Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
MIH en Lealand,
1.De procedure
- mr. T.H.D. Struycken, advocaat;
- mr. R.J. van Galen, advocaat;
- mr. M.J.H. Orval, advocaat;
- mr. L.D.N. de Baar, advocaat;
- mr. A.V.H. Boitelle, advocaat;
- mr. B. Baaijens, advocaat;
- [naam 1] (bestuurder Lealand);
- [naam 2] (bestuurder Lealand en MIH)
- [naam 3] (waarderingsexpert Grant Thornton UK LLP);
- [naam 4] (herstructureringsprofessional Grant Thornton UK LLP);
- [naam 5] (Executive Vice President, Sustainability and Governance and Chief Legal Officer McDermott International, Ltd.);
- prof. mr. B.A. Schuijling (deskundige);
- [naam 6] (waarderingsexpert);
- A. Burrough (tolk);
- C. Pennings (tolk).
- mr. V.R. Vroom, advocaat;
- mr. S.A. Willigenburg, advocaat;
- mr. M.L. van der Staaij, advocaat;
- mr. M.A.H. Enthoven, advocaat.
- mr. P. Kuipers, advocaat;
- mr. M. Noldus, advocaat;
- mr. B. Fleuren, advocaat.
- mr. F.J.M. Hengst, advocaat;
- mr. J. van der Schrieck, advocaat;
- mr. R.G.A. Elkerbout-Kok, advocaat;
- mr. P. van der Veen, advocaat;
- mr. W. Nijnens, advocaat;
- mr. R. Vriesendorp (Universiteit Leiden).
- mr. I. Spinath, advocaat;
- mr. S.W. van den Berg, advocaat;
- mr. S. Streng, advocaat;
- mr. S. Schreurs, advocaat;
- mr. K.P. Hoogenboezem, advocaat;
- [naam 7] (Value Insights).
- mr. M.A. Broeders (herstructureringsdeskundige);
- mr. M.H.C. Sinninghe Damsté, advocaat;
- mr. H.P. Boekhorst, advocaat;
- mr. M.A. de Kroon, advocaat;
- mr. J. Homan, advocaat;
- [naam 8] (PwC);
- [naam 9] (PwC);
- [naam 10] (PwC);
- [naam 11] (PwC).
2.Samenvatting
“kan in de gegeven omstandigheden de reorganisatiewaarde worden verdeeld zoals is voorzien in de concept akkoorden?”Deze vraag is door de herstructureringdeskundige opgedeeld in drie deelvragen.
Secured Creditorsvoor het ongesecureerde deel van hun vordering anderzijds (in beginsel) op voet van gelijkwaardigheid meedelen in het reorganisatiesurplus (op grond van de
absolute priority rulevan artikel 384 lid 4 sub b Fw).
Secured Creditors, alsook van de vooronderstelling dat de in aanmerking te nemen liquidatiewaarde onvoldoende is om deze vordering volledig te dekken.
Secured Creditorsvoor het ongesecureerde deel van hun vordering anderzijds
in beginselop voet van gelijkwaardigheid dienen mee te delen in een eventueel reorganisatiesurplus.
3.De feiten
engineering- en bouwoplossingen voor de energie-industrie. Haar activiteiten zijn verdeeld over vier
business units:
Secured Credit Agreements.Deze
Agreementshebben een looptijd tot 30 juni 2024 (
maturity date). Zonder verlenging van de looptijd is McDermott verplicht op 27 maart 2024
cash collateralvan 105% van het nominale bedrag van de uitstaande LC’s te stellen als zekerheid.
Secured Credit Agreementszijn te splitsen in (i) termijnleningen (
Term Loans) en (ii) faciliteiten waaronder zogenaamde
letters of creditgesteld kunnen worden (LC-Faciliteiten). Tussen de
Secured Creditorsgeldt een contractueel overeengekomen rangorde.
Practice Statement Letterovergelegd in de aldaar gestarte
Part 26A Companies Act 2006 procedure (Resturturing Plan Procedure). De WHOA-procedure en de procedure in het Verenigd Koninkrijk dienen een vergelijkbaar doel. De beide herstructureringsplannen zijn voorwaardelijk aan elkaar: als de één niet slaagt, kan de beoogde herstructurering in de ander niet worden gerealiseerd. Ook is McDermott een
Chapter 15-proceduregestart in de Verenigde Staten.
