ECLI:NL:RBAMS:2024:1078

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
C/13/743244 / KG ZA 23-1061
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voortzetting bankrelatie door Rabobank met voorzitter van Stichting ISRAA

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], voorzitter van de Stichting Internationale Steun Rechtstreeks Aan Armen (Stichting ISRAA), en de coöperatie Rabobank U.A. [eiseres] vorderde de voortzetting van haar bankrelatie met Rabobank, die deze had opgezegd naar aanleiding van zorgen over de activiteiten van de stichting en mogelijke betrokkenheid bij terrorismefinanciering. Rabobank had eerder al de bankrelatie met de stichting beëindigd en stelde dat de opzegging van de bankrelatie met [eiseres] gerechtvaardigd was vanwege haar rol als voorzitter van de stichting, die op een lijst van het Israëlische National Bureau for Counter Terror Financing (NBCTF) stond als partij die Hamas financiert. De voorzieningenrechter oordeelde dat Rabobank voldoende redenen had om de bankrelatie met [eiseres] op te zeggen, gezien de risico's voor de integriteit en reputatie van de bank. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/743244 / KG ZA 23-1061 MDvH/TF
Vonnis in kort geding van 22 februari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 8 december 2023,
advocaten mr. E.S.J. Wever en mr. P. Gielen te Amsterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaten mr. R.M. Vermaire en R.E. de Groot te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Rabobank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 11 januari 2024 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Rabobank heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
1.2.
In dit kort geding gaat het om de opzegging door Rabobank van de bankrelatie met [eiseres] , die voorzitter is van de Stichting Internationale Steun Rechtstreeks Aan Armen (hierna: Stichting ISRAA of de Stichting). Een dag voor de zitting heeft [naam 1] , een ander bestuurslid van de Stichting met wie Rabobank eveneens de bankrelatie heeft opgezegd (en voor wie de advocaat van [eiseres] ook als advocaat optreedt), verzocht zich in deze zaak als eisende partij te mogen voegen (of tussenkomen). De voorzieningenrechter heeft dat late verzoek voorafgaand aan de zitting afgewezen (kort gezegd omdat de beoordeling van de vorderingen in beide zaken een individuele belangenafweging vergt). De zaak van [naam 1] is op 8 februari 2024 door een andere voorzieningenrechter behandeld. In afwachting van die zitting is de vonnisdatum in deze zaak enkele weken aangehouden. Vonnis in beide zaken is bepaald op vandaag.
1.3.
Ter zitting waren voor zover van belang aanwezig:
[eiseres] met mr. Gielen en mr. S.M.Y. van de Graaff, advocaat te Amsterdam, en
aan de kant van Rabobank: [naam 2] (specialist Financial Economic Crime (FEC)) en [naam 3] (medewerker FEC) met mr. Vermaire en mr. De Groot.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] bankiert ruim 10 jaar bij Rabobank. Zij heeft op dit moment een betaal- en spaarrekening en maakt gebruik van internetbankieren en een Wereldpas.
2.2.
Sinds 1 oktober 2016 is [eiseres] voorzitter van Stichting ISRAA, die in 2001 is opgericht. De Stichting is een Nederlandse humanitaire non-profitorganisatie. Zij ondersteunt Palestijnse weeskinderen en mensen die noodhulp nodig hebben, onder meer in vluchtelingenkampen in Gaza, Libanon en Turkije.
2.3.
Het bestuur van de Stichting heeft (althans had tot haar ontbinding, zie hierna onder 2.14) de volgende samenstelling: [eiseres] (voorzitter), [naam 4] (bestuurslid sinds 2017 en echtgenoot van [eiseres] ), [naam 5] (secretaris sinds 2019) en [naam 1] (bestuurslid sinds 14 januari 2022). Daarnaast is [naam 6] , tot haar aanhouding in juni 2023 (zie hierna onder 2.8), anderhalf jaar penningmeester geweest van de Stichting. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 8 januari 2024 is vermeld dat de bestuurders van de Stichting gezamenlijk bevoegd zijn.
2.4.
