024, wordt de definitieve vaststelling van de tegemoetkomingen op grond van de NOW-2 en NOW-3 beoordeeld. Eiseres, een bedrijf dat in maart 2020 werd overgenomen, heeft beroep aangetekend tegen de berekeningen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rechtbank concludeert dat de minister de tegemoetkoming op grond van de NOW-2 niet correct heeft berekend, omdat hij de belangen niet heeft afgewogen zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid om de gebreken in de besluiten te herstellen. De rechtbank oordeelt dat de minister de loonsom moet vaststellen op basis van de loonaangiften zoals deze zijn ingediend voor de peildata, en dat de minister de definitieve tegemoetkoming opnieuw moet berekenen. De rechtbank wijst erop dat de peildata niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel, en dat de fouten in de loonaangiften voor rekening van eiseres komen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/6365 en 23/6372 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] ., uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: C. Duinmaijer),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Schreuders).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkomingen in de loonkosten op grond van de
NOW-2 [1] en NOW-3, derde tranche. [2]
AMS 23/6365
1.1.
Met een besluit van 3 april 2023 (het primaire besluit 1) heeft verweerder
(verder: de minister) de definitieve tegemoetkoming voor eiseres voor de maanden
juni, juli, augustus en september 2020 op grond van de NOW-2 vastgesteld op € 19.435,-. Met een besluit van 15 september 2023 (het bestreden besluit 1) heeft de minister het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 25.478,-.
AMS 23/6372
1.2.
Met een besluit van 28 juni 2023 (het primaire besluit 2) heeft de minister de definitieve tegemoetkoming voor eiseres voor de maanden oktober, november en december 2020 op grond van de NOW-3, derde tranche, vastgesteld op € 33.511,-. Met een besluit van
15 september 2023 (het bestreden besluit 2) heeft de minister het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 35.806,-.
1.3.
De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Namens eiseres is [naam 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Totstandkoming van de bestreden besluitvorming

AMS 23/6365
2. Op grond van de NOW-2 heeft de minister aan eiseres een voorschot van
€ 83.628,- verstrekt als tegemoetkoming in de loonkosten voor het loontijdvak juni, juli, augustus en september 2020 . Op 16 november 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een berekening van de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de
NOW-2. Met het primaire besluit 1 heeft de minister de tegemoetkoming vastgesteld op
€ 19.435,- en ook vastgesteld dat eiseres een bedrag van € 64.193,- aan te veel ontvangen voorschot moet terugbetalen.
3. Met het bestreden besluit 1 heeft de minister het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de tegemoetkoming definitief vastgesteld op € 25.478,-. Dit betekent dat eiseres een bedrag van € 58.150,- aan te veel ontvangen voorschot moet terugbetalen.
De minister heeft daarbij onder andere het verzoek van eiseres afgewezen om de loonaangiften zoals die voor de betreffende periode zijn gedaan onder het tweede loonheffingsnummer van eiseres bij de berekening te betrekken. De datum waarop de verloning op dit tweede loonheffingsnummer is geschied voor de maanden augustus en september 2020 is ver na de peildatum zoals die in de NOW-2 wordt gehanteerd van
16 november 2020 . Deze loonaangiften zijn namelijk gedaan op respectievelijk
22 en 23 maart 2021 . Ook voor aanvullingen op de loonaangiften geldt dat deze uiterlijk op de peildatum van 16 november 2020 moeten zijn gedaan. De peildata zijn blijkens de toelichting op de NOW-2 gekozen met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik, omdat de werkgever de loonaangifte met terugwerkende kracht zou kunnen corrigeren. Ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s worden correcties op de loonaangifte na de genoemde peildatum niet meer meegenomen in de bepaling van de loonsom. Er is volgens de minister in dit geval geen sprake van een situatie van evidente overmacht die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort en niet aan de werkgever toegerekend kan worden.
