ECLI:NL:RBAMS:2023:8677

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
13/127065-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van België; detentieomstandigheden en gelijkstelling met Nederlander

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko, werd verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat er een risico bestaat dat hij zijn verblijfrecht in Nederland verliest bij een veroordeling in België. De rechtbank heeft deze stelling onderschreven en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander.

Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in België beoordeeld. Eerder was er een algemeen gevaar vastgesteld voor onmenselijke of vernederende behandeling in Belgische detentie-instellingen. Echter, op basis van garanties van de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon in een humane omgeving zal worden gedetineerd, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling na overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan en de afgifte van in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te bevelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/127065-23
Datum uitspraak: 16 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 12 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 mei 2023 door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [woonplaats],
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 november 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. I. Azarkan, advocaat in Roosendaal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
De raadsman heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het onderzoek is op de zitting van 16 november 2023 met toestemming van de officier van justitie en raadsman van de opgeëiste persoon enkelvoudig gesloten, omdat ten tijde van de zitting van 2 november 2023 de detentiegarantie nog niet was ontvangen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek, afgeleverd door Filip Decorte, onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, op 16/05/2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid; Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander omdat uit het bericht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 24 oktober 2023 blijkt dat de verwachting bestaat dat de opgeëiste persoon zijn verblijfrecht zal verliezen als hij in België voor het onderhavige strafbare feit wordt veroordeeld.
Oordeel van de rechtbank
De opgeëiste persoon heeft niet de Nederlandse, maar de Marokkaanse nationaliteit. Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW in dat geval zijn voldaan aan de volgende vereisten:
de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
de opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten genoemd in het EAB;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De rechtbank stelt vast dat uit het IND-advies van 24 oktober 2023 blijkt dat het bij een veroordeling voor het strafbare feit dat in het EAB is omschreven in beginsel mogelijk is dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht in Nederland verliest. Bij die beoordeling is ook meegewogen dat de opgeëiste persoon in Nederland al meerdere keren voor verschillende misdrijven is veroordeeld.
Gelet op deze informatie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de opgeëiste persoon niet de verwachting bestaat dat hij zijn recht op verblijf in Nederland niet verliest als hij in België wordt veroordeeld voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen. Omdat daarmee niet is voldaan aan de derde voorwaarde voor gelijkstelling, behoeven de eerste twee voorwaarden geen bespreking. Dat betekent dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander.

6.Weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Op 6 oktober 2023 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden van de Federale overheidsdienst Justitie te Brussel de navolgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Gent indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Hieruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 49 en 50 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. B. van Galen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.