In de periode van 2003 tot 1 juli 2023 heeft Stichting ISRAA bij Rabobank gebankierd. Rabobank had vóór 1 juli 2023 al een aantal keer aangekondigd dat zij de bankrelatie met de Stichting wenste te beëindigen, omdat Rabobank niet aan haar verplichtingen in de Wet op het financieel toezicht (Wft), de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en sanctiewetgeving kon voldoen. Rabobank was van mening dat bij Stichting ISRAA sprake was van een niet transparante geld- en/of goederenstroom naar Gaza, waarbij het ging om transacties die via een omweg (bijvoorbeeld Turkije) naar Gaza werden geboekt. Rabobank verweet de Stichting dat ondanks de vele vragen die zij daarover aan de Stichting had gesteld nooit echt duidelijkheid kreeg. Rabobank verweet de Stichting ook dat, ondanks dat Rabobank al in 2017 de eis had gesteld dat Stichting ISRAA het zogenoemde CBF-keurmerk (het keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving) moest verkrijgen (waarvoor een accountantsverklaring is vereist), zij dat nog steeds niet had.
2.5.
In 2021 heeft Rabobank de bankrelatie daadwerkelijk opgezegd. In 2021 heeft de Stichting Rabobank in kort geding gedagvaard en gevorderd om de door Rabobank opgezegde bankrelatie met haar voort te zetten. Naast voornoemde verwijten, heeft Rabobank (voor het eerst) in haar conclusie van antwoord in dat kort geding ook erop gewezen dat Stichting Al Aqsa – waarvan Stichting ISRAA kort na haar oprichting een deel van de activiteiten had overgenomen – volgens de AIVD ervan werd verdacht dat zij terrorisme ondersteunde (waaronder Hamas), dat de Europese Unie Stichting Al Aqsa op de lijst van verboden terroristische organisaties had geplaatst en dat in de media ook ISRAA werd gelinkt aan Hamas. Er was dus een materieel risico dat het geld van Stichting ISRAA bij Hamas terechtkwam, aldus Rabobank. Bij vonnis van 1 september 2021 heeft de voorzieningenrechter [1] Rabobank veroordeeld de relatie met Stichting ISRAA (voorlopig) voort te zetten. In het vonnis is onder meer het volgende overwogen:
“(…)
4.5.
Hierbij Is allereerst van belang dat de twee bestuursleden van ISRAA die ter zitting aanwezig waren [onder wie [eiseres] , vzr] relatief nieuw zijn en geen onderdeel uitmaken van de ‘geschiedenis’ die Rabobank heeft met ISRAA. Door de twee bestuursleden is ter zitting ook toegegeven dat eerdere (inmiddels vertrokken) bestuursleden niet altijd even professioneel hebben gehandeld (…). De twee bestuursleden die op de zitting aanwezig waren konden op alle vragen van de voorzieningenrechter een adequaat antwoord geven en gaven er blijk van hun taak serieus te nemen. De voorzieningenrechter heeft dan ook de indruk dat de twee huidige bestuursleden alles op alles zetten om de relatie met Rabobank in stand te houden. Zij zijn bereid te voldoen aan alle (redelijke) eisen van Rabobank. Zo hebben zij de jaarrekening laten controleren door een registeraccountant (afkomstig van een gerenommeerd kantoor) en zijn hard bezig met het verkrijgen van het CBF-keurmerk en dit keurmerk is, volgens hun verklaring ter zitting, bijna in zicht.
(…)
4.6. (…)
Enkele verwijten die Rabobank ISRAA thans maakt, over onduidelijke geldstromen of over onduidelijke samenwerkingspartners zijn voor ISRAA nieuw, althans gedeeltelijk nieuw.
4.7. (…)
Uit het feit dat de accountant een goedkeurende verklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening kan ook worden afgeleid dat de accountant kennelijk heeft kunnen nagaan dat het geld dat ISRAA heeft uitgegeven ook daadwerkelijk terecht is gekomen bij projecten waarvoor zij bestemd waren en dat de accountant geen aanwijzingen heeft gevonden voor terrorismefinanciering, zoals ISRAA terecht heeft aangevoerd. (…)
(…)
4.9. (…)
Op zich heeft Rabobank gelijk dat ISRAA niet altijd voortvarend te werk is gegaan, maar het huidige bestuur doet duidelijk haar best en heeft begrijpelijke redenen aangevoerd waarom de accountantsverklaring en het CBF-keurmerk langer op zich hebben laten wachten dan zij zelf ook had gehoopt. (…)
4.10.
