ECLI:NL:RBAMS:2023:9010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
10567283 EA VERZ 23-596
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanzegvergoeding bij beëindiging arbeidsovereenkomst en de verplichtingen van de werkgever

In deze zaak heeft de werkneemster, die werkzaam was bij DHL Aviation B.V., een verzoek ingediend tot veroordeling van haar werkgever tot betaling van een aanzegvergoeding van € 2.839,27 bruto. Dit verzoek is ingediend op 20 juni 2023, nadat haar arbeidsovereenkomst op 31 mei 2023 was geëindigd zonder schriftelijke aanzegging van de werkgever. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2023, waarbij zowel de werkneemster als een vertegenwoordiger van DHL aanwezig waren. De werkneemster stelde dat DHL niet aan de aanzegplicht had voldaan, terwijl DHL betoogde dat zij de aanzegging per e-mail had verzonden naar het zakelijke e-mailadres van de werkneemster.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat DHL op 28 april 2023 mondeling aan de werkneemster heeft meegedeeld dat haar contract niet zou worden verlengd, maar dat DHL niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanzegging per e-mail daadwerkelijk door de werkneemster is ontvangen. De rechter oordeelde dat het risico van het niet ontvangen van de aanzegging voor rekening van DHL komt, aangezien zij had moeten zorgen voor een effectieve communicatie met de werkneemster, die zich op dat moment ziek had gemeld. De kantonrechter concludeerde dat DHL op grond van artikel 7:668 lid 3 BW verplicht was om de aanzegvergoeding te betalen, omdat de aanzegging niet op de juiste wijze was gedaan.

De beschikking werd uitgesproken op 6 oktober 2023, waarbij de kantonrechter DHL veroordeelde tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat DHL direct moet betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10567283 EA VERZ 23-596
beschikking van: 6 oktober 2023
func.: 51306

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen: werkneemster
procederend in persoon
t e g e n

de besloten vennootschap DHL Aviation B.V.

gevestigd te Schiphol
verweerster
nader te noemen: DHL
gemachtigde: mr. M. Van Heloma Lugt

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Werkneemster heeft op 20 juni 2023 een verzoek met producties ingediend, dat strekt tot veroordeling van DHL in betaling van de aanzegvergoeding in de zin van artikel 7:668 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW).
DHL heeft een verweerschrift ingediend, met producties.
Werkneemster heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling nog producties ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 15 september 2023. Werkneemster is in persoon verschenen. DHL is verschenen bij [naam] (HR Manager) en mr. M.R. van Heloma Lugt (legal counsel employment). Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarna is om beschikking gevraagd en is daarvoor een datum bepaald.

Feiten1. Als gesteld en niet (voldoende) gemotiveerd weersproken staat het volgende vast:

1.1.
DHL Aviaton is onderdeel van DHL, een wereldwijde speler op het gebied van bezorging van post en pakketten onder de slogan “
Excellence. Simply Delivered.”
1.2.
Werkneemster is werkzaam geweest bij DHL in de functie van Customs Senior Administrator Clearance, op basis van een contract voor bepaalde tijd dat op 31 mei 2023 is afgelopen. Het meest recente salaris bedroeg € 2.839,27 bruto per maand.
1.3.
Werkneemster is arbeidsongeschikt geweest. In het kader van een re-integratietraject heeft zij gesprekken gehad met de bedrijfsarts, de HRM-afdeling en haar supervisor.
1.4.
In een verslag van de bedrijfsarts naar aanleiding van het spreekuur op 4 april 2023 is geadviseerd om de uren bij DHL weer op te bouwen. Werkneemster zou vanaf 1 mei 2023 weer volledig inzetbaar zijn voor haar eigen werkzaamheden.
1.5.
Op vrijdag 28 april 2023 heeft op het kantoor van DHL een gesprek plaatsgevonden. Daarbij is werkneemster medegedeeld dat haar contract niet zou worden verlengd.
1.6.
Op maandag 1 mei 2023 heeft werkneemster zich om 8.40 uur – via whatsapp – ziekgemeld bij haar supervisor met het volgende bericht:
“Goedemorgen, helaas ben ik ziek geworden. Zou het toch kunnen proberen vanaf huis maar aangezien dat inflexibel wordt gevonden meld ik mij volledig ziek.”
1.7.
Hierop heeft de supervisor rond 11:00 uur per whatsapp gevraagd of werkneemster hem kon terugbellen. Dat heeft zij niet gedaan.
1.8.
Diezelfde dag om 13.55 uur heeft DHL in de persoon van de supervisor een email verzonden naar het werk-emailadres van werkneemster (…@dhl.com), met als onderwerp:
“bevestiging einde contract ondertekeningen”. Daarbij gevoegd is een brief, geadresseerd aan het huisadres van werkneemster, met de schriftelijke aanzegging van het einde van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster wordt in de e-mail gevraagd om de brief te ondertekenen en retour te sturen. Werkneemster heeft niet op deze e-mail gereageerd.
1.9.
Die dag heeft de supervisor rond 17.30 uur per whatsapp nog eens gevraagd of werkneemster hem kon terugbellen. Ook de volgende ochtend op 2 mei 2023 heeft de supervisor in een appbericht gevraagd om telefonisch contact.
1.10.
Op 30 mei 2023 heeft werkneemster haar laptop ingeleverd. Sinds die datum heeft zij geen toegang meer tot haar werkaccounts, waaronder haar zakelijke mailbox.
1.11.
Bij brief van 6 juni 2023 heeft werkneemster DHL gevraagd om een aanzegvergoeding ten bedrage van € 2.839,27 bruto te betalen, omdat DHL niet aan haar aanzegplicht had voldaan. DHL heeft dit bedrag niet betaald.