Super Senior LC Facility,
Senior LC Facilityen
Escrow LC Facilityieder voor het nominale bedrag van de uitstaande LC’s meegenomen in de totale schuld van McDermott. Deze totale schuld wordt in de Concept Akkoorden ook als uitgangspunt genomen bij de verdeling van de reorganisatiewaarde.
we have concluded that the secured and committed LC facilities are likely to be treated as debt/debt like items in a potential transaction of the Group, with it therefore being appropriate to consider the facilities as relevant debt with reference to the Group’s Enterprise Value”.
midpointvan USD 935 miljoen.
Secured Credit Agreementsvoor het volledige bedrag geheel toegeschreven aan de rechterboom, omdat Lealand als “
borrower” onder deze schuld onderdeel uitmaakt van de rechterboom.
Secured Creditors, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen linker- en rechterboom en dus ook niet wat betreft de allocatie van
liabilitiesjegens de Secured Creditors.
Senior LC Lendersen
Escrow LC Lenders, in het ongunstige scenario breekt de waarde in de klasse van
Super Senior LC Lenders.
Reorganisation valuation reportvan Grant Thornton d.d. 17 januari 2024 (bijlage 18, pag 13 bij de zienswijze van MIH en Lealand) is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“We understand that detailed financial information at the MIH level is not available, therefore the starting point of our estimate of the reorganisation value of MIH is the Group valuation”
4.Het aspectenverzoek van de herstructureringsdeskundige
maturity) van de LC-Faciliteiten bewerkstelligd. Het aspectenverzoek, zoals door de herstructureringsdeskundige ingediend op 15 december 2023, zag mede op dit verlengingsaspect. Bij akte houdende wijziging van het verzoek ex art. 378 Fw heeft de herstructureringsdeskundige zijn verzoek ten aanzien van het verlengingsaspect ingetrokken, omdat de LC Groep, CACIB, de AHG en MIH en Lealand hier overeenstemming over hebben weten te bereiken en de LC Groep zich daarom niet langer tegen de concept akkoorden verzet, waarmee het verlengingsaspect niet langer een aspect is dat in op de voet van artikel 378 Fw aan de rechtbank behoeft te worden voorgelegd. In dit verband heeft de LC Groep haar verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen ex artikel 392 Rv ook ingetrokken. De rechtbank stelt dan ook vast dat het aspect van verlenging van de looptijd (
maturity) van de LC-Faciliteiten op dit moment geen bespreking meer behoeft.
debtof
debt like item). Hierbij wordt de nominale waarde van dit schuldinstrument gealloceerd in de verdeling van de reorganisatiewaarde, vergelijkbaar met bijvoorbeeld een
term loan. Het gevolg hiervan voor de waardering is dat het totale nominale bedrag van uitstaande LC’s meetellen in de kapitaalstructuur als “
debt” en dus drukken op de waarde van de aandelen (
equity value);
equity valuemeegenomen door de kosten (de
fees) die betaald moeten worden voor de LC’s in de operationele cashflow te verdisconteren en voor slechts een zeer beperkt deel van de benutte kredietruimte als schuld (
debtof
debt like item). De LC’s worden dan niet (volledig) als
debt itemgezien, maar slechts voor zover sprake is van (verwachte) trekkingen van enige LC in een reorganisatiescenario.