Al met al leidt een afweging van belangen ertoe dat [de vordering] toewijsbaar is, uiteraard op basis van de feiten en omstandigheden zoals die bij de voorzieningenrechter bekend zijn ten tijde van het wijzen van dit vonnis. (…) Minst genomen dient Rabobank nu af te wachten of ISRAA inderdaad, zoals gezegd, het CBF-keurmerk zal verkrijgen. Afhankelijk daarvan kan Rabobank zich mogelijk verder beraden.
(…).”
2.6.
Op 4 juni 2023 heeft het Israëlische
National Bureau for Counter Terror Financing(hierna: NBCTF) een zogenaamde
seizure orderafgekondigd tegen een (voormalig) vrijwilliger van de Stichting, genaamd [naam 7] . Als reden wordt hiervoor gegeven: “
Illegal Reward for Terror”. In de
seizure orderstaat voor zover van belang het volgende:
“Pursuant to my authority under (…) (hereinafter –
The Law), having been convinced that the property detailed below is the property of a declared terrorist organization and that it was obtained as payment or a reward for committing a serious terrorist offense or intented to be payment or a reward for such an offense, I order the temporary seizure of the following property:
$400,000 USD transferred from the designated terrorist organization HAMAS
To:
Name:
[naam 7]
Also known as:
(…)
ii. [naam 7]
(…)
Description:
Head of the designated terrorist organization
ISRAA Foundation(…)
IBAN:
[rekeningnummer]
Address: (…)
Rotterdam(…)
(…).”
2.7.
Op 16 juni 2023 heeft Rabobank aan Stichting ISRAA meegedeeld alsnog per 1 juli 2023 de bankrelatie met haar te beëindigen, mede naar aanleiding van de hiervoor genoemde
seizure order. De bankrelatie is toen ook daadwerkelijk beëindigd.
2.8.
Op 26 juni 2023 is het volgende nieuwsbericht op de website van het Openbaar Ministerie geplaatst:

Onderzoek naar grootschalige financiering van Hamas
Nieuwsbericht | 26-06-2023 | 15:45
Op 22 juni 2023 zijn een 55-jarige man en zijn 25-jarige dochter uit Leidschendam aangehouden door de FIOD. Het Openbaar Ministerie (OM) verdenkt ze ervan geld (ongeveer 5,5 miljoen euro) te hebben verzonden naar organisaties die te relateren zijn aan de in 2003 gesanctioneerde organisatie Hamas. Dit is strafbaar gesteld in de Sanctiewet 1977 in combinatie met Verordening (EG) 2580/2001 en de Sanctieregeling Terrorisme 2002. Eveneens worden zij ervan verdacht deel te nemen aan een criminele organisatie, die tot doel heeft Hamas financieel te ondersteunen. Tijdens doorzoekingen van een woning in Leidschendam en een bedrijfspand in Rotterdam is onder meer beslag gelegd op administratie en grote hoeveelheden contant geld. Tevens is beslag gelegd op een banktegoed van zo’n € 750.000.
Stichting op sanctielijst
De man en de vrouw zijn vermoedelijk betrokken bij een stichting die een voortzetting lijkt te zijn van een andere, gesanctioneerde, stichting. Deze stichting kwam op de sanctielijst omdat ze gelden deed toekomen aan organisaties die waren te relateren aan Hamas. De verdenking is dat de huidige stichting de strafbare feiten heeft overgenomen en voortgezet. Tot slot is er volgens het OM waarschijnlijk sprake van de voortzetting van een verboden organisatie, te weten de genoemde gesanctioneerde stichting. Beide verdachten zijn aangehouden en zitten nog vast.
Na meldingen FIU en krantenartikelen
Het onderzoek is gestart naar aanleiding van meldingen van ongebruikelijke transacties door de Financial Intelligence Unit (FIU) en krantenartikelen over een fondsenwerver in Europa voor Hamas. In Nederland is geen formele aanwezigheid van Hamas. Toch zijn er diverse pro-Palestijnse en pro-Gaza organisaties in Nederland die een belangrijke schakel zijn in het internationale netwerk dat geld inzamelt voor Hamas.”
De twee aangehouden personen zijn [naam 7] en [naam 6] (op dat moment) penningmeester van Stichting ISRAA (zie hiervoor onder 2.3).
2.9.
