ECLI:NL:RBAMS:2024:104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
AMS 22/5142 en AMS 23/1103
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van besluiten inzake tijdelijke onderwijshuisvesting van het Cornelius Haga Lyceum door de Rechtbank Amsterdam

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken tussen Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De rechtbank beoordeelde de beroepen van SIO tegen verschillende besluiten van het college met betrekking tot de tijdelijke onderwijshuisvesting van het Cornelius Haga Lyceum (CHL). De rechtbank concludeerde dat de besluiten van het college in stand blijven. De zaak betreft onder andere de afwijzing van aanvragen voor bekostiging van uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting en de toewijzing van een schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat. SIO had eerder een spoedaanvraag gedaan voor bekostiging van de uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting, maar het college had deze aanvragen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college niet verplicht was om de door SIO gevraagde voorzieningen op te nemen in het Onderwijshuisvestingsprogramma 2022, omdat SIO aan het einde van het schooljaar het perceel aan de Naritaweg moet ontruimen. De rechtbank verwierp ook de claims van SIO voor financiële vergoedingen voor gemaakte kosten en stelde vast dat het college op verschillende punten correct had gehandeld. De rechtbank verklaarde de beroepen van SIO ongegrond, wat betekent dat SIO geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/5142 en AMS 23/1103

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 januari 2024 in de zaken tussen

Stichting Islamitisch Onderwijs, gevestigd te Amsterdam, SIO

(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, het college
(gemachtigde: mr. S.M.C. Nuijten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van SIO tegen meerdere besluiten van het college, genomen in verband met de (tijdelijke) onderwijshuisvesting van het Cornelius Haga Lyceum (hierna: CHL).
2. De rechtbank heeft de beroepen op 21 november 2023 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben namens het college deelgenomen: de gemachtigde van het college, mr. M.F.S. Timmermans, [naam 1] (team Onderwijshuisvesting van de gemeente Amsterdam) en [naam 2] (jurist bij de gemeente Amsterdam). De gemachtigde van SIO heeft via een beeldverbinding aan de zitting deelgenomen.

Voorgeschiedenis

3. Het college heeft met ingang van 2017 tijdelijke onderwijshuisvesting aan SIO ter beschikking gesteld aan de Naritaweg in Amsterdam om te kunnen starten met het CHL. Wegens groei van het leerlingenaantal, heeft het college voor het schooljaar 2019-2020 een spoedaanvraag van SIO om de bekostiging van de uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting gedeeltelijk toegekend, namelijk voor een uitbreiding met 665 m². Omdat partijen het niet eens waren over wie het bouwheerschap voor deze uitbreiding op zich zou nemen, kon de uitbreiding niet meer voor de start van het nieuwe schooljaar gerealiseerd worden. Het college heeft daarop de toewijzing ingetrokken en heeft de spoedaanvraag in een andere vorm toegewezen, namelijk door een schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat ter beschikking te stellen. SIO heeft hiervan echter geen gebruik gemaakt.
4. Het college heeft vervolgens de toekenning van het schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat ingetrokken en de spoedaanvraag om de bekostiging van de uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting voor het schooljaar 2019-2020 alsnog afgewezen. Deze beslissing is vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 27 juli 2022. [1] Na deze uitspraak bleef de eerste toekenning voor een uitbreiding met 665 m² in stand, maar hoefde aan dit besluit geen uitvoering meer te worden gegeven. Dit is dus ook niet gebeurd.

