In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de verlening van een omzettingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam beoordeeld. Eiser, woonachtig in Amsterdam, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die het mogelijk maakt om één zelfstandige woonruimte om te zetten naar vijf onzelfstandige woonruimten. Eiser stelt dat de vergunning niet verleend had moeten worden omdat niet voldaan wordt aan de vereiste geluidsnormen. De rechtbank constateert dat de vergunning onder voorwaarden is verleend, die bedoeld zijn om negatieve effecten op de leefbaarheid te voorkomen. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser voldoende heeft aangetoond dat deze voorwaarden in zijn geval niet zijn nageleefd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder al voor de vergunningaanvraag de woning had omgezet in vijf onzelfstandige woonruimten, en dat er al klachten over geluidsoverlast waren ingediend. De rechtbank heeft het college verweten dat het onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geluidsisolatie, met name op de vierde verdieping van de woning, die niet was meegenomen in de geluidsrapportage. Na een inspectie en geluidsonderzoek is gebleken dat de geluidsnormen niet worden gehaald, wat leidt tot de conclusie dat de vergunning ten onrechte is verleend.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en legt het college een dwangsom op. Daarnaast wordt het college veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan eiser wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeert dat de vergunning niet had mogen worden verleend en dat de belangen van de leefbaarheid niet zijn gewaarborgd.