Het geschil

2. Werkneemster vordert dat DHL wordt veroordeeld tot betaling van € 2.839,27 bruto aan aanzegvergoeding. Dat bedrag is DHL volgens werkneemster verschuldigd omdat DHL na het gesprek van 28 april 2023 niet schriftelijk heeft bevestigd dat het contract van werkneemster niet zou worden verlengd.
3. DHL heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij heeft aangevoerd dat zij wel aan de aanzegplicht heeft voldaan. Op 1 mei 2023 heeft zij per e-mail een brief aan werkneemster gestuurd, waarin werd bevestigd dat het contract niet zou worden verlengd. Deze e-mail is naar het zakelijke e-mailadres van werkneemster gestuurd. DHL mocht van werkneemster verwachten dat zij haar werk-email zou bijhouden en dat de brief haar daar zou bereiken. Uit het whatsapp-bericht van werkneemster blijkt dat zij in op 1 mei 2023 in staat was om thuis te werken. Van haar mocht op basis van goed werknemerschap worden verwacht dat zij haar laptop zou openen. Zij had de e-mail dus kunnen en moeten lezen. De aanzegging betreft een eenzijdige rechtshandeling, het verzoek om ondertekend retour te sturen diende enkel een administratief doel.
Daarbij komt dat werkneemster zich per whatsapp had ziekgemeld. Het is beleid bij DHL dat je een ziekmelding telefonisch moet doen. Als werkneemster had gebeld, had DHL haar in dat telefoongesprek kunnen wijzen op de aanzegbrief.

