ECLI:NL:RBAMS:2023:8682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
23-022222
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift inzake inbeslaggenomen elektrische fiets met gashendel

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende de inbeslagname van een elektrische fiets met gashendel. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Sculic, had op 4 september 2023 een klaagschrift ingediend na de inbeslagname op 7 juli 2023. Het Openbaar Ministerie had op 25 september 2023 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt en de zaak werd op 21 december 2023 in openbare raadkamer behandeld. De klager stelde dat de inbeslagname onterecht was, omdat de fiets zijn enige vervoermiddel was en er geen duidelijke grond voor de inbeslagneming was opgegeven.

De officier van justitie, mr. C.P. Staal, verzet zich tegen de teruggave van de fiets en heeft aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de voortzetting van het beslag niet langer gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie gedurende vijf maanden geen beslissing heeft genomen over de vordering van onttrekking aan het verkeer van de fiets, wat niet voldoet aan de eis van proportionaliteit. De rechtbank concludeert dat de klager recht heeft op teruggave van de inbeslaggenomen fiets, omdat er geen ander belang is dat de teruggave in de weg staat.

De rechtbank heeft de teruggave van de elektrische fiets gelast, waarbij is opgemerkt dat de klager de fiets had aangeschaft voor een bedrag van € 1.350,- en dat verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer hoogst onwaarschijnlijk is. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter mr. P.L.C.M. Ficq, met mr. M. van Randeraat als griffier. Tegen deze beslissing staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na dagtekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
raadkamernummer : 23/022222
datum : 21 december 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1998 te Onbekend,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M. Sculic, advocaat te Rotterdam
Oudedijk 170A, 3061 AR Rotterdam,
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 7 juli 2023 onder klager in beslag is genomen: een elektrische fiets (met goednummer 6367321).

Procedure

Het klaagschrift is op 4 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand op 25 september 2023 zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 21 december 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de klager, de advocaat, mr. M. Sculic en de officier van justitie, mr. C.P. Staal, op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een elektrische fiets (met goednummer 6367321).
Namens de klager is aangevoerd dat onduidelijk is gebleven waarom de fiets in beslag is genomen. Een grond voor de inbeslagneming ontbreekt dan ook. Daar komt bij dat de fiets voor de klager zijn enige vervoermiddel is.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen fiets aan de klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet. Door het Openbaar Ministerie kan enerzijds worden gevorderd dat de fiets wordt onttrokken aan het verkeer en anderzijds – in het kader van de vervolging van de klager – kan verbeurdverklaring van de fiets worden gevorderd.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. De klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan de klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Verbalisanten zien de klager op 7 juli 2023 rijden op een elektrische fiets met gebruik van een (verboden) gashendel. Op 27 juni 2023 is de klager gewaarschuwd. Hem is toen duidelijk gemaakt dat een volgende keer een proces-verbaal zal worden opgemaakt en de fiets in beslag genomen kan worden.
Door de officier van justitie is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie kan vorderen dat de fiets wordt verbeurd verklaard of wordt onttrokken aan het verkeer. De rechtbank stelt daarmee vast dat door het Openbaar Ministerie thans nog niet is gekozen welk strafvorderlijk belang wordt gediend met de inbeslagneming in de onderhavige zaak.
Voor zover is aangevoerd dat de fiets kan worden verbeurd verklaard, dient de rechtbank te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen fiets zal verbeurd verklaren. De rechtbank is van oordeel dat dit hoogst onwaarschijnlijk is en neemt daarbij in aanmerking dat de klager de fiets heeft gekocht voor een aankoopbedrag van € 1.350,-. Verbeurdverklaring van de fiets staat in dit geval niet in verhouding tot het feit dat de klager wordt verweten en zou daarmee een te zware straf opleveren. Het strafvorderlijk belang verzet zich op dit punt niet tegen teruggave van die fiets.
Voor zover is aangevoerd dat de fiets kan worden onttrokken aan het verkeer, dient de rechtbank te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen fiets zal onttrekken aan het verkeer. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De in beslag genomen fiets (die (deels) bediend kan worden door middel van een gashendel, zonder te trappen) moet worden aangemerkt als een bijzondere bromfiets in de zin van artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994 (vgl. rechtbank Den Haag dd 1 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1690). Een bijzondere bromfiets moet door de minister zijn aangewezen voor gebruik op de openbare weg. Het blijkt niet dat deze fiets zo’n aanwijzing heeft. Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat de fiets niet is aangewezen en op grond van artikel 20h WVW niet is toegelaten op de openbare weg. Nu redelijkerwijs is aan te nemen dat de klager de fiets daarvoor wel wil gebruiken, zodat het ongecontroleerde bezit van de fiets in strijd is met het algemeen belang, concludeert de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de fiets zal worden onttrokken aan het verkeer. Voortduring van het beslag kan dan ook een strafvorderlijk belang dienen.
De vraag is vervolgens of voortduring van het beslag proportioneel is. De rechtbank stelt vast dat al sinds 7 juli 2023 beslag rust op de inbeslaggenomen fiets. Het Openbaar Ministerie heeft in de periode die daarna is verstreken geen beslissing genomen met betrekking tot het strafvorderlijk belang dat met deze inbeslagneming wordt gediend. Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat het OM zich nog beraad op de vraag of onttrekking aan het verkeer zal worden gevorderd.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat het aantal elektrische fietsen die voorzien zijn van een gashendel en gebruik maken van de openbare weg inmiddels sterk is toegenomen. In deze situatie mag van het Openbaar Ministerie worden verwacht dat het beleid ontwikkelt ten aanzien van het beslag en het vorderen van de onttrekking aan het verkeer van deze voertuigen, welk beleid wordt gecommuniceerd zodat gebruikers weten welk justitieel risico zij lopen door deze fietsen op de openbare weg te gebruiken.
Het in een incidenteel geval in beslag nemen en gedurende vijf maanden in beslag houden, zonder tot een beslissing komen ten aanzien van het vorderen van onttrekking aan het verkeer van het voertuig, voldoet niet aan de eis van proportionaliteit. De voortzetting van het beslag is daarmee niet langer gerechtvaardigd.
Nu klager beslagene is en niet iemand anders redelijkerwijs als rechthebbende kan worden beschouwd, zal de rechtbank teruggave aan klager gelasten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegronden
gelast de teruggaveaan de klager van een elektrische fiets (met goednummer 6367321).
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.