Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres] ., uit Amsterdam, eiseres
Procesverloop
(verder: de minister) de definitieve tegemoetkoming voor eiseres voor de maanden
juni, juli, augustus en september 2020 op grond van de NOW-2 vastgesteld op € 19.435,-. Met een besluit van 15 september 2023 (het bestreden besluit 1) heeft de minister het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 25.478,-.
15 september 2023 (het bestreden besluit 2) heeft de minister het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 35.806,-.
Totstandkoming van de bestreden besluitvorming
€ 83.628,- verstrekt als tegemoetkoming in de loonkosten voor het loontijdvak juni, juli, augustus en september 2020 . Op 16 november 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een berekening van de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de
NOW-2. Met het primaire besluit 1 heeft de minister de tegemoetkoming vastgesteld op
€ 19.435,- en ook vastgesteld dat eiseres een bedrag van € 64.193,- aan te veel ontvangen voorschot moet terugbetalen.
16 november 2020 . Deze loonaangiften zijn namelijk gedaan op respectievelijk
22 en 23 maart 2021 . Ook voor aanvullingen op de loonaangiften geldt dat deze uiterlijk op de peildatum van 16 november 2020 moeten zijn gedaan. De peildata zijn blijkens de toelichting op de NOW-2 gekozen met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik, omdat de werkgever de loonaangifte met terugwerkende kracht zou kunnen corrigeren. Ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s worden correcties op de loonaangifte na de genoemde peildatum niet meer meegenomen in de bepaling van de loonsom. Er is volgens de minister in dit geval geen sprake van een situatie van evidente overmacht die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort en niet aan de werkgever toegerekend kan worden.
€ 87.801,- verstrekt als tegemoetkoming in de loonkosten voor het loontijdvak oktober, november en december 2020 . Op 16 november 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een berekening van de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de
€ 33.511,- en ook vastgesteld dat eiseres een bedrag van € 54.290,- aan te veel ontvangen voorschot moet terug betalen.
Beoordeling door de rechtbank
Voor wat betreft de vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-2 is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Zij overweegt daartoe als volgt.
€ 81.384,-. De tegemoetkoming had dan volgens de minister vastgesteld moeten worden op een bedrag van € 25.440,- in plaats van € 25.478,-. Eiseres is hierdoor niet benadeeld.
8, vijfde lid, van de NOW-2 de subsidie worden verlaagd. De rechtbank komt daarbij uit op een bedrag van € 74.859,22 ,- [4] waarmee het subsidiebedrag moet worden verlaagd. De definitieve tegemoetkoming voor eiseres op grond van de NOW-2 moet dan worden vastgesteld op € 31.740,-. [5] Het terug te vorderen bedrag dient daarmee ook te worden aangepast.
16 van de NOW-3 verlaagd met een bedrag van € 71.747,31. [7] De tegemoetkoming moet dan worden vastgesteld op afgerond € 35.806,-.
€ 106.824,- waarmee de minister heeft gerekend. Wat betreft de NOW-3 bedraagt de loonsom over de subsidieperiode van oktober tot en met december 2020 volgens eiseres
€ 97.450,27 en niet € 24.130,- waarmee de minister gerekend heeft. Deze verschillen worden veroorzaakt doordat de minister de loonaangiften over augustus tot en met
december 2020 niet heeft willen meenemen bij de berekening omdat deze na de in de regelingen genoemde peildata zijn ingediend.
1 januari 2021 en dat [bedrijf 3] vanaf augustus 2020 eventuele nieuwe medewerkers en per
1 januari 2021 alle werknemers van eiseres zou verlonen. Beide loonaangiften werden gedaan onder het loonheffingsnummer [nummer 1] . In de week van 22 februari 2021 is gebleken dat de loonaangiften over augustus tot en met december 2020 die door [bedrijf 4] waren ingediend, overschreven zijn door de loonaangiften van [bedrijf 3] . De Belastingdienst heeft toen geadviseerd de overschreven loonaangiften niet opnieuw onder hetzelfde loonheffingsnummer in te dienen, maar een tweede loonheffingsnummer aan te vragen en de overschreven loonaangiften onder dit tweede loonheffingsnummer opnieuw in te dienen. [bedrijf 4] heeft dit vervolgens gedaan en daarbij op aandringen van de Belastingdienst ook de loonaangifte over de maand juli 2020 op 29 maart 2021 opnieuw ingediend onder het loonheffingsnummer [nummer 2] .
15 februari 2021 [9] bekend is. Niet in geschil is dat de minister bij de berekening van de definitieve tegemoetkoming onder de NOW-2 en NOW-3 is uitgegaan van de loonsommen zoals deze op de peildata uit de toen door de Belastingdienst ontvangen loonaangiften bleken.
3:4, tweede lid, van de Awb. Omdat de minister zich op de zitting niet heeft laten vertegenwoordigen, is een nadere toelichting van de minister niet verkregen. De bestreden besluiten zijn niet toereikend gemotiveerd.
Conclusies en gevolgen
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in een bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de minister de gebreken kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
Beslissing
- draagt de minister op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt de minister in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
mr.N. Galjee-Melehi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 maart 2024 .