ECLI:NL:RBAMS:2023:8800

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
C/13/739553 / HA RK 23-289
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning in bestuursrechtelijke procedure wegens mogelijke partijdigheid van de rechter

Op 27 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de wrakingskamer, een verzoek tot verschoning toegewezen dat was ingediend door mr. L.Z. Achouak El Idrissi, bestuursrechter bij de rechtbank Amsterdam. Het verzoek was ingediend in het kader van een aanhangige zaak onder kenmerk AMS 23/2466, waarbij de rechter betrokken was. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat een procespartij of procesdeelnemer deel uitmaakt van de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van de rechter, wat aanleiding gaf tot het verzoek tot verschoning.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. De rechtbank oordeelde dat er een geobjectiveerde vrees bestond dat de rechter de zaak niet onpartijdig kon behandelen, mede gelet op aanbeveling 2 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak. Deze aanbeveling stelt dat een rechter geen zaak mag behandelen waarbij iemand uit zijn kennissenkring als procespartij is betrokken.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot verschoning toegewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer AMS 23/2466 WOZ zal worden voortgezet voor een andere rechter. De beslissing is gegeven door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het onder rekestnummer C/13/739553 HA RK 23/289 ingeschreven verzoek tot verschoning ingediend door:
mr. L.Z. Achouak El Idrissi, bestuursrechter bij de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij de afdeling Publiekrecht van de Rechtbank te Amsterdam is onder kenmerk AMS 23/2466 een zaak aanhangig die is toegewezen aan de rechter.

2.Het verzoek

2.1.
Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat het de rechter bij de mondelinge behandeling is gebleken dat een procespartij of procesdeelnemer deel uitmaakt van de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of er sprake is van de in artikel 8:15 van de Awb genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uit voormelde bepaling valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van (het vertrouwen in) de rechterlijke onpartijdigheid.
3.3.
De rechtbank oordeelt dat de geobjectiveerde vrees kan ontstaan dat de rechter de zaak niet onpartijdig kan behandelen, gelet op hetgeen de rechter aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd en voorts mede gelet op aanbeveling 2 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak (de rechter behandelt geen zaak waarbij iemand uit zijn kennissenkring als procespartij is betrokken). Gelet daarop wordt het verzoek toegewezen.
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning toe en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer AMS 23/2466 WOZ wordt voortgezet voor een andere rechter;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:20 Awb wordt toegezonden aan:
 de bij de zaak betrokken partijen;
 de rechter.
Aldus gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en mr. A.W.J. Ros, leden, op 27 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.