Op 28 juni 2023 heeft AD een artikel gepubliceerd over vader en dochter [naam 6 en 7] en Stichting ISRAA. In dit artikel staat onder meer het volgende:
“(…)
‘Geef aan Palestina!’ staat er op een kartonnen miniatuurversie van de bekende Al Aqsa-moskee. De donatiebus staat voor de gesloten deur van de stichting Israa in Rotterdam. Die stichting stelt ‘uw betrouwbare partner voor giften aan Palestina’ te zijn. Maar sinds de politie vorige week het pand binnenviel is de vraag: hoe betrouwbaar is Israa? Kwamen de donaties inderdaad terecht bij hulpbehoevende Palestijnen of ging het geld naar Hamas (…)? De twee mensen die zijn aangehouden zijn [naam 7] (55) en zijn dochter [naam 6] (25). Het huis waar het gezin woont in [woonplaats] is doorzocht, net zoals het kantoor van de stichting Israa (vernoemd naar dochter, die er tevens sinds 1,5 jaar penningmeester is), vlakbij het centrum van Rotterdam. (…)
(…).”
2.10.
Bij brief van 5 september 2023 heeft Rabobank de bankrelatie met [eiseres] per 6 november 2023 opgezegd en aangekondigd dat haar gegevens per
5 september 2023 voor de duur van vier jaar worden opgenomen in het Intern Verwijzingsregister van Rabobank (hierna: IVR). De brief van Rabobank luidt voor zover van belang als volgt:
“(…)
Waarom beëindigen wij de relatie met u?
Wij nemen afscheid van u omdat:
(…) De reden hiervoor is als volgt. U treedt sinds 1 oktober 2016 op als voorzitter van Stichting ISRAA.
In die hoedanigheid wist u, danwel behoorde u te weten, van de activiteiten van voornoemde stichting. Vanwege uw (prominente) rol in deze stichting kunnen de activiteiten van deze stichting u ook in privé worden aangerekend. Derhalve kan de bancaire relatie met u in privé niet worden gecontinueerd.
Wij mogen vragen naar uw bankactiviteiten en de herkomst van de gelden op uw rekening. In onze Algemene Bankvoorwaarden en de Voorwaarden voor betalen en online diensten van Rabobank staat dat u zorgvuldig moet zijn tegenover de bank en ons bepaald informatie en documentatie moet verstrekken als wij die nodig hebben en daarom vragen. (…)
Opzegging
Gelet op het bovenstaande zien wij ons genoodzaakt gebruik te maken van onze opzeggingsbevoegdheid zoals omschreven in artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden. Dat betekent dat wij de overeenkomsten die wij met u hebben opzeggen.
(…).”
2.11.
Bij bezwaarschrift van 3 oktober 2023 heeft(de advocaat van) [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen beëindiging van de bankrelatie en opname in het IVR.
2.12.
In reactie op het bezwaarschrift heeft Rabobank per e-mail van 26 oktober 2023 aan de advocaat van [eiseres] allereerst geantwoord dat zij heeft geconstateerd dat in de opzeggingsbrief van 5 september 2023 een fout is gemaakt waardoor slechts een gedeelte van de opzeggingsgrond (het slotgedeelte) is opgenomen. Rabobank vermeldt dat de opzeggingsgrond die in de brief opgenomen had moeten worden, voor zover van belang, als volgt luidt:
“(…) Al jaren was de bancaire relatie tussen Rabobank en Stichting ISRAA verstoord. De activiteiten die Stichting ISRAA ontplooit, zijn risicovol: er lopen via Stichting ISRAA geldstromen die (via een omweg) in Palestina uitkomen. Deze transacties vallen mogelijk onder sanctiewetgeving. Al jaren stelt Rabobank in het kader van het op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (“Wwft”) verplichte cliëntenonderzoek vragen over de activiteiten en geldstromen van Stichting ISRAA. En al jaren blijkt het ingewikkeld antwoord te krijgen op die vragen: Stichting ISRAA reageert keer op keer ofwel in het geheel niet ofwel te laat, ontwijkend en te summier. Bij herhaling heeft Rabobank aangegeven dat deze houding van Stichting ISRAA heeft gemaakt dat Rabobank het vertrouwen in Stichting ISRAA kwijt is geraakt.
Stichting ISRAA: aanvullende constatering
Daarnaast heeft Rabobank geconstateerd dat Stichting ISRAA opgenomen is op een door het Israëlische National Bureau for Counter Terror Financing (NBCTF) gepubliceerde lijst van partijen die Hamas financieren (…).