AMS 23/6372
4. Op grond van de NOW-3 heeft de minister aan eiseres een voorschot van
€ 87.801,- verstrekt als tegemoetkoming in de loonkosten voor het loontijdvak oktober, november en december 2020 . Op 16 november 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een berekening van de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de
NOW-3. Met het primaire besluit 1 heeft de minister de tegemoetkoming vastgesteld op
€ 33.511,- en ook vastgesteld dat eiseres een bedrag van € 54.290,- aan te veel ontvangen voorschot moet terug betalen.
5. Met het bestreden besluit 2 heeft de minister het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de tegemoetkoming definitief vastgesteld op € 35.806,-. Dit betekent dat eiseres een bedrag van € 54.290,- aan te veel ontvangen voorschot moet terugbetalen.
De minister heeft daarbij onder andere het verzoek van eiseres afgewezen om de loonaangiften zoals die voor de betreffende periode zijn gedaan onder het tweede loonheffingsnummer van eiseres bij de berekening te betrekken. De minister heeft hieraan dezelfde motivering ten grondslag gelegd als in het bestreden besluit 1. De loonaangiften voor de periode van oktober, november en december 2020 zijn namelijk ver na de peildatum van 15 februari 2021 ingediend, namelijk op 29 maart 2021 .

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of de minister de definitieve tegemoetkomingen van eiseres met toepassing van de NOW-2 en NOW-3 op een correct bedrag heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Onjuiste berekening8. Eiseres voert tegen beide bestreden besluiten allereerst aan dat de berekening van de korting op het subsidiebedrag mathematisch gezien niet klopt.
9.
Voor wat betreft de vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-2 is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Zij overweegt daartoe als volgt.
9.1.
De minister heeft in het verweerschrift toegelicht dat sprake is van een typefout in het bestreden besluit 1 en dat de loonkosten in de subsidieperiode in totaal € 101.646,- bedragen. Bij de berekening is volgens de minister ook van dit bedrag aan loonkosten in de subsidieperiode uitgegaan, waardoor het verschil tussen vier keer de loonsom van de referentiemaand maart 2020 en de loonsom in de subsidieperiode een bedrag is van
€ 81.384,-. De tegemoetkoming had dan volgens de minister vastgesteld moeten worden op een bedrag van € 25.440,- in plaats van € 25.478,-. Eiseres is hierdoor niet benadeeld.
9.2.
De rechtbank volgt de berekening van de minister niet. Wanneer de definitieve vaststelling conform artikel 8, eerste lid, van de NOW-2 wordt berekend, komt de rechtbank uit op een bedrag van € 106.824,- [3] . Omdat de loonsom in de subsidieperiode lager is dan vier keer de loonsom van de referentiemaand maart 2020 , moet op grond van artikel
8, vijfde lid, van de NOW-2 de subsidie worden verlaagd. De rechtbank komt daarbij uit op een bedrag van € 74.859,22 ,- [4] waarmee het subsidiebedrag moet worden verlaagd. De definitieve tegemoetkoming voor eiseres op grond van de NOW-2 moet dan worden vastgesteld op € 31.740,-. [5] Het terug te vorderen bedrag dient daarmee ook te worden aangepast.
10. Voor wat betreft de berekening van de definitieve vaststelling van de NOW-3 slaagt de beroepsgrond niet. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat sprake is van afrondingsverschillen, die echter geen invloed hebben op de vaststelling van de definitieve tegemoetkoming tot een bedrag van € 35.806,-. Conform artikel 16, eerste lid, van de
NOW-3 wordt de hoogte van de subsidie berekend op € 107.553,82. [6] Omdat in de subsidieperiode sprake is van een daling van de loonsom ten opzichte van de referentiemaand juni 2020 , wordt de tegemoetkoming conform het vijfde lid van artikel
16 van de NOW-3 verlaagd met een bedrag van € 71.747,31. [7] De tegemoetkoming moet dan worden vastgesteld op afgerond € 35.806,-.
Loonsom in de subsidieperiodes
11.1.
