ECLI:NL:RBAMS:2023:9009

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
738350
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De Raad had verzocht om de minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], onder toezicht te stellen en hen uit huis te plaatsen vanwege een dreigende uithuiszetting uit hun huidige verblijfplaats, een hotel. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag heeft, heeft zich verzet tegen de uithuisplaatsing en heeft aangegeven dat zij bezig is met het vinden van een huurwoning. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de minderjarigen afzonderlijk gehoord en hebben zij aangegeven dat zij het goed hebben bij hun moeder en niet uit elkaar willen worden gehaald. De rechtbank heeft de voorlopige ondertoezichtstelling bekrachtigd, maar het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende grond was voor een uithuisplaatsing, gezien de omstandigheden en de mogelijkheid dat de moeder binnen afzienbare tijd een woning kan vinden. De rechtbank heeft de Raad opgedragen om verder onderzoek te doen naar de situatie van het gezin en de zaak opnieuw te behandelen voor 30 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/738350 / JE RK 23-538 (ots en uhp)
Zaaknummer C/13/738257 / JE RK 23-533 (vots)
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een bekrachtiging voorlopige ondertoezichtstelling, onder toezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen Raad,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2005 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2007 in [geboorteplaats 2] , Verenigd Koninkrijk,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats 2] , Verenigd Koninkrijk,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
advocaten mr G.M. Haring en mr. M. van der Kroon.
De kinderrechter merkt als informant aan: de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • een spoedbeschikking van 18 augustus 2023 waarbij de kinderen voorlopig onder toezicht zijn gesteld van de GI voor de duur van drie maanden tot 18 november 2023;
  • een verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 augustus 2023, houdende een verzoek om de GI te machtigen de minderjarigen met spoed uit huis te plaatsen;
  • brief met producties van 28 augustus 2023 van de advocaat van de moeder.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door voornoemde advocaten, vergezeld van hun kantoorgenoot mr. W. Albers;
  • een tolk Twi voor de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de drie minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
  • oma mz.
1.3.
De drie minderjarigen zijn allen afzonderlijk door de rechtbank gehoord.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.

3.De verzoeken

3.1.
Raad handhaaft het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van drie maanden met benoeming van de GI als uitvoerende instantie. Daarnaast heeft de Raad ter zitting mondeling een verzoek tot ondertoezichtstelling verzocht van de minderjarigen voor de duur van zes maanden, uit te voeren door de GI.
3.2.
Tevens verzoekt de Raad primair om de GI te machtigen tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van de voorlopige onder toezichtstelling, voor [minderjarige 3] in een crisis pleeggezin danwel jeugdhulpaanbieder en voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij een jeugdhulpaanbieder. Subsidiair verzoekt de Raad ter zitting dit verzoek aan te houden.
3.3.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
Ter onderbouwing van het verzoek tot uithuisplaatsing voert de Raad aan dat de Raad wil voorkomen dat de kinderen aanwezig zullen zijn bij de dreigende uitzetting van de kinderen uit het hotel op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam.