Niet alleen wordt Stichting ISRAA met naam en toenaam (…) genoemd, er wordt/werd ook concreet melding gemaakt van het bankrekeningnummer dat Stichting ISRAA bij Rabobank aanhield. (…) ”
Tot slot staat in de e-mail over de opzegging ter afsluiting het volgende:
“Rabobank zegt de relatie met uw cliënte in privé op, omdat zij bestuurslid is van een organisatie die door het Israëlische National Bureau for Counter Terror Financing (NBCTF) is geplaatst op een lijst van partijen die Hamas financieren. Dat zij zelf geen verdachte zou zijn, doet daaraan niets af.
Evenmin is relevant of uw cliënte financieel voordeel heeft genoten van haar bestuursfunctie en/of haar particuliere producten gebruikt zijn voor de activiteiten van Stichting ISRAA.”
2.13.
Op 22 december 2023 is in Trouw een artikel verschenen met de kop “
Stichting Israa hielp weeskinderen in Gaza, gingen donaties ook naar Hamas?
In dit artikel wordt geschreven over vader en dochter [naam 6 en 7] en Stichting ISRAA. Daarnaast wordt er geschreven over de Rotterdammer [naam 8] die de week voor de publicatie van het artikel in Trouw in Duitsland is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij aanslagplannen van Hamas in Europa. Deze man was volgens Trouw tussen 2005 en 2009 secretaris van Stichting ISRAA. Trouw heeft voorts in haar artikel verwezen naar haar gesprek met een anoniem bestuurslid van Stichting ISRAA, die zou hebben verklaard dat de Stichting controleerde of lokale ngo’s niet op internationale sanctielijsten stonden. In het artikel worden de volgende uitlatingen van dit bestuurslid geciteerd:
[ [naam 7] had] “zijn eigen taken had als vrijwilliger”,
[ [naam 7] ] “niet verantwoordelijk was voor het betalingsverkeer”
en
“alle gelden naar Gaza werden gecontroleerd door de penningmeester (…) én minstens één ander bestuurslid.”
In eerdere artikelen van AD en BNR op 4 december 2023 is ook aandacht besteed aan de aanhouding van [naam 8]
2.14.
Bij (schriftelijk) besluit van 27 december 2023, ondertekend door de vier bestuursleden, zijn de bestuursleden van de Stichting vrijwillig teruggetreden en is de Stichting met ingang van 1 januari 2024 overeenkomstig artikel 11 van de statuten ontbonden, met benoeming van een advocaat tot vereffenaar.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Rabobank op straffe van een dwangsom:
  • i) te gebieden de bankrelatie met haar voor onbepaalde duur voort te zetten, en
  • ii) te verbieden haar persoonsgegevens op te nemen in het IVR,
met veroordeling van Rabobank in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
Het privé bankieren van [eiseres] bij Rabobank leidt niet tot enig concreet integriteits- of reputatierisico voor Rabobank. Verder is niet aangetoond dat er enig ander risico is dat opzegging van de bankrelatie rechtvaardigt. De opzegging is dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het standpunt van Rabobank dat [eiseres] als bestuurder van de Stichting moest weten of had behoren te weten van de activiteiten van de Stichting is onbegrijpelijk. De Stichting zelf staat namelijk niet op de
Seizure Listvan het NBCTF, waarnaar Rabobank verwijst. Deze stelling van Rabobank is dus onjuist en kan geen grond vormen voor opzegging. [eiseres] staat zelf ook niet op de lijst. Dat een voormalig vrijwilliger van de Stichting wel op die lijst staat, en dat in het onderliggende besluit wordt verwezen naar de Stichting en het feit dat deze in 2007 op de de
Terrorist Organizations an Unauthorized Assiciations listvan het NBCTF is geplaatst (en omschreven als een “terroristische organisatie”), kan geen grond vormen voor opzegging van de bankrelatie met [eiseres] in privé. Deze lijst wordt niet overgenomen door de Europese Unie en heeft in Nederland geen juridische status. Bovendien staat de Stichting al sinds 2007 op die lijst en vormde dit al die tijd voor Rabobank geen reden tot opzegging. Voorts is de Stichting niet in rechte vervolgd en is het Openbaar Ministerie voornemens de zaak tegen de Stichting te seponeren. De geldstromen van de Stichting waren bovendien inzichtelijk. Een onafhankelijk accountant had de jaarrekeningen van de Stichting goedgekeurd en de Stichting was op weg naar het behalen van het CBF-keurmerk. Er is dus geen sprake van enig concreet risico op overtreding van de Wwft of Sanctiewetgeving. Bovendien, ook al zou de Stichting in rechte worden vervolgd of zijn geplaatst op een lijst, dan nog kan dit niet [eiseres] in privé worden aangerekend. Zij was slechts vrijwilliger met een verwaarloosbare jaarlijkse vergoeding. Voor opzegging van de privérekening is minstens een verband nodig tussen deze rekening en de activiteiten van [eiseres] bij de Stichting. Deze rekening is echter niet gebruikt voor de Stichting en dus ook niet voor enige activiteit die schadelijk is of zou kunnen zijn voor de integriteit of reputatie van Rabobank. [eiseres] en de andere bestuurders zijn ook helemaal niet als verdachte aangemerkt. De reden voor opzegging is dan ook onvoldoende zwaarwegend. De bankrelatie is tot slot rauwelijks opgezegd. [eiseres] was zich van geen kwaad bewust en werd overvallen door de opzegging. Er zijn helemaal geen vragen meer gesteld. Aan de vereiste proportionalisteit- en subsidiariteitstoets is niet voldaan. Tot slot is de Stichting inmiddels ontbonden en [eiseres] is geen bestuurder meer. De opzegging is al met al onrechtmatig geweest.