Eiseres voert verder tegen beide bestreden besluiten aan dat de minister de tegemoetkoming voor zowel de NOW-2 als de NOW-3 heeft berekend aan de hand van een onjuiste loonsom. De minister had volgens eiseres namelijk uit moeten gaan van de loonsom zoals deze blijkt uit de aangiften onder de samengestelde loonheffingsnummers. Ten aanzien van de NOW-2 bedraagt de loonsom over de subsidieperiode van juni tot en met september 2020 gelet op de samengestelde loonheffingsnummers € 156.524,-, en dus niet
€ 106.824,- waarmee de minister heeft gerekend. Wat betreft de NOW-3 bedraagt de loonsom over de subsidieperiode van oktober tot en met december 2020 volgens eiseres
€ 97.450,27 en niet € 24.130,- waarmee de minister gerekend heeft. Deze verschillen worden veroorzaakt doordat de minister de loonaangiften over augustus tot en met
december 2020 niet heeft willen meenemen bij de berekening omdat deze na de in de regelingen genoemde peildata zijn ingediend.
11.2.
Eiseres heeft in haar beroepschrift toegelicht hoe het is gekomen dat deze loonaangiften na de peildata zijn ingediend. Zij baatte onder de naam [bedrijf 2] een [locatie] in het centrum van Amsterdam. De vennootschap werd per 16 maart 2020 overgenomen door de [bedrijf 1] . Na een verbouwing in de maanden juni en juli 2020 werd op 1 augustus 2020 de zaak heropend onder de naam [naam 2] . De nieuwe eigenaren besloten om de loonadministratie van eiseres onder te brengen bij een ander accountantskantoor en salarisverwerker, [bedrijf 3] . Afgesproken werd dat de oude accountant en salarisverwerker, [bedrijf 4] , de al in dienst zijnde medewerkers zou blijven verlonen tot
1 januari 2021 en dat [bedrijf 3] vanaf augustus 2020 eventuele nieuwe medewerkers en per
1 januari 2021 alle werknemers van eiseres zou verlonen. Beide loonaangiften werden gedaan onder het loonheffingsnummer [nummer 1] . In de week van 22 februari 2021 is gebleken dat de loonaangiften over augustus tot en met december 2020 die door [bedrijf 4] waren ingediend, overschreven zijn door de loonaangiften van [bedrijf 3] . De Belastingdienst heeft toen geadviseerd de overschreven loonaangiften niet opnieuw onder hetzelfde loonheffingsnummer in te dienen, maar een tweede loonheffingsnummer aan te vragen en de overschreven loonaangiften onder dit tweede loonheffingsnummer opnieuw in te dienen. [bedrijf 4] heeft dit vervolgens gedaan en daarbij op aandringen van de Belastingdienst ook de loonaangifte over de maand juli 2020 op 29 maart 2021 opnieuw ingediend onder het loonheffingsnummer [nummer 2] .
11.3.
Op de zitting heeft eiseres nog aangevuld dat het begin van de coronacrisis een heftige periode was voor het bedrijf met de recente overname, een grootschalige verbouwing en de daarbij komende onzekerheid door de lockdowns en aanvullende, wisselende regels voor de horeca ter voorkoming van verspreiding van het coronavirus. Ten tijde van de coronacrisis was met betrekking tot bepaalde belastingen waar ondernemers mee te maken hebben, sprake van een uitstelregeling bij de Belastingdienst; dit heeft er mede voor gezorgd dat de fout niet eerder is opgemerkt dan bij de WW-aanvraag van een van de medewerkers in januari 2021 . Eiseres heeft geen personeel ontslagen. In tegendeel, zij heeft in 2020 juist veel nieuwe medewerkers aangenomen.
12. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de minister de definitieve tegemoetkoming op grond van de NOW-2 en NOW-3 conform deze regelingen heeft verricht, behoudens de fout in de berekening van de NOW-2 zoals onder 9 is overwogen. Blijkens de NOW-2 en NOW-3 moet de minister bij de berekening van de definitieve tegemoetkoming uitgaan van de loonsom over de subsidieperiode zoals deze blijkt uit de loonaangifte, die op de peildata van respectievelijk 16 november 2020 [8] en
15 februari 2021 [9] bekend is. Niet in geschil is dat de minister bij de berekening van de definitieve tegemoetkoming onder de NOW-2 en NOW-3 is uitgegaan van de loonsommen zoals deze op de peildata uit de toen door de Belastingdienst ontvangen loonaangiften bleken.