going concern, waarbij na homologatie de vennootschappen hun verplichtingen gewoon zullen nakomen. Voor de
term lendersbetekent dit dat zij worden terugbetaald; hoofdsom en rente. Voor de LC-verstrekkers betekent dit dat de kosten voor het stellen van LC’s (
LC-fees) door de vennootschappen worden voldaan en dat bij herfinanciering hun risico voor uitstaande LC’s wordt afgedekt door de nieuwe LC-verstrekkers. Alle partijen zijn in hun waarderingen uitgegaan van
going concernin hun waardering, inclusief Grant Thornton. Bij een voortzetting van de Vennootschappen in
the ordinary course, het uitgangspunt bij de bepaling van de reorganisatiewaarde, zullen grootschalige trekkingen van LC’s achterwege blijven. Dit blijkt ook uit de gang van zaken rondom de
Chapter 11-procedure in 2020 en wordt hangende de huidige WHOA-procedure bevestigd. Het volledig meenemen van de LC-faciliteiten als schuld is gelet op die feitelijke omstandigheden niet gerechtvaardigd. McDermott hoeft deze LC’s immers niet (terug) te betalen; het zijn
contingent liabilitiesoftewel voorwaardelijke vorderingen. Pas als een klant een LC trekt, ontstaat enerzijds een verplichting voor de LC-verstrekker om de klant van McDermott te betalen en anderzijds een verplichting voor McDermott om de
issuerterug te betalen (
reimbursement obligation). Juist dat risico is feitelijk nihil bij een
going concern-situatie. Dat
cash collateralzou moeten worden gesteld op 27 maart 2024 is niet relevant in dit kader. Weliswaar is dan sprake van een vordering, maar die vordering is er niet als een akkoord wordt gehomologeerd. Enige schuld ter zake een vordering tot
cash collateralmoet daarom ook bij de bepaling voor de reorganisatiewaarde buiten beschouwing worden gelaten.
LC-
Feesmoeten worden meegenomen als operationele kosten, als onderdeel van de vaststelling van de vrije kasstromen die de basis vormen voor de bepaling de
enterprise value(inclusief de
terminal value). LC’s zijn kosten van operationele aard en dienen derhalve ook meegenomen te worden in de bepaling van de ondernemingswaarde. De bankschuld of andere
cash and debt-like itemskomen vervolgens aan de orde wanneer van
enterprise valuede brug naar
equity valuewordt geslagen. Daarin komen LC’s niet terug. Deze worden immers niet getrokken. Het zijn geen claims.
feesin de jaarrekeningen van vergelijkbare ondernemingen worden verantwoord – als operationele kosten in mindering te worden gebracht om tot de juiste vrije kasstromen te komen, aldus de herstructureringsdeskundige.
enterprise valuevan twee van de vier
business unitsvan McDermott aan MIH te alloceren, namelijk CB&I en Low Carbon Solutions (LCS). De herstructureringsdeskundige volgt deze benadering niet. Hij stelt voorop dat de allocatie tussen de ”linkerboom” en de ”rechterboom” uiterst ingewikkeld is. Daarnaast speelt dat de berekening van de waarde-allocatie van Grant Thornton van de
enterprise valuevan deze twee
business unitsniet of nauwelijks is onderbouwd, dat de groep onder MIH niet beperkt is tot CB&I en LCS en dat blijft gelden dat de
business unitssterk met elkaar verbonden zijn op tal van vlakken (juridisch, fiscaal en operationeel). Zelfs als de waarde van de genoemde twee
business unitskan worden toegekend aan MIH, is daarmee nog niet gezegd dat de waarde van MIH beperkt is tot deze twee business units. Voor een gedegen analyse op MIH niveau is het nodig om de relevante informatie op het niveau van de individuele entiteit te hebben. Het belangrijkste item hierbij is een forecast op entiteitsniveau. De onderneming heeft herhaaldelijk aangegeven dat deze informatie op entiteitsniveau niet beschikbaar is en bovendien ook niet beschikbaar kan worden gemaakt. Benadering op niveau van de entiteit is feitelijk onmogelijk. Verder speelt dat het maken van een onderscheid tussen MIH en de rest van de groep niet beperkt is tot de waarde c.q. de
enterprise value, maar ook ziet op de toebedeling van de schuldenlast. Met uitzondering van de zogenaamde Amazon-faciliteit wijst de onderneming alle schuld toe aan de MIH-groep. Deze schatting is onnavolgbaar. Wederom betreft het hier niet een analyse van Grant Thornton, maar van de onderneming zelf. Lealand is immers de financieringsmaatschappij voor zowel de MIH-groep als de rest van de groep. Ook de rest van de groep is hiervoor aansprakelijk jegens de
lendersen bovendien draagplichtig voor het zelf “genoten” deel van het krediet.