4.De standpunten

4.1.
De drie minderjarigen hebben ieder afzonderlijk verklaard dat zij het goed bij hun moeder hebben, het niet leuk in het hotel vinden, dat zij bij elkaar willen blijven en niet uit elkaar willen worden gehaald.
4.2.
De advocaat van moeder, mr. Van der Kroon, bepleit een afwijzing van de verzoeken omdat het onderzoek door de Raad onvoldoende is geweest. De verzoeken van de Raad zijn niet danwel onvoldoende onderbouwd. De Raad heeft de kinderen hierover ook niet gesproken. De kinderen doen het goed op school. Er is geen sprake van onrust, instabiliteit of gevaar voor de ontwikkeling van de kinderen. Ook als er een vonnis tot ontruiming ligt, kan een ontruiming onrechtmatig zijn. Een uithuisplaatsing is buitenproportioneel. De moeder weigert geen hulp en zorgt ook niet voor een onveilige opvoedsituatie. De moeder en de minderjarigen hebben een warme en veilige band met elkaar.
4.3.
De moeder gaat ter zitting akkoord met de verzochte (voorlopige) toezichtstelling. De moeder verzet zich tegen de uithuisplaatsing van de minderjarigen. Zij wil nog de kans hebben om een huurwoning te vinden. Zij doet al drieënhalf jaar haar best om een geschikte huurwoning te vinden.
4.4.
Namens de GI is verklaard dat de moeder meewerkt aan de hulpverlening en dat er (nog) geen vaste gezinsmanager is.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de rechtbank tot het oordeel dat de spoedbeslissing tot een voorlopige ondertoezichtstelling op goede gronden is genomen op de voet van de artikel 1:257 juncto 255 van het Burgerlijk Wetboek. Deze beslissing zal als na te melden worden bekrachtigd. Gebleken is dat er sprake is van een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Deze is gelegen in het langdurig verblijf in een hotelkamer voor de moeder en de minderjarigen, welke omstandigheden in strijd zijn met de belangen van de minderjarigen. Er is onvoldoende levensruimte voor ieder van hen. Het betreft een omgeving waar de minderjarigen geen vriendjes en vriendinnen kunnen ontvangen en het in de lijn der verwachting ligt dat zij zich niet goed zullen kunnen concentreren op hun school.
5.2.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen aanhouden, met als opdracht aan de Raad om meer onderzoek te doen naar de omstandigheden van het gezin, de kinderen te spreken en de doelen van een eventuele verdere ondertoezichtstelling te formuleren.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen dient te worden afgewezen. Hiertoe bestaat op dit moment geen danwel onvoldoende grond . De noodzaak om de kinderen uit huis te plaatsen en weg te halen bij hun moeder is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank begrijpt de zorgen van de Raad. Vooralsnog is er echter geen datum van ontruiming van het gezin uit de hotelkamer bekend en lijkt de ontruiming dus niet actueel. Gelet op de hetgeen namens moeder naar voren is gebracht en de daarbij overgelegde producties is niet uit te sluiten dat de moeder binnen afzienbare tijd, mogelijk al binnen zes weken, een woning zal vinden en zal de gemeente haar mogelijk dat respijt geven. Bij een toewijzing van het verzoek is bovendien ongewis waar de minderjarigen geplaatst zullen worden, bij elkaar of afzonderlijk van elkaar, ver van school. Veel vragen liggen open. De rechtbank ziet geen noodzaak om de minderjarigen op stel en sprong bij hun moeder weg te halen. Hun onderlinge band lijkt goed, moeder maakt de indruk coöperatief te zijn. Mochten er nieuwe feiten aan het licht komen dan staat het de Raad vrij om – desgewenst – een nieuw verzoek tot uithuisplaatsing in te dienen. Dat moet dan grondiger zijn onderbouwd.
5.4.
De rechtbank wijst moeder er nog op dat zij op alle manier dient mee te werken aan de hulpverlening en dat zij open en eerlijk hierbij dient te zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met nummer C/13/738257 / JE RK 23-533 (vots)
6.1
handhaaft de beschikking van 18 augustus 2023 houdende een voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] tot 18 november 2023 uit te voeren door de Stichting Leger des Heils, gevestigd te Alkmaar;
In de zaak met nummer: C/13/738350 / JE RK 23-538 (ots en uhp)
6.2
houdt het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen aan;
6.3.
bepaalt dat de zaak
vóór 30 november 2023weer zal worden behandeld met oproeping van de Raad, de GI, de moeder en haar advocaat;
6.4.
wijst het verzoek van de Raad tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] af;
In beide zaken:
6.3.
verklaart deze beschikking voorzover mogelijk tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023 door mrs. E.M. Devis, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. G.S. Crince le Roy en M.I. Heyning, rechters, tevens kinderrechters, in aanwezigheid van mr. P.J. Penders als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2023 .
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.