13. De rechtbank heeft begrip voor de uitdagingen waarvoor eiseres zich bij het uitbreken van de coronacrisis voor gesteld zag. Ook is het de rechtbank duidelijk dat eiseres heeft voldaan aan de doelstelling van de NOW-regelingen, nu zij haar personeel niet alleen in dienst heeft gehouden, maar haar personeelsbestand zelfs heeft uitgebreid. De rechtbank is dan ook geenszins gebleken van misbruik van de regelingen door eiseres. Er is sprake van een fout van de nieuwe salarisadministrateur waardoor de eerdere loonaangifte is overschreven, en de loonsom zoals bekend op de peildata niet overeenkomt met de daadwerkelijk aan haar personeel uitbetaalde loonsom. Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [10] komen dergelijke fouten echter wel voor rekening en risico van eiseres. De rechtbank volgt daarbij niet het standpunt van eiseres dat sprake is van een evidente overmachtssituatie. Immers, de rechtbank is niet gebleken dat eiseres of haar salarisadministrateur de loonaangifte niet tijdig heeft kunnen doen dan wel niet vóór de genoemde peildata de fout had kunnen ontdekken en herstellen. Ook is naar het oordeel van de rechtbank daarmee geen sprake van puur administratieve wijzigingen en kan het beroep van eiseres op een brief van de minister en door haar genoemde uitspraken eiseres niet baten. De zelfgemaakte fout heeft er immers voor gezorgd dat op de peildata de loonaangifte niet compleet was en niet overeenkwam met de door eiseres daadwerkelijk uitbetaalde loonsommen in de subsidieperioden.
14. Eiseres heeft bepleit de loonaangiften zoals deze uit beide loonheffingsnummers blijken, samen te tellen. De rechtbank overweegt dat dit eiseres echter voor de peildata van de NOW-2 en NOW-3 niet helpt, omdat het tweede loonheffingsnummer pas in maart 2021 is aangemaakt. De loonaangiften onder dit loonheffingsnummer waren dus niet op de peildata bekend. Het betoog van eiseres komt daarmee neer op een verzoek de genoemde peildata uit de NOW-2 en NOW-3 buiten toepassing te laten en in het geval van eiseres te verschuiven naar eind maart 2021 . Dit vraagt om een exceptieve toetsing van de NOW-2 en NOW-3.
15. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om de peildata in strijd te achten met het evenredigheidsbeginsel of enig ander beginsel van behoorlijk bestuur of algemeen rechtsbeginsel en om deze buiten toepassing te laten. De rechtbank wijst daarbij op de strenge lijn in de rechtspraak van de Raad. [11]
15.1.
In de uitspraken van de Raad is onder meer overwogen dat de minister bij de totstandkoming van een subsidieregeling zoals de NOW namelijk veel beslissingsruimte heeft. De NOW-regelingen zijn het resultaat van een politiek-bestuurlijke afweging om werkgevers, die te maken hebben met een acute terugval in de omzet door vermindering van de bedrijvigheid door bijzondere omstandigheden, die niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, zoals het coronavirus, een tegemoetkoming te bieden in de loonkosten met het doel werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Het is verder een noodmaatregel waarbij een zeer groot aantal werkgevers op korte termijn duidelijkheid moest worden verschaft over de aard en de inhoud van de regeling. De regeling heeft daardoor noodgedwongen een generiek karakter waarbij niet steeds maatwerk kan worden geboden. Een en ander betekent volgens de Raad dat de intensiteit van de exceptieve toetsing terughoudend is. In zijn rechtspraak heeft de Raad vervolgens overwogen dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van de NOW-regelingen blijkt dat de regelgever met deze peildata in de regelingen misbruik en fraude heeft willen voorkomen door in de regelingen peildata op te nemen die zijn gelegen vóór de aankondiging van die NOW-regelingen. [12]
15.2.