3.3.
Rabobank voert verweer. Zij geeft als reden voor de opzegging dat zij vanwege haar reputatie, haar gebrek aan vertrouwen en om Wwft- en integriteitsredenen, geen contractuele relatie wil hebben met klanten die als bestuurder betrokken zijn bij een stichting die wordt verdacht van strafbare feiten (die de kern van een integer financieel systeem raken). [eiseres] in de hoedanigheid van voorzitter wist, althans behoorde te weten, van de activiteiten van de Stichting en de activiteiten van de Stichting kunnen haar in privé worden aangerekend door de (prominente) rol die zij in de Stichting vervulde. De bankrelatie met [eiseres] kan dan ook niet worden gecontinueerd, aldus Rabobank.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling of Rabobank bevoegd was de bankrelatie met [eiseres] op te zeggen, geldt het volgende uitgangspunt. De bank heeft op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) de contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. Die opzegging moet echter worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht (die ook is vastgelegd in artikel 2 ABV) op grond waarvan de bank bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem.
4.2.
De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.3.
De vraag ligt voor of vooruitlopend op de bodemprocedure, waarin definitief wordt beslist of Rabobank in deze zaak de contractuele bevoegdheid had om de bankrelatie met [eiseres] te beëindigen, na afweging van alle belangen een voorlopige ordemaatregel tot voortzetting van de bankrelatie moet worden opgelegd.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvoor op basis van de huidige feiten en omstandigheden geen reden is. Het belang van Rabobank bij beëindiging van de relatie moet vooralsnog zwaarder wegen dan het belang van [eiseres] bij voortzetting. Het is dan ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Rabobank van haar opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt. Dit wordt als volgt toegelicht.
Voorgeschiedenis met betrekking tot de Stichting
4.5.
Vooropgesteld wordt dat er sinds het persbericht van het OM (zie hiervoor onder 2.8) duidelijke aanwijzingen zijn voor een link tussen Stichting ISRAA en (geldstromen richting) Hamas. Ook wordt in de
seizure ordervan de Israëlische NBCTF Stichting ISRAA een terroristische organisatie genoemd en staat in de
seizure ordervermeld dat de Stichting bij Rabobank bankiert. Rabobank kon dus, zoals zij terecht stelt, vanaf dat moment niet negeren dat de Stichting door officiële overheidsinstellingen in verband werd gebracht met Hamas. Rabobank stelt terecht dat het niet relevant is of en in hoeverre de lijst van de Israëlische NBCTF is overgenomen door de Europese Unie en in Nederland mogelijk geen “juridische status” heeft. Dit geldt temeer nu Stichting ISRAA in het persbericht van het OM zelf ook wordt verdacht van strafbare feiten en in dat verband een criminele organisatie wordt genoemd. Bovendien verscheen op 28 juni 2023 het artikel in het AD waarin Stichting ISRAA weer in dit verband wordt genoemd (zie hiervoor onder 2.9). Rabobank heeft de relatie met de Stichting inmiddels beëindigd en Stichting heeft zich daartegen niet verzet.
De bankrelatie met [eiseres]
4.6.