Beoordeling

4. Vaststaat dat op 28 april 2023 mondeling aan werkneemster kenbaar is gemaakt dat haar arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Ook staat niet ter discussie dat DHL op grond van artikel 7:668 BW over dit niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst werkneemster uiterlijk een maand voor de einddatum schriftelijk moest informeren. Beoordeeld moet worden of DHL met de e-mail van 1 mei 2023, gericht aan het zakelijke emailadres van werkneemster, aan deze verplichting heeft voldaan.
5. Deze vraag moet worden beantwoord tegen de achtergrond van artikel 3:37 BW. Dit artikel bepaalt in lid 3 dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. De verklaring heeft ook werking als deze de persoon niet heeft bereikt, maar dat het gevolg is van het eigen handelen van die persoon, of van een omstandigheid die voor risico komt van de persoon zelf. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door de geadresseerde is ontvangen.
6. In beginsel worden geen strikte eisen aan het schriftelijkheidsvereiste van de aanzegging gesteld. Zo is in eerdere rechtspraak al geoordeeld dat een aanzegging per whatsapp, waarop door de werknemer was gereageerd, volstaat. Dat de aanzegging in deze procedure per e-mail is verstuurd, is in beginsel dus geen bezwaar.
7. Werkneemster heeft echter betwist dat zij de e-mail met de aanzegging heeft ontvangen. Op grond van artikel 3:37 BW is het in dat geval aan DHL om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat de aanzegging door DHL is verzonden naar een adres waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat werkneemster op dat adres kon worden bereikt en dat de aanzegging daar ook is aankomen (Zie HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104,
NJ2013/391 (
Centavos/Stichting Nieuwenhuis)).
8. Volgens DHL heeft werkneemster ervoor gekozen om haar e-mail niet bij te houden of te lezen, terwijl zij daartoe in staat was en nog onder contract stond van DHL, hetgeen voor risico van werkneemster moet komen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan DHL echter even goed worden tegengeworpen dat DHL heeft gekozen voor het versturen naar het zakelijk emailadres van werkneemster, zonder bericht van ontvangst. Naast verzending per e-mail stond aan DHL als werkgeefster, en natuurlijk als wereldwijde bezorger van post en pakketten, een scala aan manieren ten dienste om ervoor te zorgen dat werkneemster de aanzegbrief daadwerkelijk zou ontvangen. Bovendien had de supervisor op de dag van het verzenden van de e-mail nog contact met werkneemster per whatsapp. Een simpel appje dat werkneemster haar zakelijke e-mail zou moeten checken vanwege een belangrijk bericht is achterwege gebleven. Dat had wellicht het risico kunnen doen omslaan naar werkneemster, als zij desondanks haar zakelijke e-mail niet zou lezen.
9. Aan het feit dat werkneemster zich enkel per whatsapp heeft ziek gemeld, verbindt de kantonrechter geen consequenties. Het moge zo zijn dat DHL beleid voert dat een ziekmelding telefonisch moet worden gedaan, daarop heeft de supervisor werkneemster echter niet gewezen in de whatsappcorrespondentie. Bovendien heeft DHL niet met zoveel woorden betwist dat werkneemster ziek was. DHL heeft enkel gesuggereerd dat er eerder emotie dan medische beperkingen bij werkneemster speelde. Onbetwist staat echter vast dat werkneemster daarvoor ook al arbeidsongeschikt is geweest en dat er een re-integratietraject heeft plaatsgevonden voordat werkneemster bij advies van de bedrijfsarts van 4 april 2023 pas per 1 mei 2023 weer volledig arbeidsgeschikt werd gemeld. De kantonrechter concludeert dan ook op basis van de per whatsapp gedane ziekmelding dat werkneemster volledig arbeidsongeschikt was op 1 mei 2023.
10. DHL kon naar het oordeel van de kantonrechter niet zonder meer van werkneemster verlangen dat zij tijdens haar ziekte haar zakelijke e-mail zou checken en lezen. Dit vloeit niet voort uit de algemene verplichting op grond van artikel 7:611 BW zich als een goed werknemer te gedragen. Evenmin volgt die verplichting uit 7:660a BW, op basis waarvan een werknemer mee moet werken aan re-integratie. Het lag veeleer op de weg van DHL om haar werkneemster die ziek thuis zat, ook in privé schriftelijk te berichten, per mail op het privéadres, per whatsapp of op een andere van het eerdergenoemde scala aan manieren. Het besef daarvan bij DHL lijkt ook wel aanwezig te zijn geweest, gezien de adressering van de aanzegbrief op het thuisadres van werkneemster. Daadwerkelijke bezorging van de schriftelijke aanzegging bij werkneemster kan echter niet worden vastgesteld. Het risico daarvan komt voor rekening van DHL. DHL is op grond van 7:668 lid 3 BW één maandloon aan werkneemster als aanzegvergoeding verschuldigd. De kantonrechter zal DHL daartoe veroordelen.
11. De kantonrechter verklaart de beschikking ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad op grond van artikel 288 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit betekent dat de uitvoering van de beschikking direct kan plaatsvinden en dat een eventueel hoger beroep niet hoeft te worden afgewacht. Op grond van artikel 289 Rv spreekt de kantonrechter een veroordeling in de proceskosten uit ten laste van DHL, nu zij in het ongelijk wordt gesteld. Dit betreft, naast het vastrecht, een forfaitair bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.
BESLISSINGDe kantonrechter :
I. veroordeelt DHL tot betaling aan werkneemster van een bedrag van € 2.839,27 bruto;
II. veroordeelt DHL in de kosten van de procedure aan de zijde van werkneemster, begroot op een bedrag van (€ 244,00 vastrecht + € 50,00 reis-/verblijf-/verletkosten = ) € 294,00;
III. wijst het meer of anders verzochte af;
IV. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
deze beschikking is gegeven door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.