Ook in het geval van eiseres neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de peildata bewust zijn gekozen en een legitiem doel dienen, waaraan zwaarwegende betekenis toekomt. Dat de minister – zoals eiseres stelt – op simpele wijze maatwerk had kunnen leveren door de in maart 2021 compleet geworden loonaangiften onder de twee loonheffingsnummers samen te tellen, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat de in de regelingen vastgestelde peildata de toetsing kunnen doorstaan.
Belangenafweging16. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de minister heeft nagelaten te motiveren op welke grond als genoemd in artikel 4:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de subsidie op een lager bedrag is vastgesteld dan bij de subsidieverlening is berekend. Eiseres meent dat de verlaging van de subsidie onevenredig is en in strijd met het doel van de regeling, namelijk behoud van de werkgelegenheid. Niet betwist is dat de onder het tweede loonheffingsnummer verloonde werknemers gedurende de subsidieperiode in dienst waren van eiseres, dat eiseres loonkosten heeft gemaakt voor deze werknemers en dat zij tientallen nieuwe medewerkers in dienst heeft genomen.
17. Omdat het in deze zaken om de vaststelling van subsidie gaat, zijn, naast de bepalingen van de NOW-2 en NOW-3, ook de bepalingen van titel 4.2 van de Awb van toepassing. Op grond van artikel 4:46, eerste lid, van de Awb wordt de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vastgesteld, tenzij sprake is van één van de (limitatief) in het tweede lid genoemde situaties. In die gevallen kan de subsidie lager worden vastgesteld.
17.1.
Een besluit tot vaststelling van de subsidie op grond van de NOW-2 en NOW-3 op een lager bedrag dan bij de subsidieverlening is vastgesteld, berust op een discretionaire bevoegdheid. Bij de toepassing van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb moet de minister een afweging maken tussen het belang van een juiste vaststelling van de NOW-subsidie enerzijds en de gevolgen van een lagere vaststelling voor eiseres anderzijds. Op grond van het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel mogen de voor eiseres nadelige gevolgen van de lagere vaststelling niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
17.2.. De rechtbank stelt vast dat de minister in het geval van eiseres niet kenbaar de belangen heeft gewogen. Dat had wel gemoeten, zeker omdat eiseres al in bezwaar heeft gesteld dat zij onevenredig wordt benadeeld en een beroep heeft gedaan op artikel
3:4, tweede lid, van de Awb. Omdat de minister zich op de zitting niet heeft laten vertegenwoordigen, is een nadere toelichting van de minister niet verkregen. De bestreden besluiten zijn niet toereikend gemotiveerd.

Conclusies en gevolgen

18. Het bestreden besluit 1 is onrechtmatig voor zover de definitieve tegemoetkoming is vastgesteld op een bedrag van € 25.478,-.
19. Voor zowel het bestreden besluit 1 als het bestreden besluit 2 geldt dat uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de besluiten een motiveringsgebrek hebben. De minister mag de tegemoetkomingen op grond van de NOW-2 en NOW-3 wel op lagere bedragen vaststellen dan bij de subsidieverlening zijn berekend, maar dan had hij wel de hierbij betrokken belangen moeten afwegen. De beide bestreden besluiten geven hiervan geen blijk. Van de vereiste belangenafweging is dus ook in de beroepsfase niet gebleken.
20.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in een bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
20.1.
De rechtbank ziet aanleiding om de minister in de gelegenheid te stellen de gebreken in de bestreden besluiten 1 en 2 te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van de nu bestreden besluiten. Om de gebreken te herstellen, moet de minister motiveren op welke grond uit artikel 4:46, eerste lid, van de Awb de tegemoetkomingen lager worden vastgesteld dan bij de subsidieverlening is berekend en daarbij kenbaar de betrokken belangen afwegen. De minister moet verder de tegemoetkoming op grond van de NOW-2 opnieuw berekenen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de minister de gebreken kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
21. De minister moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank na ontvangst van nieuwe beslissingen op bezwaar, eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de minister.