going concern-assumptie. Bij een
going concern-benadering opereren de entiteiten tezamen in het economische verkeer als één onderneming die als geheel functioneert. De verweren van de Vennootschappen, CACIB en de AHG ter zake de
Guaranty Agreementgaan feitelijk over een
default scenariowaarbij de
lendersinderdaad voorgaan op Reficar. In een
going concern-situatie is die situatie niet aan de orde. Het is een misvatting dat Reficar hoe dan ook beter af is met de groepsbenadering, zoals de Vennootschappen doen voorkomen. Ten slotte is in het homologatievonnis in de WHOA-zaak Diebold Nixdorf bevestigd dat in het geval van nauwe verbondenheid de reorganisatiewaarde geconsolideerd behandeld kan worden, aldus de herstructureringsdeskundige.
absolute priority rule) en de rol van artikel 374 lid 3 Fw (bifurcatie) daarbij, deelt de herstructureringdeskundige de conclusies van MIH en Lealand dat hieraan niet kan worden toegekomen, omdat Reficar structureel is achtergesteld. MIH is een holdingmaatschappij en de inkomsten ontstaan uiteindelijk in (andere) operationele werkmaatschappijen. De
Secured Creditorshebben tevens een vordering op die werkmaatschappijen (aangezien deze
guarantorzijn onder de
Guaranty Agreement). Reficar daarentegen heeft slechts een vordering op MIH en CB&I UK. Hierdoor is de claim van Reficar (grotendeels) “structureel achtergesteld”, waardoor het feitelijk zo kan zijn dat – ook in een liquidatiescenario – de vorderingen van de
Secured Creditorsaltijd eerst worden voldaan voordat de vordering van Reficar zal worden voldaan, ongeacht de opbrengsten van de zekerheidsrechten, en dat dus feitelijk niet gesproken kan worden van eenzelfde rangorde, aldus nog steeds de herstructureringsdeskundige.
5.De zienswijze van MIH en Lealand
LC-
Lendersdoorgaan met financieren volgt dat de
LC-Lendersvoor het gehele uitstaande bedrag onder de LC's, nu en in de toekomst aanspraak kunnen blijven maken op de reorganisatiewaarde. Reficar is
out-of-the-money. Maar zelfs als dit anders zou zijn en er na voldoening van de gesecureerde schulden enige reorganisatiewaarde te verdelen zou zijn, gebiedt de redelijkheid nog steeds dat dit verdeeld wordt zoals in de Concept Akkoorden is voorzien. De reorganisatiewaarde wordt immers louter gerealiseerd met de door de gesecureerde schuldeisers gefinancierde reorganisatie. Reficar wordt daarbij niet in haar belangen geschaad, aldus MIH en Lealand. De beoogde verdeling is niet in strijd met de
absolute priority rule.
LC-Lendersde
reimbursementverplichting van McDermott jegens de
LC-Issuerszijn nagekomen, kwalificeert het als onvoorwaardelijke dan wel voorwaardelijke schuld jegens de
LC-
Lenders. Dit onderscheid is voor de verdeling van de reorganisatiewaarde echter niet relevant. In beide gevallen moet de schuld namelijk voor het gehele bedrag worden meegenomen.
secured debten moeten op grond van de wettelijke rangorde eerst worden voldaan voordat een lager gerangschikte schuldeiser recht heeft op betaling of toekenning van waarde.
LC-Issuerszullen hiertoe uitsluitend bereid zijn als zij aanspraak kunnen (blijven) maken op de waarde die McDermott met de verstrekte LC's realiseert. McDermott ontkomt er dan ook niet aan waarde te alloceren aan LC-verstrekkers, aldus MIH en Lealand.
Secured Credit Agreementsleiden niet alsnog (indirect) tot aanspraak van Reficar op de waarde van de gehele groep, aldus MIH.
absolute priority rule.
absolute priority rule, geldt dat geen sprake is van een afwijking van de rangorde “ten nadele van” Reficar, althans dat voor de afwijking een redelijke grond bestaat en Reficar daarmee niet in haar (verhaals)belangen wordt geschaad. De
Secured Creditorshebben voor het ongesecureerde deel van hun vordering in feitelijke en economische zin namelijk niet dezelfde rang als Reficar. Reficar is structureel achtergesteld bij de vorderingen van de
Secured Creditors.