Totstandkoming van de besluiten die in geschil zijn

5. Voor het schooljaar 2020-2021 heeft SIO opnieuw een spoedaanvraag gedaan om bekostiging van de uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting op de Naritaweg. Het college heeft bekostiging toegekend voor een uitbreiding van 665 m².
6. Ook voor het schooljaar 2021-2022 heeft SIO een spoedaanvraag gedaan om bekostiging van de uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting op de Naritaweg voor een totaalbedrag van € 308.248,-. Verder heeft SIO het college verzocht om twee voorzieningen op te nemen in het Onderwijshuisvestingsprogramma (OHP) 2022: een voorbereidingskrediet voor de bekostiging van de voorbereiding van de bouw van een nieuw schoolgebouw aan de Naritaweg en een voorziening voor het toekomstbestendig maken van het schoolgebouw.
7. Deze aanvraag en verzoeken zijn gedaan in een periode dat er gesprekken plaatsvonden tussen het bestuur van SIO en vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam over de toekomst van de onderwijshuisvesting van het CHL. Het resultaat van deze gesprekken is vastgelegd in een brief van 29 juni 2021. Onder meer is beschreven dat SIO tijdelijk gebruik zal maken van het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat, naast het gebouw aan de Naritaweg. Ook is er gesproken over nieuwbouw aan de Naritaweg vanaf het schooljaar 2024-2025 en een tijdelijke locatie voor de school tijdens de bouw.
8. Het college heeft met het besluit van 17 augustus 2021 de door SIO aangevraagde bekostiging van de uitbreiding van het gebouw op de Naritaweg voor het schooljaar 2021-2022 afgewezen, maar in plaats daarvan het schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat aan SIO ter beschikking gesteld. Het college heeft daarbij overwogen dat de uitbreiding van het tijdelijke gebouw aan de Naritaweg geen geschikte oplossing voor de huisvestingsbehoefte van SIO is, omdat er daarna op deze locatie geen verdere uitbreidingsmogelijkheden meer zijn. Dit terwijl het leerlingenaantal van het CHL naar verwachting zal blijven groeien. Volgens het college zou een tweede locatie dan alsnog onvermijdelijk zijn, waardoor het uit het oogpunt van kostenefficiëntie niet loont om eerst de Naritaweg uit te breiden. Ook kan een uitbreiding aan de Naritaweg met het oog op de nieuwbouwplannen maar kort blijven staan, waardoor het een relatief dure voorziening zou worden, aldus het college.
9. In hetzelfde besluit heeft het college een bedrag van € 162.500,- aan SIO ter beschikking gesteld ter vergoeding van kosten voor ingebruikname van het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat.
10. De spoedaanvragen van SIO ten aanzien van vergoeding van de voorbereidingskosten voor de uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting, heeft het college met het besluit van 16 augustus 2021 toegewezen tot een bedrag van € 139.944,-. Dit zijn volgens het college noodzakelijke en eerder overeengekomen kosten.
10. Het college heeft de door SIO aangevraagde voorzieningen van een voorbereidingskrediet voor de nieuwbouw en het toekomstbestending maken van het schoolgebouw niet in het OHP 2022 opgenomen.
12. In een brief van 22 december 2021 heeft SIO het college verzocht om gebreken aan het schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat te herstellen en alle kosten die SIO heeft gemaakt en nog zal maken in verband met de ingebruikname van dit schoolgebouw te vergoeden. Ook eist SIO in deze brief dat een cameratoezichtinstallatie zal worden aangebracht, dat de extra personele inzet en hogere schoonmaakkosten vergoed zullen worden en dat de lift gerepareerd zal worden. Het college is niet aan alle eisen van SIO tegemoetgekomen.