21.1.
In beginsel, ook in de situatie dat de minister de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
22. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de minister op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
  • stelt de minister in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. Galjee-Melehi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 maart 2024 .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:46 van de Awb bepaalt:
1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
e subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.
Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.
Artikel 8 van de NOW-2 bepaalt:
1. De hoogte van de subsidie is de uitkomst van:
A x B x 4 x 1,4 x 0,9
Hierbij staat:
A voor het percentage van de omzetdaling;
B voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, met dien verstande dat: (…)
2. Voor de loonsom, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over het derde aangiftetijdvak van het jaar 2020 , met dien verstande dat indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent. (…)
5. Indien de loonsom bedoeld onder de letter C lager is dan viermaal de loonsom als bedoeld in het eerste lid, onder de letter B, wordt de subsidie verlaagd met:
(B x 4 – C) x 1,4 x 0,9
Hierbij staat:
B voor de loonsom, zoals berekend op grond van het eerste lid tot en met vierde lid;
C voor de loonsom over de periode 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 , met dien verstande dat het eerste lid tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing is, waarbij de gehanteerde aangiftetijdvakken het zesde tot en met het negende aangiftetijdvak van het jaar 2020 zijn. (…)
7.De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter B, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 mei 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
8. De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter C, bedoeld in het vijfde lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 16 november 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. Indien de loonaangifte na laatstgenoemde datum naar beneden wordt bijgesteld, kan de Minister besluiten de gewijzigde loonaangifte in aanmerking te nemen voor de vaststelling van de loonsom, bedoeld in het vijfde lid, onder de letter C. (…)

Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.Artikel 16 van de NOW-3 bepaalt:1. De hoogte van de subsidie is de uitkomst van:

A x B x 3 x 1,4 x 0,8
Hierbij staat:
A voor het percentage van de omzetdaling;
B voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, (…).
2. Voor de loonsom, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand juni 2020 . (…)
5. Indien de loonsom als bedoeld onder de letter C meer dan 10%, naar beneden afgerond, lager is dan driemaal de loonsom als bedoeld in het eerste lid, onder de letter B, wordt de subsidie verlaagd met:
((0,9B x 3) – C) x 1,4 x 0,8
Hierbij staat:
B voor de loonsom, zoals berekend op grond van het eerste lid tot en met vierde lid;
C voor de loonsom over de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 , met dien verstande dat het eerste en het vierde lid van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij de gehanteerde aangiftetijdvakken het tiende tot en met het twaalfde aangiftetijdvak van het jaar 2020 zijn.
7. De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter B, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 26 augustus 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
8. De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter C, bedoeld in het vijfde lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 februari 2021 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. Indien de loonaangifte na laatstgenoemde datum naar beneden wordt bijgesteld, kan de Minister besluiten de gewijzigde loonaangifte in aanmerking te nemen voor de vaststelling van de loonsom, bedoeld in het vijfde lid, onder de letter C. (…)

Voetnoten

1.De Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.
2.De Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.
3.= 51% x € 41.559,02 x 4 x 1,4 x 0,9
4.= ((€ 41.559,02 x 4) – € 106.824) x 1,4 x 0,9.
5.= € 106.824 – € 75.084.
6.= 98% x (€ 32.663,48 x 3) x 1,4 x 0,8.
7.= ((0,9 x € 32.663,48 x3) – € 24.130) x 1,4 x 0,8.
8.Zie artikel 8, achtste lid, van de NOW-2.
9.Zie artikel 16, achtste lid, van de NOW-3.
10.Zie de uitspraak van de Raad van 1 november 2023 , ECLI:NL:CRVB: 2023 :2031.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak genoemd in noot 10.
12.Zie voor een uitspraak over de NOW-2 bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 28 januari 2021 , ECLI:NL:CRVB: 2021 :87. Zie voor een uitspraak over de NOW-3 bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 januari 2024 , ECLI:NL:CRVB: 2024 :104.