Secured Creditorsin een gesecureerd en ongesecureerd deel, geen aanspraak toekomt. Om het voorgestane akkoord te realiseren zou in dat geval een volledige uitkering op het ongesecureerde deel van de vorderingen van de
Secured Creditorsmoeten worden geboden. Het verschil in behandeling tussen dit "concurrente" deel van de vordering van de
Secured Creditorsen de vordering van Reficar is gerechtvaardigd door het ontbreken van een alternatief waarin een faillissement kan worden voorkomen en Reficar een (hogere) uitkering kan ontvangen. Reficar wordt dan ook niet in haar belangen geschaad, aldus MIH.
6.De zienswijze van de AHG
cash collateralte stellen voor alle dan uitstaande LCs zal daarnaast resulteren in een onvoorwaardelijke vordering van de
Secured Creditorsop de Groep van ongeveer EUR 2 miljard, waaraan zij niet zal kunnen voldoen, aldus de AHG.
out-of-the-moneyin zowel een liquidatie- als een reorganisatiescenario. Daarnaast is de vordering van Reficar op MIH structureel achtergesteld, in die zin dat er geen voor verhaal vatbaar vermogen op het niveau van MIH beschikbaar zal komen totdat alle vorderingen van de
Secured Creditorsintegraal zijn voldaan. Reficar heeft derhalve geen aanspraak op enige waarde op het niveau van MIH. Zelfs indien het ervoor gehouden zou worden dat de reorganisatiewaarde van MIH zodanig is dat de
absolute priority rulezou zijn geschonden, dan geldt dat voor de schending van deze regel een rechtvaardigingsgrond bestaat. Het zijn immers slechts de
Secured Creditorsdie het MIH Akkoord en daarmee realisatie van de reorganisatiewaarde mogelijk maken, wat maakt dat het Reficar Instrument een (meer dan) redelijke toekenning van waarde aan Reficar behelst, aldus de AHG.
7.De zienswijze van CACIB
LC-Facilitieskwalificeren als schuld voor (voorwaardelijk) het hele bedrag waar
LC-Lendersnu of in de toekomst aanspraak op kunnen maken, dat wil zeggen de totale kredietruimte onder de
LC-Facilities. De
LC-Lendershebben een vordering op de Vennootschappen voor vergoeding van trekkingen onder alle gestelde (en in de toekomst te stellen) LC’s. Dit is een concrete aanspraak: per 27 maart 2024 zijn de Vennootschappen verplicht om meer dan USD 2,2 miljard aan
cash collateralte stellen voor alle uitstaande LC’s. Vrijwel alle activa van de Groep zijn verpand aan de
Secured Creditors, onder wie de
LC-Lenders. De reorganisatiewaarde gaat derhalve volledig op aan deze schuldeisers (en niet Reficar), aldus CACIB.
out-of-the-moneyen deelt daarom niet mee in de reorganisatiewaarde van MIH, aldus CACIB.
LC-Lenders(en de andere
Secured Creditorsen de
LC-Issuers)is er simpelweg geen herstructurering van McDermott mogelijk. De voorliggende Concept Akkoorden behelzen het enig haalbare compromis dat op voldoende steun kan rekenen om te worden geïmplementeerd. Reficar wordt door dit compromis niet geschaad omdat zij, als concurrente en structureel achtergestelde schuldeiser (van uitsluitend MIH), niet meedeelt in de reorganisatiewaarde van MIH, aldus nog steeds CACIB.
8.De zienswijze van de LC Groep
9.De zienswijze van Reficar
LC-Lendersin de toekomst integraal worden voldaan.
LC-Lendersintegraal blijft bestaan, terwijl van Reficar wordt verwacht dat zij haar bestaande vordering grotendeels afschrijft, niet gerechtvaardigd is, aangezien dit strijdig is met artikel 374 lid 3 Fw en er geen rechtvaardiging is voor afwijking van de
absolute priority rule, aldus Reficar.
LC-Lenders)
in the moneyzouden zijn. Terwijl de reorganisatiewaarde eind 2023 volgens de (partij)deskundige van McDermott sinds de eerste waardering in september 2023 – in ongeveer vier maanden tijd – nog met enkele honderden miljoenen was gestegen, zouden nu in enkele weken tijd miljarden aan ondernemingswaarde zijn verdampt. Deze ‘update’ is ongefundeerd, onjuist en (dus) ook niet gevalideerd door de (partij)deskundige(n) van McDermott. Deze handelwijze, in combinatie met het feit dat tussen partijen overeengekomen waarderingsprotocollen worden verstoord door McDermott met steeds wisselende, niet onderbouwde prognoses of “
risk assessment adjustments”, maakt dat Reficar de rechtbank in overweging geeft om ex artikel 379 lid 1 Fw ambtshalve te bepalen dat de per 21 december 2023 beschikbaar gestelde informatie dient als
record dateen daarmee als grondslag voor de bepaling van de ondernemingswaarde.