Rabobank heeft in september 2023 ook de bankrelatie met [eiseres] opgezegd en zij had hiervoor voldoende reden. [eiseres] is al ruim zeven jaar voorzitter van de Stichting en in die hoedanigheid (met haar medebestuursleden) verantwoordelijk voor het beleid van en de gehele gang van zaken binnen de Stichting (vgl. artikel 2:9 lid 2 BW), daaronder vallen ook de financiële zaken. Dat geldt hier temeer omdat de bestuurders gezamenlijk bevoegd waren en de penningmeester niet alleen geld kon overboeken. De verklaring van [eiseres] ter zitting dat de penningmeester in haar eentje betalingen deed via het internet (met haar pinpas) ontslaat haar – zeker als voorzitter – niet van haar verantwoordelijkheid, integendeel, deze gang van zaken is in strijd met de statuten. Er zijn – naar het zich laat aanzien – jarenlang enorme geldbedragen door de Stichting via een omweg overgemaakt naar Gaza (in het bericht van het OM wordt een bedrag van € 5,5 miljoen genoemd en in het onder 2.13 genoemde artikel in Trouw zelfs € 11,7 miljoen). Mogelijk is (een deel van) dit geld inderdaad bij Hamas terechtgekomen. Ook als [eiseres] hier niets van heeft gemerkt, heeft zij (als voorzitter) in ieder geval te weinig ‘checks en balances’ (zoiets als het in het eerdere kort geding door Rabobank genoemde ‘compliance beleid’) ingebouwd om dit te voorkomen. Dat zij (vooralsnog) niet wordt vervolgd is niet van belang. Het is minst genomen begrijpelijk dat Rabobank met de voorzitter van een stichting die op deze manier in het nieuws is gekomen, geen zaken meer wil doen. [eiseres] heeft haar rol – als vrijwilliger binnen de Stichting – tijdens de zitting ‘klein’ proberen te maken, maar dat ziet de voorzieningenrechter anders. Zij was aanwezig op de zitting van de kortgedingprocedure in 2021 en voerde daar namens de Stichting het woord. Mede op basis van haar verklaring, zoals uit het vonnis blijkt, is aan de Stichting in het vonnis van 1 september 2021 het voordeel van de twijfel gegeven, met name omdat de Stichting toen op korte termijn het CBF-keurmerk verwachtte te krijgen. De Stichting heeft het keurmerk echter nooit gekregen, anders dan [eiseres] tijdens de eerdere zitting heeft doen voorkomen (en kennelijk zelf hoopte) en in de dagvaarding staat vermeld. Tijdens de zitting van dit kort geding is duidelijk geworden dat Stichting ISRAA in het voorjaar van 2023 al aan Rabobank heeft laten weten dat zij haar aanvraag bij het CBF had moeten intrekken omdat zij niet aan de vereisten van het CBF kon voldoen. [eiseres] heeft niet aan de hand van de administratie van de Stichting laten zien, dat het geld wel bij onschuldige weeskinderen is terechtgekomen. Dat zij hiertoe niet in staat is, heeft zij niet gesteld. Dat een onafhankelijk accountant de jaarrekeningen van de Stichting heeft goedgekeurd, zoals in de dagvaarding staat vermeld, is niet gebleken. Onder die omstandigheden kan [eiseres] toch moeilijk volhouden – en heeft zij dat in ieder geval niet (met stukken) aannemelijk gemaakt – dat de geldstromen van de Stichting inzichtelijk zijn.
4.7.
Dat [eiseres] haar privérekeningen niet voor activiteiten van de Stichting heeft gebruikt doet aan dit alles niet af. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan van Rabobank kan niet worden gevergd dat zij de bankrelatie met [eiseres] voortzet. Het is begrijpelijk dat Rabobank het vertrouwen in [eiseres] heeft verloren. Tot slot is voor de belangenafweging relevant dat [eiseres] nog een bankrekening heeft bij een andere bank. Dit betekent dat zij niet verstoken is van deelname aan het financiële verkeer. Daarmee is ook aan de vereiste proportionaliteits- en subsidiariteitstoets is voldaan.
4.8.
Dit alles betekent dat de vordering tot voortzetting van de bankrelatie wordt afgewezen. Nu de opzegging vooralsnog in stand blijft, is er ook geen reden om de registraties in het IVR ongedaan te maken. Deze zijn in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving (de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen en de Algemene Verordening Gegevensbescherming).
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.795,00,
te vermeerderen met de nakosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.795,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 178,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024. [2]

Voetnoten

2.type: GHF