Beoordeling in conventie en in reconventie
8. Gelet op de samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen deze hieronder gezamenlijk beoordeeld worden.
9. [gedaagde] voert aan dat zij een schriftelijke huurovereenkomst heeft gesloten met [eiseres] en verwijst ter onderbouwing naar de door haar overgelegde foto’s van een door haar in rood schrift opgesteld contract. [eiseres] betwist dat zij een schriftelijke huurovereenkomst met [gedaagde] is aangegaan.
10. De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat een schriftelijke huurovereenkomst is gesloten tussen [eiseres] en [gedaagde] . Weliswaar heeft [gedaagde] foto’s van een door haar opgesteld contract overgelegd, maar dit contract is niet ondertekend door [eiseres] en [gedaagde] heeft gelet op de betwisting door [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat zij dit contract samen met [eiseres] heeft doorgenomen en dat [eiseres] vervolgens akkoord is gegaan met de inhoud daarvan. De inhoud van het contract staat dan ook niet vast. Gelet hierop kan niet worden uitgegaan van de in de hierin genoemde afspraken.
11. Voor de totstandkoming van een huurovereenkomst is (in een geval als het onderhavige) vereist dat de betrokken partijen overeenstemming hebben bereikt over de essentiële onderdelen van een huurovereenkomst, zoals de persoon van de huurder, het huurobject, de duur van de huurovereenkomst, de ingangsdatum en (de wijze van betaling van) de huurprijs. Niet in geschil is dat [eiseres] in de periode van 7 februari 2022 tot en met 7 mei 2022 in de woning van [gedaagde] heeft gewoond en [eiseres] in ieder geval voor de maanden februari en maart 2022 de huur van € 450,00 per maand aan [gedaagde] heeft betaald. Hiermee is komen vast te staan dat er een (mondelinge) huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is gesloten.
12. [eiseres] stelt dat zij een waarborgsom van € 900,00 aan [gedaagde] heeft betaald, maar heeft dit niet met stukken onderbouwd. [gedaagde] heeft dit ook betwist en aangevoerd dat [eiseres] een waarborgsom van € 450,00 heeft betaald. Nu partijen in geschil zijn over de hoogte van de betaalde waarborgsom, draagt [eiseres] de bewijslast van haar stelling dat zij een bedrag van € 900,00 aan borg heeft betaald. Dit bewijs is niet door [eiseres] geleverd. Aangezien [eiseres] geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan, zal [eiseres] niet tot nadere bewijslevering worden toegelaten. Dit betekent dat wordt uitgegaan van het verweer van [gedaagde] en dat er van wordt uitgegaan dat [eiseres] (slechts) € 450,00 aan borg heeft betaald aan [gedaagde] en dit dus niet heeft teruggekregen bij het einde van de huurovereenkomst.
Teruggave waarborgsom
12. De kantonrechter stelt bij de beoordeling van de onderhavige vorderingen voorop dat bij aanvang van de huur geen beschrijving van woning is opgemaakt zoals bedoeld in artikel 7:224 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Voor die situatie bepaalt de tweede volzin van artikel 7:224 lid 2 BW dat de huurder, behoudens tegenbewijs, wordt verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst. Het ligt daarom op de weg van [gedaagde] om voldoende gemotiveerd te stellen en zo nodig te bewijzen, dat de woning bij de oplevering aan het einde van de huur in rechtens relevante mate in slechtere staat was dan bij aanvang van de huur.
13. [eiseres] heeft ter zitting erkend dat zij de matrasovertrekken heeft weggegooid. Daarmee staat vast dat [gedaagde] schade heeft geleden. Nu de kantonrechter geen aanknopingspunten heeft voor de hoogte van de schade, zal hij van zijn bevoegdheid gebruik maken deze schade te schatten. Deze schade wordt naar redelijkheid geschat op € 50,00. [eiseres] heeft ook erkend dat de door [gedaagde] overgelegde foto’s van de fles met urine, van haar vriend is. Dat [eiseres] een fles met urine heeft achtergelaten op het balkon is onfatsoenlijk, maar dat [gedaagde] hierdoor schade heeft geleden, is niet gebleken.
14. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet voldoende bewijs als bedoeld in artikel 7:224 lid 2 BW heeft geleverd ten aanzien van de overige schadeposten. [gedaagde] heeft bij Conclusie van Antwoord verschillende foto’s overgelegd van de woning, maar niet duidelijk is wanneer deze foto’s zijn gemaakt zodat geen vergelijking kan worden gemaakt met de beginsituatie van de huur. Verondersteld moet daarom worden dat [eiseres] de woning heeft ontvangen in dezelfde staat als deze bij het einde van de huurovereenkomst is opgeleverd. Bovendien heeft [gedaagde] niet inzichtelijk gemaakt, laat staan onderbouwd of en zo ja, welke bedragen zij heeft besteed aan het herstel van de woning.
15. De stelling van [eiseres] dat zij de huur van de maand april 2022 heeft betaald, gaat niet op. [eiseres] heeft geen betaalbewijs overgelegd waaruit blijkt dat zij in april 2022 de huur heeft voldaan. Nu [eiseres] de verschuldigdheid van de huur over april 2022 onvoldoende heeft betwist, wordt de door [gedaagde] gevorderde huurachterstand over deze maand toegewezen.
16. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat [eiseres] de huurovereenkomst heeft opgezegd. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat partijen de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden hebben beëindigd. Dit volgt onder meer uit de door [eiseres] overgelegde Whatsapp correspondentie met de partner van [gedaagde] (zie 1.3 tot en met 1.5) en uit het feit dat [gedaagde] op 30 april 2022 tegen [eiseres] heeft gezegd dat zij weg kon gaan als ze dat wilde (zie 1.9). Dit betekent dat geen sprake is van een opzegtermijn en de overeenkomst op 7 mei 2022 rechtsgeldig is geëindigd.
17. Niet gebleken is dat [eiseres] de huur van 1 mei 2022 tot en met 7 mei 2022 heeft betaald. [eiseres] dient voor deze zeven dagen van mei 2022 een bedrag van € 105,00 (zeven maal € 15,00 per dag) te betalen.
18. De vorderingen van [gedaagde] om [eiseres] te veroordelen tot betaling van een boete van € 250,00 ten aanzien van het ontvangen van bezoek en tot betaling van een boete van € 450,00 vanwege het vroegtijdig opzeggen van de huurovereenkomst worden afgewezen, nu de boetes gebaseerd zijn op bepalingen uit een schriftelijke huurovereenkomst waarvan het bestaan niet is komen vaststaan terwijl de kantonrechter al eerder geoordeeld heeft (zie 16.) dat partijen in onderling overleg de huurovereenkomst hebben beëindigd.
Buitengerechtelijke kosten
21. De door [eiseres] gevorderde buitenrechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar omdat niet is voldaan aan artikel 6:96 lid 6 BW. Hiertoe wordt het volgende overwogen. [gedaagde] heeft de ontvangst van de sommatiebrieven gemotiveerd betwist door erop te wijzen dat zij ten tijde van belang in België woonde. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om bewijs aan te dragen voor haar stelling dat [gedaagde] haar brieven daadwerkelijk heeft ontvangen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] dit heeft nagelaten. Gesteld noch gebleken is dat de brieven door [eiseres] aangetekend (met handtekening retour) zijn verstuurd of dat op andere wijze kan worden vastgesteld dat [gedaagde] de brieven werkelijk heeft ontvangen.
22. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] de waarborgsom mocht verrekenen met de schade en de huurachterstand. De vorderingen in conventie worden daarom afgewezen. In reconventie wordt een bedrag van € 155,00 (€ 50,00 aan schade matrasovertrekken, € 450,00 aan huur april 2022 en € 105,00 aan huur van 1 tot en met 7 mei 2022 in aftrek van € 450,00 aan borg) toegewezen.
23. Gelet op de uitkomst van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.