10.De beoordeling
going concern-veronderstelling en de veronderstelling dat met een akkoord de vermogensstructuur van het betreffende bedrijf zodanig verbetert dat er een levensvatbare onderneming ontstaat. De vaststelling van de reorganisatiewaarde is niet zo zeer een juridische exercitie, maar meer een bedrijfseconomische. Mede in dat licht moet worden bezien hoe met LC’s moet worden omgegaan bij de waardering van de onderneming.
cash collateral-verplichting’). Voor zover de vennootschappen niet aan deze verplichting voldoen, hebben zij een schuld aan de LC-verstrekker. Voor niet-getrokken maar wel verleende LC’s of voor (nog) niet-verleende maar wel ter beschikking gestelde LC’s, moeten de vennootschappen een
feebetalen. Voor getrokken LC’s moeten de vennootschappen rente betalen. Voorts geldt dat 95 dagen voor het einde van de looptijd (de ‘
maturity date’) van de LC-faciliteiten de vennootschappen voor uitstaande LC-faciliteiten een bedrag gelijk aan 105% van de uitstaande waarde
cash collateralmoeten storten, ongeacht of LC’s zijn getrokken of niet. Onder de huidige voorwaarden van de LC-faciliteiten zal bij uitblijven van een akkoord op 27 maart 2024 laatstbedoelde
cash collateral- storting moeten worden gedaan. Onderdeel van het akkoord behelst onder meer verlenging van de looptijd van de LC-faciliteiten (en dus opschuiving van de
cash collateral date) met drie jaar.
going concern-veronderstelling waarbij na homologatie van het akkoord een levensvatbaar bedrijf ontstaat. Dit laatste is het ultieme doel van het akkoord. Deze veronderstelling geldt mitsdien ook voor de in het kader van het akkoord spelende bepaling van de reorganisatiewaarde. Uitgaande van de
going concern-veronderstelling is de verwachting dat de vennootschappen bij een succesvol akkoord hun lopende contractuele verplichtingen jegens hun opdrachtgevers zullen nakomen gerechtvaardigd. Bij nakoming van de verplichtingen door de vennootschappen zal in de regel geen sprake zijn van trekking onder de LC-faciliteiten, de LC kan na uitvoering van de werkzaamheden worden teruggeven aan de LC-verstrekker en er ontstaat ook geen vordering (schuld) met renteverplichting op de vennootschappen. De hiervoor beschreven veronderstellingen brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de onder (
ii) genoemde categorie LC’s in het kader van de waarderingsvraag vanuit bedrijfseconomisch oogpunt veeleer moeten worden gezien als operationele kosten en niet als een schuld. Immers, bij reguliere bedrijfsvoering zal het bij het uitvoeren van opdrachten doorgaans niet komen tot trekking van een LC zodat ook geen (reële kans op) schuld aan de LC-verstrekker ontstaat. LC’s gelden als waarborg voor het geval zaken mis gaan. Maar het voert te ver om daar al op voor uit te lopen bij een levensvatbare onderneming die operationeel blijft en haar opdrachten en werkzaamheden blijft uitvoeren als voorheen.
reorganisatiewaardeheeft de juridische duiding van de rechtsverhoudingen slechts beperkte waarde. Het gaat hier om een bedrijfseconomische waardering waarbij met een bedrijfseconomische bril gekeken wordt naar de LC-faciliteiten en waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfseconomische veronderstellingen die gelden na de homologatie van een akkoord.
cash collateral-verplichting voor de afgegeven of ter beschikking gestelde LC-faciliteiten vanaf 27 maart 2024, maakt het voorgaande niet anders. Immers, bij de beantwoording van de vraag wordt uitgegaan van een situatie van
going concern, waarbij – gelet op de thans voorliggende Concept Akkoorden – een voortzetting van de kredietfaciliteiten en een verschuiving van de
cash collateral dateaan de orde lijken te zijn.. Gelet hierop hoeft bij het bepalen van de waarde die naar verwachting gerealiseerd kan worden als het akkoord tot stand komt met deze omstandigheid geen rekening te worden gehouden.
