Uitspraak
1.Inleiding
2.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2024;
- de pleitnota van Hoist Finance.
3.De feiten
“Nee”. Rabobank heeft geen geldmiddelen van de door u genoemde schuldenaar onder zich.”
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft Hoist Finance, vertegenwoordigd door haar deurwaarder, een kort geding aangespannen tegen de Rabobank. De kern van het geschil betreft de uitleg van artikel 475aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de deurwaarder de bevoegdheid geeft om bij banken informatie op te vragen over geldmiddelen van een schuldenaar. Hoist Finance stelt dat de Rabobank verplicht is om te bevestigen of de schuldenaar een bankrekening bij hen aanhoudt, terwijl de Rabobank betoogt dat zij enkel hoeft te antwoorden of er op dat moment geldmiddelen aanwezig zijn.
De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 27 februari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Rabobank op een verzoek van de deurwaarder om informatie over de schuldenaar heeft geantwoord dat zij geen geldmiddelen onder zich heeft. Hoist Finance heeft vervolgens geëist dat de Rabobank verduidelijking geeft over de bankrekening van de schuldenaar.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Rabobank niet alleen moet bevestigen of er geldmiddelen zijn, maar ook of de schuldenaar een bankrekening bij hen heeft. Dit is gebaseerd op de wetshistorie en de bedoeling van artikel 475aa Rv, dat is ingevoerd om de praktijk van multi-bankbeslagen te verminderen. De rechter heeft de vordering van Hoist Finance toegewezen en de Rabobank veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 5 maart 2024.