Beoordeling door de rechtbank

Huidige stand van zaken
13. Op de zitting is duidelijk geworden dat de plannen zoals deze zijn weergegeven in de brief van 29 juni 2021 gewijzigd zijn. [2] Namens het college is toegelicht dat het op dit moment de bedoeling is dat SIO de tijdelijke onderwijshuisvesting aan de Naritaweg aan het einde van het huidige schooljaar aan de gemeente zal opleveren. Het voorstel van het college is dat het CHL daarna volledig gehuisvest zal worden aan de Reinaert de Vosstraat, omdat dit schoolgebouw voldoende ruimte biedt voor het CHL gelet op het huidige leerlingenaantal. Het college heeft, anders dan eerder het plan was, de ontwikkeling van nieuwbouw aan de Naritaweg zelf ter hand genomen. De reden hiervoor is dat er momenteel te veel onzekerheid bestaat over de ontwikkeling van de leerlingenaantallen van SIO, wat financiële risico’s met zich meebrengt. Er moet nog gestart worden met de planontwikkeling. De verwachting is op dit moment dat er in 2026 gestart kan worden met de bouw, aldus het college.
Waar gaat het SIO in de kern om?
14. De gemachtigde van SIO heeft op de zitting toegelicht dat het SIO in dit geschil in de kern om twee dingen gaat. Allereerst is het voor SIO van groot belang dat zij zekerheid krijgt dat de nieuwbouw aan de Naritaweg er komt en ook daadwerkelijk voor het CHL beschikbaar wordt gesteld. SIO voert in dit kader aan dat het CHL op dit moment te krap is gehuisvest en twee verschillende locaties heeft. Dit heeft volgens SIO zijn weerslag op de groei van de leerlingenaantallen. Daar zou het college meer rekening mee moeten houden in haar besluitvorming, aldus SIO. Daarnaast vindt SIO dat het college in het verleden verkeerde beslissingen heeft genomen over de tijdelijke onderwijshuisvesting van het CHL. Er zijn plannen gemaakt die niet zijn nagekomen. Ook is het schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat geen passende onderwijshuisvesting. Het gebouw kampt bovendien met veel achterstallig onderhoud. Deze zaken hebben SIO veel geld gekost en zij wil daarvoor een financiële vergoeding.
De toekomstige nieuwbouw
15. De rechtbank stelt voorop dat de huidige nieuwbouwplannen in deze procedures niet voorliggen. De rechtbank kan daarover niet oordelen. Wat in deze zaken wel voorligt, is de vraag of het college in het OHP 2022 een voorziening voor een voorbereidingskrediet voor de nieuwbouw en een voorziening voor het toekomstbestendig maken van het schoolgebouw had moeten opnemen.
16. De rechtbank is van oordeel dat het college dit niet heeft hoeven doen. SIO zal aan het einde van dit schooljaar het perceel aan de Naritaweg moeten ontruimen en het is niet meer aan de orde dat zij de bouw van een nieuw schoolgebouw zelf ter hand gaat nemen. SIO heeft daarom geen financiering nodig voor de nieuwbouw. Alleen al om deze reden slaagt de beroepsgrond van SIO die zich richt tegen de vaststelling van het OHP 2022 niet.
Geen financiële vergoeding voor SIO
17. De rechtbank zal vervolgens ingaan op de stelling van SIO dat het college op verschillende punten een financiële tegemoetkoming aan SIO zou moeten betalen. SIO vecht in dat kader onder andere de afwijzingen aan van diverse aanvragen om spoedvoorzieningen die zij in de afgelopen jaren heeft gedaan.
18. De Afdeling heeft in de eerder vermelde uitspraak van 27 juli 2022, en ook daarvoor al in een uitspraak van 21 april 2021 [3] , overwogen dat een spoedvoorziening in de onderwijshuisvesting een fundamenteel ander karakter heeft dan een reguliere voorziening. Bij de spoedvoorziening staat de directe voortgang van het onderwijs voorop. Doel van de spoedvoorziening is een tijdelijke en kostenefficiënte huisvesting van leerlingen en de noodzaak om voor aanvang van het schooljaar in passende huisvesting te voorzien. Een spoedvoorziening voorziet niet in huisvesting op de lange termijn.
19. De rechtbank volgt SIO niet in haar betoog dat het schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat geen passende spoedvoorziening is. Het college heeft duidelijk uitgelegd dat zij vanuit het oogpunt van kostenefficiëntie besloten heeft om het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat voor het schooljaar 2021-2022 als spoedvoorziening aan SIO beschikbaar te stellen, in plaats van de tijdelijke onderwijshuisvesting op de Naritaweg verder uit te breiden. Daar komt bij dat het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat tot 2019 jarenlang is gebruikt als onderwijsgebouw en dus in principe geschikt is voor het geven van onderwijs. Het enkele feit dat er problemen zijn geweest rondom het functioneren van de lift en dat er op enkele plekken nog asbest gesaneerd moest worden, betekent niet dat het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat geen passende spoedvoorziening zou zijn. Deze problemen zijn bovendien inmiddels opgelost. SIO heeft verder in het geheel niet concreet gemaakt welk achterstallig onderhoud volgens haar zou maken dat het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat ongeschikt is als spoedvoorziening. De rechtbank begrijpt weliswaar dat het exploiteren van twee schoollocaties bepaalde uitdagingen voor SIO met zich meebrengt, maar het college heeft toegelicht dat dit niet ongebruikelijk is in een stad als Amsterdam waar de onderwijsvoorzieningen schaars zijn, en dat andere scholen hier ook mee te maken hebben. SIO lijkt in haar betoog uit het oog te zijn verloren dat het hier om een spoedvoorziening gaat, waarbij in korte tijd in een huisvestingsbehoefte moet worden voorzien. Daaraan is inherent dat nu eenmaal niet aan alle wensen en eisen van een school kan worden voldaan.
20. SIO stelt verder dat het college het schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat niet had mogen toewijzen, omdat het college zou hebben toegezegd dat SIO de tijdelijke onderwijshuisvesting aan de Naritaweg mocht uitbreiden met een optopping. Daarover is op zitting uitvoerig gesproken. De rechtbank moet echter vaststellen dat nergens uit blijkt dat hiertoe door het college een concrete toezegging is gedaan voor het schooljaar 2021-2022. Kennelijk leefden er bij SIO bepaalde verwachtingen op dit punt. De wensen van SIO waren op zich ook niet onbegrijpelijk, maar dat is wat anders dan dat sprake was van gerechtvaardigde verwachtingen op grond van het vertrouwensbeginsel. Uit de in het dossier gevoegde gespreksverslagen blijkt niet dat het college dergelijke verwachtingen zou hebben gewekt of concrete toezeggingen zou hebben gedaan. SIO heeft ook niet onderbouwd waar die verwachtingen op waren gebaseerd. Het beroep van SIO op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
21. SIO heeft verder in beroep meerdere gronden aangevoerd die zien op het vergoeden van kosten. Kort gezegd heeft SIO aangevoerd dat zij meer kosten heeft gemaakt dan het college heeft vergoed. De rechtbank overweegt hierover als volgt. SIO heeft op 14 augustus 2021 aan de gemeente een raming gemaild van kosten die zij meent te moeten maken om het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat klaar te maken voor gebruik. Deze raming komt neer op een kostentotaal van € 501.548,-. De gemeente heeft deze kostenraming punt voor punt beoordeeld, zo blijkt uit een e-mail van 17 augustus 2021 in het dossier. Daarin staat per kostenpost gemotiveerd welke kosten wel en niet voor vergoeding in aanmerking komen en waarom. Op basis van deze beoordeling heeft het college in totaal € 162.500,- aan SIO ter beschikking gesteld voor ingebruikname van het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat. Dan resteert een verschil van € 339.048. De vraag is vervolgens niet of voor dat bedrag zinvolle verbeteringen van de bouwkundige staat van het gebouw aan de Reinaert de Vosstraat kunnen worden gerealiseerd. Het gaat immers om de vraag of sprake is van verbeteringen die noodzakelijk zijn in het kader van een spoedvoorziening. Het college meent dat dat niet het geval is en SIO heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het gaat om verbeteringen die in dat kader noodzakelijk zijn. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat het college SIO op dit punt tekort heeft gedaan.
22. Verder meent SIO dat het college de aangevraagde € 308.248,- aan voorbereidingskosten volledig had moeten vergoeden, in plaats van slechts € 139.944,-. SIO voert aan dat zij deze kosten heeft gemaakt vanuit het vertrouwen dat een verdere uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting aan de Naritaweg zou worden gerealiseerd. Met dit betoog borduurt SIO voort op haar beroep op het vertrouwensbeginsel dat hiervoor onder 20. is besproken. Nu dat beroep niet slaagt, kan dat hier niet alsnog leiden tot vergoeding van meer voorbereidingskosten.
23. SIO heeft ook in haar brief van 22 december 2021, zoals reeds benoemd in overweging 12, aan het college verzocht om enkele gebreken aan het schoolgebouw aan de Reinaert de Vosstraat te herstellen en alle kosten die SIO heeft gemaakt en nog zal maken in verband met de ingebruikname van dit schoolgebouw te vergoeden. De rechtbank stelt allereerst vast dat het hierbij om een aantal punten gaat die hiervóór reeds zijn beoordeeld, waarbij de claims van SIO zijn verworpen. De rechtbank heeft daaraan niets toe te voegen. Verder is aan een aantal verzoeken die SIO in deze brief doet inmiddels tegemoetgekomen. Voor de resterende verzoeken geldt dat SIO in beroep niet heeft onderbouwd waarom het college daar aan had moeten voldoen. Deze beroepsgronden van SIO kunnen om deze reden ook niet slagen.

