ECLI:NL:RBAMS:2024:1195
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uitlevering calamiteitenrapport na overlijden patiënt en echtgenote; doorbreking verschoningsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 98 juncto 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het beklag betreft de uitlevering van een calamiteitenrapport dat is opgesteld naar aanleiding van het overlijden van een patiënt, [persoon 1], en zijn echtgenote, mevrouw [persoon 3]. De rechter-commissaris had eerder een bevel tot uitlevering gegeven, waarop klager bezwaar maakte, stellende dat het rapport onder het verschoningsrecht valt. De rechtbank erkent dat het rapport inderdaad onder het verschoningsrecht valt, maar oordeelt dat er uitzonderlijke omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat dit recht doorbroken wordt. De rechtbank overweegt dat het belang van de waarheidsvinding in deze zaak, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden rondom de dood van de betrokkenen, zwaarder weegt dan het verschoningsrecht. De rechtbank concludeert dat het Openbaar Ministerie het rapport nodig heeft voor een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke nalatigheid van zorgverleners. Het beklag wordt ongegrond verklaard.