verdelingvan de reorganisatiewaarde, terwijl de onderhavige en door de rechtbank te beantwoorden deelvraag gaat over een andere vraag, namelijk over de wijze waarop de reorganisatiewaarde van de vennootschappen moet worden bepaald. De vraag of de reorganisatiewaarde al dan niet eerlijk wordt verdeeld in het akkoord, is een vraag die pas aan de orde zal komen bij de homologatie.
Valuation Reportsvan 28 september 2023 en 17 januari 2024 stelt dat het management heeft bevestigd dat er geen gedetailleerde informatie op het niveau van de Nederlandse entiteiten beschikbaar is waarop een waardering op dat niveau kan worden uitgevoerd. Daarom heeft Grant Thornton ervoor gekozen de groepswaardering (geconsolideerd) als uitgangspunt te nemen voor de inschatting van de reorganisatiewaarde van MIH. In beide rapporten waarin de inschatting van de reorganisatiewaarde/
Enterprise Valuevan MIH op basis van de waarde zoals bepaald voor de gehele groep is gegeven, heeft Grant Thornton – naar het lijkt – niet duidelijk aangegeven op basis van welke gegevens (en grondslagen/aannames) zij is gekomen tot de geschatte waardering van de reorganisatiewaarde van MIH. Zo stel de herstructureringsdeskundige onweersproken in zijn aspectenverzoek dat Grant Thornton zich bij deze schatting onder meer heeft gebaseerd op een analyse door het management zonder deze analyse ook te hechten aan haar rapportage. Ook de, als bijlage overgelegde jaarrekening 2022, is door McDermott International Limited als een geconsolideerd jaarverslag gepubliceerd.
of in het onderhavige geval bifurcatie als bedoeld in artikel 374 lid 3 Fw aan de orde is en, zo ja;
of een dergelijke bifurcatie alleen een rol speelt bij de indeling in klassen en de daarop volgende stemming, dan wel ook doorwerkt in de verdeling van de reorganisatiewaarde, meer specifiek: of bifurcatie in het onderhavige geval met zich brengt dat Reficar enerzijds en de Secured Creditors voor het ongesecureerde deel van hun vordering anderzijds (in beginsel) op voet van gelijkwaardigheid meedelen in het reorganisatiesurplus (op grond van de absolute priority rule van artikel 384 lid 4 sub b Fw).
Secured Creditors, alsook van de vooronderstelling dat de in aanmerking te nemen liquidatiewaarde onvoldoende is om deze vordering volledig te dekken.
Secured Creditorsin beginsel aan de orde is.
verdeling van de waarde die met het akkoord wordt gerealiseerd, en/of;
Secured Creditorsis achtergesteld en (dus) in geen
enkel scenario haar vordering voldaan zal krijgen.
Secured Creditorskunnen daarmee evenmin in voldoende mate worden overzien.
Secured Creditorsdaarnaast – via de afgegeven garanties – ook een directe vordering hebben op de dochtermaatschappijen van MIH en bovendien een pandrecht hebben op de vorderingen van MIH op haar dochters en op de aandelen die MIH in die dochters heeft. Als gevolg hiervan zou Reficar zich pas op eventuele activa van MIH kunnen verhalen, zodra de vorderingen van de
Secured Creditorsintegraal zijn voldaan.
Secured Creditorsvoor het ongedekte deel van hun vorderingen
in beginselop dezelfde wijze als de overige concurrente schuldeisers, onder wie Reficar, in de verdeling van de reorganisatiewaarde dienen te worden betrokken.
absolute priority rulevan artikel 384 lid 4 sub b Fw, zal voor een dergelijke ongelijke behandeling een redelijke grond moeten bestaan en zal voorts moeten kunnen worden aangenomen dat de bij de afwijking betrokken schuldeisers niet in hun belangen worden geschaad.
Secured Creditorsvoor het ongesecureerde deel van hun vordering anderzijds
in beginselop voet van gelijkwaardigheid dienen mee te delen in een eventueel reorganisatiesurplus.