De spoedaanvraag van 4 mei 2020

24. Tot slot voert SIO aan dat het college niet volledig heeft beslist op haar spoedaanvraag om bekostiging van de uitbreiding van de tijdelijke onderwijshuisvesting aan de Naritaweg voor het schooljaar 2020-2021. SIO stelt zich op het standpunt dat zij deze aanvraag op 19 juni 2020 heeft uitgebreid. SIO meent dan ook dat zij wel belang had bij haar bezwaar en dat het college haar om deze reden ontvankelijk had moeten achten in haar bezwaar.
25. De rechtbank volgt SIO niet in dit betoog, omdat nergens uit blijkt dat SIO haar aanvraag heeft uitgebreid. Een stuk van 19 juni 2020 zit niet in het dossier en is ook door SIO niet alsnog overgelegd nadat daar vragen op de zitting over zijn gesteld. Er zit daarentegen wel een e-mail in het dossier van het bestuur van SIO aan de gemeente van 23 juni 2020, waarin wordt bevestigd dat het gaat om een uitbreiding met slechts acht lokalen, zoals ook is toegewezen. In deze e-mail wordt namelijk geschreven door de bestuursvoorzitter van SIO:
‘Nogmaals voor de volledigheid wil ik de spoedaanvraag voor de bekostiging van de uitbreiding op de Naritaweg 30 met de eerste 8 lokalen hierbij nogmaals bevestigen’. De rechtbank kan het betoog van SIO dat de aanvraag zou zijn uitgebreid dan ook niet volgen.
26. Dit leidt tot de conclusie dat het college heeft beslist op de volledige aanvraag van SIO. Overigens heeft SIO ook helemaal niet aangevoerd waarom een ruimere aanvraag (waar dus geen sprake van is) zou moeten zijn toegewezen door het college. Ook op dit punt is het beroep ongegrond.

Conclusie en gevolgen

27. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat SIO geen gelijk krijgt. SIO krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. Vlierhuis, voorzitter, en mr. H.J. Tijselink en mr. J.C.S. van Limburg Stirum, leden, in aanwezigheid van mr. R.G.J. van der Holst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2024.
is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie hiervoor onder 7.